-
14 april 2024
Ongebruikelijk en wenselijk
Mijn bijdrage van 26 februari jongstleden begon met Best ongebruikelijk bij Konfrontatie, deze keer aandacht voor de vakbeweging. De redactie vroeg mij naar een mogelijke verklaring voor deze constatering. Eerlijk gezegd was het meer een indruk, een veronderstelling. Wilde ik op dit verzoek ingaan, was een onderzoekje naar de thema's van de afgelopen maanden wel het minste wat ik kon doen. Dat werd een terugblik tot 1 januari 2023. Eén keer, 26 oktober vorig jaar, las ik een oproep deel te nemen aan (mede) door de FNV georganiseerde demonstraties. Van Rob Lubbersen, collega redactielid van webzine Solidariteit. 'Ongebruikelijk' is dus niet uit de lucht gegrepen.
Ook in de papieren uitgave van Konfrontatie, vanaf 1991, was de vakbeweging zelden een thema. Haar links-radicale geschiedenis verbond zich meer aan sociale bewegingen en actiegroepen. Dat geldt tot en met vandaag, zij het met veelal andere aangrijpingspunten. Hoewel niet het resultaat van een uitgesproken beleid, is het gebruikelijk dat de vakbeweging daar buiten valt. Wanneer een bijdrage daarmee breekt, is dat geen vergissing, maar gerichte aandacht aan andere mogelijkheden en soms praktijken die de vakbeweging bevat. En dat was de kern van mijn eerdere beschouwing "Over de vakbeweging" van 26 februari. Daarin wordt gesproken over het dubbelkarakter van de vakbeweging. Twee strijdende functies (...), de behartiging van arbeidsbelangen kan zich verbinden met verzet tegen het maatschappelijk systeem. Tegen bijvoorbeeld de privatisering van de winsten, sociale ongelijkheid, seksisme en klimaatvervuiling. Werken aan deze verbinding kan samengevat worden als het streven 'naar een strijdbare vakbeweging'. Aanpassing gaat over in een tegenmacht.
Potentiële tegenmacht
De praktijk van een vakorganisatie als tegenmacht is geen dagelijkse kost. Zeker niet voor de Nederlandse vakbonden. Traditioneel bevestigen zij in overlegstructuren met de staat en/of ondernemers de bestaande maatschappelijke verhoudingen - ingroei genoemd. In ieder geval aanzienlijk vaker dan die verhoudingen aan te vallen, bijvoorbeeld op de werkvloer of op straat. Mede daardoor is de vakbeweging gevoelig voor centralisme en bureaucratie die regelmatig botsen met de behoefte aan zeggenschap van leden. Als dat gebeurt, nemen zij initiatieven als 'actiegroep' binnen de bond in het bedrijf die op een werkonderbreking of staking kunnen uitlopen.
Mede door de defensieve ingroei van de laatste jaren, bijvoorbeeld meegaan in de flexibilisering, maakt het ledenbestand een halvering door. In de afgelopen tien jaar een daling naar 1,4 miljoen leden en een organisatiegraad van 37 naar 17 procent. Met name jongeren blijven steeds meer buiten de vakbeweging. Ondanks de devaluatie van het begrip 'crisis' is het niet overdreven daarmee de Nederlandse vakbeweging te typeren.
Helaas blijft ook deze neergang buiten de bijdragen aan Konfrontatie digitaal. En dat bij een toenemende invloed van ondernemers op het overheidsbeleid en de sociaaleconomische verhoudingen. En alsof dat niet genoeg is: bij spectaculair stijgende winsten neemt de 'union busting' toe: de verjaging van de vakbonden uit het bedrijfsleven. Met name door de (uitzend)ondernemers die met de arbeidsmigratie de basis leggen voor de huidige economische groei en werkgelegenheid. Terwijl ze klassiek uitbuiten, kijken ze minzaam toe hoe deze en andere 'buitenlanders' door extreemrechts worden vernederd als de kwaal der kwalen. De fervente vakbondsuitdrijving laat zien hoe ondernemers op voorhand de mogelijke tegenmacht van de vakbeweging trachten uit te schakelen. Zelfs wanneer van een strijdbare vakbeweging slechts incidenteel sprake is.
Ervaringen
Nu de ongebruikelijke aandacht bij Konfrontatie (digitaal) voor de vakbeweging en haar sociaaleconomische positie wel is aangetoond, vergt een verklaring meer.
Lidmaatschap is uiteindelijk een individuele keuze en gezien ik slechts enkele van de huidige deelneemsters en deelnemers aan Konfrontatie ken, grijp ik terug op mijn inmiddels meer dan een halve eeuw ervaring als vakbondslid. Overigens nooit in een bezoldigde positie. Behalve actief in de plaatselijke afdeling en arbeidssituatie (jongerenwerk en onderwijs) was ik betrokken in de vakbondsscholing van haven- en industriearbeiders en samenwerking met organisaties en groepen buiten de bond (de 'brede' vakbeweging). Bovendien schreef ik daarover.
Heel vaak kon ik uit die vele contacten begrijpen dat lidmaatschap vaak zijn oorsprong vindt in gezin/familie, de omgeving waar je opgroeit en de 'aangetroffen' vakbondsactiviteiten op de arbeidsplaats. Zo waren bijvoorbeeld mijn vader en moeder actief vakbondslid en was de eerste vraag die ik van een collega op de lagere technische school in 1962 hoorde: "Ben je al vakbondslid".
Dat is uiteraard niet de enige weg naar de vakbond, in 'revolutionair links' zijn er regelmatig perioden dat het lidmaatschap van een bond gewenst is en meer dan dat: actief lid zijn kan een voorwaarde zijn.
Of dergelijke ervaringen in meer of mindere mate bij de Konfrontatie-collega's een rol spelen, kan ik niet beoordelen. Daarom (eindelijk) terug naar de inhoud van hun bijdragen. Terecht worden starheid en benepen overorganisatie in organen en instituties aangeklaagd (verdinglijking). Leden stellen daar zelforganisatie tegenover. Ook kan uit een soms expliciete anarchistische visie elke deelname aan staatsstructuren verworpen worden. Afwijzing van de vakbeweging kan daarvan deel uit maken. Als dat het geval is, zou aandacht aan vakbonden op anarchistische grondslag - in onder meer Frankrijk en (in het verleden) Nederland - een aardige pleister op de wonde zijn.
Om tot slot een mogelijk misverstand te voorkomen. Bijdragen die (niet) over de vakbeweging gaan, zijn even gewenst als alle andere.