-
02 mei 2015
Oorlogsherinneringen
Mijn vader had in zijn portefeuille een fotootje van de door het Duitse leger (?) in maart 1943 afgebrande Scheveningse pier. Soms liet hij het zien als een verborgen schat, wie kon immers de foto gemaakt hebben? Na zijn dood in 1977 vonden we in zijn onderduikkast - onder de vloer gebouwd, waar hij weken lang tijdens en na de grote razzia in Den Haag van 21 november 1944 zat en lag - een grote stapel illegale kranten: De Waarheid en Het Parool, plus vervalste persoonsbewijzen en voedselbonnen.
Ook de waaier van littekens op zijn rechter schouder, naar zijn zeggen het bevredigende resultaat van een "amateur chirurg in de stad", toonde een verborgen oorlogsleven. Dat begon als sergeant op de Grebbeberg en eindigde met een sik die mijn moeder zo mooi vond. Over verzet viel nooit een woord, maar naar Duitsland ging hij noch tijdens noch na de oorlog.
Mijn herinneringen gaan over de periode 1943-1945. Een keuze, niet eerder opgeschreven, wel verteld. Meerdere malen en ook nog eens aangevuld door anderen, dus zijn ze vertekend. De laatste jaren springen ze tijdens de herdenkingsdagen in mijn hoofd. Dit jaar eerst na de ergernis over het Volk en Vaderland (weekblad van de NSB, tot 2023 als naam van een persorgaan verboden), waarvoor Teeven zei vol trots gewerkt te hebben. Een paar weken later versterkt door de toeristische kiekjes in de krant van warm ontvangen, lachende Duitse officieren in Volendam. Meer 'zwart' dan 'grijs'.
Ome Henk
Het waren de eerste jaren van de lagere school die, las ik toevallig, vorig jaar is gesloopt om een paar honderd meter verder in het Haagse Laakkwartier onder dezelfde naam als nieuwbouw te herrijzen. De sluiting van de school door het gebrek aan kolen tijdens de lange hongerwinter heb ik van horen zeggen, wel is daarmee verklaard dat ik veel op straat bivakkeerde. Op lege treinwagons bij een rangeerterrein en rond de door V1-raketten die uit het Rijswijkse Bos veel te vroeg gillend naar beneden donderden gesneuvelde huizen.
Een eerste herinnering heeft altijd iets raadselachtigs gehouden. Ik speelde regelmatig met Alex die aan de overkant woonde, ook bij hem thuis. Op één of andere manier wist ik van zijn inwonende ome Henk die ik nooit gezien had. Tot de keer dat we op de zolder gerommel hoorde en een flits van ome Henk zagen. Alex vertelde dat hij zich voor vreemden verstopte. Op een ochtend stapte ome Henk een kleine legerwagen in, de straat was in rep en roer, Alex en ik stonden een paar meter verderop.
Ome Henk is niet meer teruggekomen, een doodsbericht kwam nog in de oorlog. In de buurt hing iets schimmigs, eigen schuld van ome Henk, zijn gele ster had hij ook al niet gedragen. Eenzelfde sfeer van halve verdachtmaking viel de familie Mok ten deel die in juni 1945 na twee jaar zich opnieuw in haar oude woning aan het einde van de straat vestigde. Het bordje "Poetsdoekenindustrie Holland" was op de deur blijven staan.
Groenteboer
Op de dag van de razzia in Den Haag vroeg ik mijn moeder naar 'papa', er was onrust in huis en op straat. Hij was wel meer dagen lang weg, maar deze keer voelde ik zijn aanwezigheid. Ik keek zelfs in de schoorsteen en bij een gammele stellage in de schuur. We woonden in een huis met een vrije hoek die ruimte bood aan een naar de lucht gericht kanon, waarbij twee soldaten hoorbaar stonden te kletsen. Door het raam zag ik lange rijen mannen en jongens lopen met zakken, tassen en hoeden. Ook de groenteboer van de andere hoek die de week daarop veertig jaar zou worden, de oppakgrens. Hij had dat de Unteroffizier gemeld en die garandeerde hem een dag na zijn verjaardag weer thuis te zullen zijn. Maar zelfs die week zou hij niet halen na een Engels bombardement in de buurt van Hamburg. Ons huis was door zijn afwijkende ligging naast een portiek overgeslagen, maar dat was pas weken later echt duidelijk.
Erna
Minder door latere lezingen beïnvloed, is de overleving van mijn zeven jaar oudere zuster. Een vriendinnetje, buurmeisje - Erna - was in 1944 verhuisd naar het Bezuidenhout. Voor het eerst zou mijn zuster bij Erna een weekeinde logeren. Mijn vader zou haar zaterdagmorgen vroeg brengen. Lopend, een dik uur, ik mocht mee. Onderweg bleef hij op het Rijswijkseplein met een paar mannen staan praten. Mijn zus was merkbaar ongeduldig. Wat verlaat naderden we om negen uur de Schenkkade. Daar begon de chaos van gierende vliegtuigen, knallende bommen, zwarte rookwolken, geschreeuw, vaag wegrennende mensen; de eerste aanvalsgolf.
De tweede - we schuilden onder een viaduct - volgde een minuut of tien later. De Engelse bommenwerpers kwamen op die derde maart 1945 uit vliegbases in het bevrijde Noord-Frankrijk en Antwerpen. In plaats van de V2-raketinstallatie in het Haagse Bos troffen ze een coördinaat verder de mooie woonbuurt het Bezuidenhout. Erna en haar ouders behoorden tot de 550 doden. Later reed ik op de fiets naar huis van het Lyceum aan de Bezuidenhoutseweg op dringend verzoek van mijn zuster vaak door de verscheurde plattegrond, waarin onder andere de straat van Erna nooit is teruggekomen.
Alex
Over de door een Duitse kogel gedode jongen met het zelf geschreven kartonnen bord "Ik ben een plunderaar" ga ik nog eens met Alex praten. Het was een dag na de razzia en een half uur na de strooptocht door vrouwen in een winkel van De Gruyter. We gingen er samen heen. Het lijk bleef de hele dag op straat liggen. Dan kunnen we het ook hebben over Dolle Dinsdag, een paar maanden eerder, 5 september 1944. Alex, een al lange slungel, was door een paar man omhoog getild om onder een dol gejuich met een mes het affiche "Wees Dapper, wordt Stormer" van een aanplakzuil weg te krassen. Later vertelde hij me dat het niks te maken had met de aangekondigde bevrijding, het was de wraak van ome Henk.