-
04 januari 2024
Naar Soerabaja
Naar Soerabaja. Het verhaal van mijn vader over de muiterij op De Zeven Provinciën, Wil de Graaf, Walburg pers, 2023. ISBN9789464561500
Op 4 februari 1933 stoomde het oorlogsschip De Zeven Provinciën op naar de marinebasis van Soerabaja in het toenmalig Nederlands Indië. Het schip was overgenomen door de Indische bemanning. Zij wilden solidariteit betuigen met hun maten in de haven van Soerabaja die geprotesteerd hadden tegen salarisverlagingen en waren gearresteerd. De Nederlandse officieren op het schip hadden zich opgesloten in hun verblijf, de longroom. De actie van de zeelieden zou de geschiedenis ingaan als ‘de muiterij op De Zeven Provinciën’. Op 10 februari 1933 maakte op last van de Nederlandse regering een bom geworpen uit een vliegtuig een einde aan de actie. Er vielen 23 doden en 14 gewonden, waaronder de aanvoerders van de muiterij. De actie en de manier waarop daar een einde aan werd gemaakt, kende een nasleep van vele jaren. Voor de direct betrokkenen én voor Nederland en Indië.
Een uitstekend boek
Eén van de direct betrokkenen was Antoon de Graaf. Een twintigjarige marinier uit Den Haag. Zijn betrokkenheid en eigenlijk zijn hele leven is in september 2023 geboekstaafd door zijn dochter Wil de Graaf in “Naar Soerabaja – het verhaal van mijn vader over de muiterij op De Zeven Provinciën”. Een uitgave van de Walburg Pers voor de prijs van € 22,99. Een boek van 160 pagina’s met op bijna elke pagina een foto of tekening. Een prachtig boek. Het is gebaseerd op brieven en aantekeningen van Antoon zelf en op brieven van zijn ouders. Maar Wil de Graaf heeft veel méér informatie verwerkt. Zij heeft kranten, studies, rechtbankverslagen en belangrijke boeken over haar onderwerp doorgeploegd. Ze werpt een blik op de sociale en politieke verhoudingen in Nederland en Nederlands Indië. Haar vader en de muiterij worden geschilderd tegen de achtergrond van de geschiedenis van die dagen. Ze doet dat als Neerlandica in uitermate toegankelijke taal. Kortom een uitstekend, leerzaam en leesbaar boek.
Staking en muiterij
Antoon de Graaf groeit op in een eenvoudig Haags gezin. Zijn vader is bakker, zijn moeder huisvrouw. Voor Toon gaat de wereld open bij de padvinderij. Een bemiddelde hopman wekt zijn interesse in reizen en verre landen. Toon wil wat van de wereld zien en meldt zich aan bij de marine. Als achttienjarige vertrekt hij in 1930 naar Nederlands Indië en komt daar als een van de ‘mindere marinemensen’, op het pantserschip De Zeven Provinciën met als thuishaven Soerabaja. Hij is een enthousiast en vaardig bokser en wint in de Oost al zijn wedstrijden. Wanneer de regering gaat bezuinigen op de salarissen van het personeel ontstaat er onrust. Aanvankelijk besluit de regering de kortingen niet door te zetten, maar begin 1933 doet ze dat tóch. De Nederlandse zeelieden moeten 4% inleveren, de Indonesische zeelieden zelfs 7%. En de verhoudingen zijn al zo scheef: een Europese korporaal verdient f 4,92 per dag, een Indonesische korporaal f 1,80. De woede is groot. Op 3 februari komt het in Soerabaja tot een staking van veel schepelingen. De politie grijpt hard in en 450 van de stakers worden opgepakt en gevangen gezet. Als dit bekend wordt op De Zeven Provinciën, die op dat moment bij Sumatra vaart, komt het Indische personeel in actie. Onder leiding van de vakbondsman Paradja bewapenen ze zich met geweren. Op dat moment zijn er ruim 250 mensen aan boord: 26 officieren en onderofficieren, 192 Indonesische bemanningsleden en 35 Europese ‘minderen’. De officieren sluiten zichzelf op in hun longroom, de inlanders sluiten zich unaniem aan bij de actie en de Europese zeelieden nemen vooral een afwachtende houding aan. Toon begreep dat verzet tegen de muiters een bloedbad zou veroorzaken. Zijn collega Maud Boshart stelde: “We zitten allemaal in hetzelfde schuitje en zijn gedwongen om mee te varen”. En dus zette De Zeven Provinciën onder leiding van de inlanders koers naar Soerabaja als “… een demonstratie tegen de salariskorting en de arrestatie van de dienstweigeraars in Soerabaja.” Ook later seinden de muiters meerdere malen dat er absoluut geen sprake was van enige “… communistische neiging. Geen geweld in de zin, doch alleen protesteren tegen salariskorting en gevangenneming protesterend marinepersoneel.” Het mocht niet baten. In opdracht van de rechtse regering Colijn werd de muiterij gestopt. Op 10 februari viel een bom uit de lucht die 23 matrozen doodde en 14 verwondde.
Blank en bruin
Aan de hand van de notities van haar vader beschrijft Wil de Graaf vrij gedetailleerd hoe de machtsovername op het schip verliep. Dat was tamelijk chaotisch. Het blijkt dat er nogal wat valse beelden bij zijn verzonnen. Zo werd in rechtse kring gesuggereerd dat ‘de bruinen’ uiterst gewelddadig tegen ‘de blanken’ waren opgetreden. Onzin! Er is geen schot gevallen, zelfs geen klap uitgedeeld. In linkse kring heerste daarentegen iets te veel wishfull thinking, alsof ‘blank en bruin’ in grote eensgezindheid in opstand waren gekomen. Ook onzin. De Nederlandse mariniers hadden wel begrip voor de verontwaardiging van de Indonesiërs, maar keurden de muiterij als actiemiddel af, zij stelden zich zacht gezegd zeer gereserveerd op. De Nederlandse en koloniale autoriteiten zaten weer met een ander probleem: zij moesten duidelijk maken dat ongeschoolde inlanders toch echt niet in staat waren een groot schip te navigeren, dus zij overdreven juist weer de rol van de blanken in de opstand. En die hebben dat voor de Zeekrijgsraad en later het Hoog Militair Gerechtshof mede mogen bezuren.
Misère
Wil de Graaf beschrijft de rechtszaken tegen de muiters én de zogenaamde medeplichtigen. Voor de inlandse matrozen kon de gevangenisstraf oplopen tot 18 jaar. Ze werden opgesloten in kampen, bijvoorbeeld op het eiland Onrust, en werden ronduit slecht behandeld. Voor de Europese matrozen kon de veroordeling, bijvoorbeeld die van Boshart, oplopen tot 10 jaar. Ondanks hun terughoudendheid. De vader van Wil werd uiteindelijk in hoger beroep veroordeeld tot 4 jaar, die hij grotendeels doorbracht in de Koepelgevangenis van Breda. Voor deze sportieve en ondernemende jongeman in de kracht van zijn leven een verschrikkelijke tijd. “Mijn Bredase misère”, zegt hij daarover later.
Sneevliet uit de cel!
In Nederland liepen de reacties op de gebeurtenissen enorm uiteen. Polarisatie! De rechtse conservatief christelijke meerderheid bejubelde de bom van Colijn. Zij gebruikten de muiterij voor een golf van repressie. De hele vloot werd gezuiverd. Linkse mariniers werden ontslagen, vakbonden werden ontbonden, het werd matrozen zelfs verboden om naar de VARA te luisteren. In Amsterdam werd een balletvoorstelling met als titel ‘Schepelingen’ op bevel van de hoofdcommissaris van politie afgelast. De linkse SDAP, CPN en RSP namen het vooral op voor de stakers en hun eisen. De bom en de draconische straffen keurden ze af. De leider van de RSP (Revolutionair Socialistische Partij) Henk Sneevliet publiceerde een “Manifest – Aan de opvarenden van de Nederlandse Marine en de werklieden van de Marinewerven”. Hij ondersteunde de eisen van de marinemannen, begroette de beginnende samenwerking tussen Hollanders en Indonesiërs en noemde hun actie “EEN LICHTEND SIGNAAL”. Voor deze solidariteitsbetuiging werd hij opgepakt en veroordeeld tot 5 maanden detentie. Voor de RSP was dat aanleiding een campagne te starten voor zijn vrijlating. Omdat er in 1933 ook verkiezingen zouden plaatsvinden werd de leus: “Kiest Sneevliet uit de cel in de kamer!”. Overal in den lande vonden bijeenkomsten plaats. En zowaar, Sneevliet werd gekozen en verruilde zijn cel voor een zetel in de Tweede Kamer!
Oprispingen
Op 10 april 1936 wordt Toon vrijgelaten. Hij keert terug naar Den Haag. Na een periode van werkloosheid en velerlei klussen trouwt hij en wordt vader van drie zonen en een dochter. Na de Tweede Wereldoorlog begint hij een eigen bedrijfje als stoffeerder. Hij stopt met boksen (te gewelddadig) en is getuige van verschillende oprispingen rond de geschiedenis van De Zeven Provinciën. Er verschijnen diverse boeken zoals het ‘Witboek’ en het ‘Roseboek’ die de mening van de autoriteiten weergeven. Erg bont wat dit betreft maakt J.C. Mollema het in 1934 met ‘Rondom de muiterij’. Naar de mening van Toon “pure onzin” en “pure leugens”. Vlak na de oorlog geeft de CPN een brochure uit ‘Muiterij in de tropen. De eensgezinde strijd van blank en bruin op De Zeven Provinciën’. De titel spreekt voor zich. In 1957 ontstaat er een rel over het programma ‘Dag Koninginnedag’ van Jan Vrijman, waarin aandacht wordt besteed aan de muiterij. Dagblad Trouw vindt de kritische toon ‘grove laster’, de VPRO ontslaat Jan Vrijman en 2000 leden van de VPRO zeggen hun lidmaatschap op. In 1975 schrijft historicus J.C.H. Blom een proefschrift over de muiterij en in 1978 volgt een ooggetuigenverslag van Maud Boshart. Daar is Toon veel beter over te spreken, hij vindt het “in ieder geval eerlijker en juister” dan het boek van Mollema. Inmiddels zijn in Indonesië in 1958 en in 1980 ook boeken verschenen over “de strijd van de pioniers voor de vrijheid”. In het museum van Soerabaja is nog altijd een geschutskoepel van De Zeven Provinciën tentoongesteld als eerbetoon aan “de strijd van de Indonesische zeelieden” op de Nederlands-Indische oorlogsschepen.
Geen muiter – toch gestraft
Als Toon terugdenkt aan wat hem allemaal is overkomen, dan voelt hij vaak veel onrecht. Dat maakt hem prikkelbaar en boos. Na zijn pensioen lijkt hij zijn verleden enigszins los te kunnen laten. Antoon de Graaf overlijdt in 2002. Zijn dochter schrijft in haar laatste hoofdstuk: “Mijn vader heeft in de bak gezeten. Hij was geen muiter of deserteur. Hij was ook geen vrijheidsstrijder die meedeed in een gezamenlijke opstand van Nederlanders en Indonesiërs tegen koloniale onderdrukking en ongelijkheid. Als opvarende van een oorlogsschip waar een oproer uitbreekt, heeft hij, net als het merendeel van de bemanning, geprobeerd er het beste van te maken. Daar is hij zwaar voor gestraft.”