-
14 december 2010
Nummer
Plaats van handeling: een kantoor van sociale zaken en werkgelegenheid.
Ik moet iets afleveren op de eerste verdieping. Terwijl een schaamteloos geeuwende onderuitgezakte loketman me ongeïnteresseerd een ontvangstbewijs toeschuift, hoor ik ineens vanuit de benedenverdieping een mannenstem opklinken. Ik ga nieuwsgierig de trap af; één van de beveiligers van de eerste verdieping snelt me al voorbij.
In de centrale hal loopt een man heen en weer, omringd door drie beveiligers. De man is boos. Hij vertelt op luide toon aan alle aanwezigen dat hij al maanden bezig is zijn contactpersoon ervan te overtuigen dat sozawe onterecht elke maand automatisch geld van zijn rekening haalt. Hij heeft gebeld, gemaild, geschreven - nooit een reactie gekregen. Daarom is hij nu hier om te proberen zijn contactpersoon persoonlijk te spreken. Helaas: 'Dat kan alleen op afspraak', heeft hij net te horen gekregen.
De boze man weet niet meer waar hij het zoeken moet van frustratie. ‘Jullie willen nooit mijn naam weten, alleen mijn burgerservicenummer en mijn klantnummer! Ik ben geen mens voor jullie, ik besta helemaal niet!"
Alle administratieve medewerkers op de begane grond doen inderdaad of de boze man er niet is – ze negeren hem straal.
De boze man vloekt niet, dreigt niet, gebruikt geen geweld. Toch begint één van de beveiligers aan zijn arm te trekken.
‘Blijf van me af, je bent niet bevoegd me aan te raken!’ roept de boze man. De beveiliger laat hem los, maar blijft pal tegenover hem staan – er is maar een paar centimeter tussen hen in. Een andere beveiliger praat nu op de boze man in, om ‘Even samen ergens anders te gaan staan’. Daar trapt de boze man niet in, hij weet kennelijk dat samen ergens anders staan het einde van zijn actie betekent.
Inmiddels is hij wel in een hoek gedreven, omgeven door beveiligers. Ik zie dat hun aantal is aangegroeid tot acht – waarvan zes met kale koppen.
"Waarom gaan jullie geen écht werk doen? Ga als bakker aan de slag, dan maken jullie je tenminste nuttig!’, roept de boze man. ‘Wat staan jullie nou met z’n allen om me heen? Ik doe toch niks? Ik praat alleen maar! Doe effe normaal zeg!’
Ik kijk op ruime afstand toe, samen met twee mannelijke ‘cliënten’. Ze durven niet te bewegen, hun gezichten staan roerloos. Ik zie angst in hun ogen.
Ik besluit de boze man te gaan steunen en loop naar hem toe. Één van de beveiligers blokkeert mijn weg en beveelt:
‘Mevrouw, u moet hier weg!’.
‘Hoezo?’ wil ik weten. ‘Dit is een openbaar gebouw!’
‘Hoort u bij deze man? Bent u familie van hem?’
Een dergelijke vraag heb ik al eens eerder van een beveiliger te horen gekregen. Ook een onderdeel van hun strategiearsenaal, klaarblijkelijk.
‘Dat gaat u niets aan’, zeg ik.
‘Mevrouw, ik ga niet met u in discussie. Ik zeg u dat u het gebouw moet verlaten.’
Ik ga niet met u in discussie… nog zo’n strategieformule.
Hij gaat met zijn kleerkastlijf pal voor me staan, zodat ik de boze man bijna niet meer kan zien.
‘Ik blijf hier gewoon staan’, zeg ik.
Intussen is die ene beveiliger wéér bezig om aan de arm van de boze man te trekken.
Er komt nu iemand bij, waarschijnlijk het ‘hoofd beveiliging’. Hij stapt tussen de boze man en de handtastelijke bewaker in en spreekt op vaderlijk-corrigerende toon tegen zijn beveiliger: ‘Ga jij maar opzij, blijf maar van hem af’.
Dat doet vermoeden dat er wel eens rake klappen zijn gevallen.
Het ‘hoofd beveiliging’ de-escaleert nu zijn mensen een stapje terug.
‘Jullie moeten allemaal van me afblijven!’ roept de boze man. ‘Bel de politie maar, eerder ga ik niet weg!’
‘De politie is allang gebeld’, seint het hoofd beveiliger stiekem naar zijn troepen.
Dan ziet de boze man mij. ‘Ik sta achter uw actie’, zeg ik. Hij is blij met mij en ik krijg het hele verhaal te horen. De beveiligers luisteren onaangedaan mee.
Als hij uitverteld is, zegt één van de beveiligers alleen maar: ‘U krijgt straks een pandverbod’.
‘Dat is alleen geldig als het uitgevaardigd is door de rechterlijke macht!’ roept de man boos.
Dan stappen er twee agenten binnen. ‘Wat is er aan de hand?’ De boze man loopt onmiddellijk met hen mee een stukje verderop de hal in.
Ik sta in twijfel: wat zal ik doen? Me als getuige melden bij de politie?
Daar voel ik eigenlijk niet zo veel voor. Voor ik het weet, zit ik ook op het bureau – verdacht van medeplichtigheid, verstoring van de openbare orde of niet opvolgen van bevelen van de beveiliging. Voor ik het weet heb ik een aanklacht aan mijn broek…
Dus glip ik naar buiten, waar de agenten hun busje slordig op de stoep hebben geparkeerd. Als ik mijn fiets van het slot haal, zie ik een beveiliger de deur uit komen rennen. Zoekt hij mij? Ik wacht het niet af en rijd weg.
Nóg meer macht aan beveiligers:
Minister Opstelten heeft het openbaar ministerie verzocht een drie keer hogere straf te vorderen voor gepleegd geweld tegen medewerkers met een publieke taak.
Zie rijksoverheid.nl
De branche voor beveiligers lobbyt bij het ministerie van Veiligheid en Justitie over meer bevoegdheden voor particuliere beveiligers om geweld te gebruiken.
Zie Trouw