Skip to main content
  • 30 oktober 2007

Vertrouwen is goed...

Eindredactie

Hoe voelt de gemiddelde officier van Justitie in Italië zich als hij de rechtszaal betreedt? Als de 'wanhoop gezeten achter een schrijftafel,' in de woorden van Bruno Tinti, officier van Justitie in Turijn en gespecialiseerd in witteboordencriminaliteit. Tinti heeft zijn frustraties van zich afgeschreven in het boek ‘Gescheurde Toga"s’, waar het NRC van 23 oktober uitgebreid aandacht aan besteedt. Tinti beschrijft in geuren en kleuren de juridische verloedering van Italië, met verve ter hand genomen door Silvio Berlusconi. Een ‘schokkend, ongelooflijk en soms lachwekkend relaas,’ aldus de NRC. Over inefficiënte en corrupte rechters en aanklagers. Over jaren slepende rechtsprocedures. Over rijken die vrijuit gaan en armen die de cel indraaien. En over de politieke bemoeienis met het recht. Berlusconi zorgde er eigenhandig voor dat hijzelf en zijn zakenvrienden niets te vrezen hadden van justitiële onderzoeken. Maar ook nu de sociaaldemocraat Prodi aan de macht is, verandert er niets wezenlijks. Prodi durft de wetten van Berlusconi niet terug te draaien en bedient zich inmiddels van dezelfde praktijken: toen een onderzoek naar Prodi en zijn minister van Defensie werd opgestart in verband met zwendel met Europese subsidies, zorgden de bewindslieden ervoor dat de al te doortastende officier van de zaak werd gehaald.

Moeten we ons daar druk over maken? Ja. Want in Europa wordt hard gewerkt aan de totstandkoming van één Europese justitiële ruimte. Hoeksteen van dat beleid is het interstatelijk vertrouwensbeginsel, in de EU praktisch vertaalt in een systeem van wederzijdse erkenning. Dat komt er op neer dat alle rechtsstelsels van de EU-lidstaten als gelijkwaardig aan elkaar worden beschouwd. Het is in die redenering dan ook niet langer noodzakelijk om besluiten van buitenlandse rechters, rechter-commissarissen, officieren van justitie of politiefunctionarissen te controleren. We zijn immers állemaal keurige democraten, gebonden aan de spelregels van de democratische rechtsstaat. Dus als een andere EU-lidstaat om uitlevering vraagt, dragen we de gevraagde persoon zonder verder te zeuren gewoon direct over. We gaan er voor het gemak maar vanuit dat die buitenlandse autoriteiten een nette zaak hebben en dat de verdachte een net proces krijgt. Hetzelfde geldt voor bewijsmiddelen: als een buitenlandse officier aan Nederland vraagt om een huiszoeking te verrichten en spullen in beslag te nemen, doen we dat gewoon. Daar zullen die buitenlandse autoriteiten vast wel een goed onderbouwde, legitieme reden voor hebben. Voor de uitwisseling van allerlei gevoelige politie-informatie, vingerafdrukken, DNA-gegevens en verkeersgegevens gaan de sluizen ook wagenwijd open: u vraagt, wij draaien.

Italië is niet de enige rotte appel in de Europese justitiële mand. Over vrijwel elk land zijn voorbeelden te vinden van corruptie, dubieuze opsporingsmethoden, mensonterende bajesomstandigheden, rammelende bewijsvoering, minimale rechtsbijstand en gerechtelijke dwalingen. Maar dat mag de pret niet drukken. Die ene Europese justitiële ruimte zal er komen. Omdat de politiek dat wil. En dus is de politieke afspraak gemaakt dat alle rechtsstelsels principieel even goed zijn, ook al wijst de praktijk uit dat dat een fata morgana is. En dus zal het boek van de Italiaanse magistraat niet alleen in Italië op rotsige bodem vallen, maar ook in Europa. De karavaan moet verder. Een leuze die jarenlang op de Leidse rechtenfaculteit stond gekalkt, wordt zo steeds meer bewaarheid: recht is iets kroms dat verbogen is.