-
30 juli 2019
Wapenbeheersing met kernwapens
Terwijl de grote meerderheid van de VN-leden in de wereld zich achter een verbod op kernwapens heeft geschaard, stelt de Adviesraad Internationale Vraagstukken (AIV) het kabinet voor om aan wapenbeheersing te doen maar wel met kernwapens achter de hand.
Op 15 maart 2018 verzochten de ministers Stef Blok en Ank Bijleveld-Scholten van respectievelijk Buitenlandse Zaken en Defensie, de Adviesraad Internationale Vraagstukken (AIV) om een advies over de toekomstige rol van kernwapens. De beginregels uit deze adviesaanvraag luiden: ‘De veranderende internationale context vraagt aandacht voor de huidige en toekomstige rol van kernwapens. Geopolitieke, doctrinaire en technologische veranderingen nopen in het bijzonder tot een bezinning op het huidige nucleaire beleid van de NAVO en dat van Nederland als lid van het bondgenootschap.’
Wie mocht menen dat het hier gaat om ‘bezinning’ op de vraag of voortgegaan moet worden op de heilloze weg van kernwapenontwikkeling, komt bedrogen uit. Een van de slotregels uit deze adviesaanvraag luidt namelijk: ‘Net als alle andere landen binnen het bondgenootschap heeft Nederland in NAVO-verband een kernwapentaak. Op welke wijze kan Nederland de juiste invulling blijven geven aan het uitvoeren van deze bondgenootschappelijke taak?’ (1)
Kantelmomenten
8 juli 1996 is de datum waarop het Internationaal Gerechtshof (op verzoek van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties) tot een indringende uitspraak kwam ten aanzien van het bezit van kernwapens: ‘Het dreigen met of het inzetten van kernwapens in zijn algemeenheid is in strijd met de internationale rechtsregels voor gewapende conflicten.’ (2)
Zo gesteld had deze uitspraak van het Hof een kantelmoment kunnen zijn in de dan al decennia durende worsteling om tot wereldwijde nucleaire ontwapening te komen. Het nu nog scheppen van nationale wetgeving leek met deze uitspraak in de hand immers een fluitje van een cent. Dat dit echter niet zo was kwam door de toevoeging ‘in zijn algemeenheid’. De veertien rechters van het Hof waren het weliswaar met elkaar eens dat de internationale rechtsnormen het gebruik van kernwapens niet expliciet toestaan, maar men kon het niet met elkaar eens worden over het tegendeel. Anders gezegd, in het internationaal recht kon ook geen expliciet verbód op het gebruik van kernwapens worden gevonden.
De Vereniging van Juristen voor de Vrede wees er daags na de uitspraak van het Hof op dat het dreigen met kernwapens juridisch gesproken nu weliswaar duidelijk en onontkoombaar in strijd is met het internationaal recht en dat het gebruik van kernwapens een oorlogsmisdrijf is, maar dat het nochtans ontbreekt aan een juridisch handvat ‘in geval van zelfverdediging in extreme omstandigheden als het naakte voortbestaan van een staat op het spel staat.’ (3)
Dat het Hof in zijn uitspraak de toevoeging ‘in zijn algemeenheid’ hanteerde, kwam dan ook voort uit de constatering dat bij het inzetten van kernwapens het geweld dermate omvangrijk en niets ontziend is, dat een van de primaire beginselen van het humanitair oorlogsrecht, namelijk dat te allen tijde een onderscheid tussen burgers en militairen gemaakt dient te worden, op voorhand onmogelijk is.
Een tweede kantelmoment deed zich voor op 7 juli 2017. Op die datum kwamen de Verenigde Naties in meerderheid (122 van de 193 aangesloten landen) tot de uitspraak dat kernwapens illegale massavernietigingswapens zijn en dat ze derhalve dienen te worden verboden. En dat verbod betrof dan niet alleen het bezit ervan, maar ook de verdere ontwikkeling, de opslag, het transport en uiteraard het dreigen ermee (maar daar had het Internationaal Gerechtshof twintig jaar eerder al een uitspraak over gedaan, zoals we net hebben gezien). Op deze bijeenkomst van de VN in New York speelde Nederland een eigenaardige rol. Als enig NAVO-land aanwezig traineerde het de procesgang door een stemming aan te vragen op het moment dat de andere aanwezige landen tot consensus waren gekomen over het uit te vaardigen verbod. Vredesorganisatie PAX, ook aanwezig op de conferentie, in het over dit incident uitgebrachte persbericht: ‘Terwijl de meerderheid van de wereld op het punt staat kernwapens voor eens en voor altijd te verbieden, laat Nederland het op een schandalige manier afweten. De loyaliteit aan de Amerikaanse regering lijkt groter dan de wens om te komen tot een wereld zonder kernwapens.’ (4)
Dat Nederland op deze VN-bijeenkomst tegen het verbod op kernwapens stemde, leidde in de Tweede Kamer tot de nodige opwinding en noopte de toenmalige minister van Buitenlandse Zaken Bert Koenders tot het afleggen van verantwoording aan de Kamer:
‘Het kabinet is niet op het eindresultaat van de onderhandelingen vooruitgelopen, maar heeft op vooraf aangegeven gronden een eigenstandige en inhoudelijke weging gemaakt van de uiteindelijke verdragstekst. Met name vanwege de onverenigbaarheid met ons NAVO-lidmaatschap, een gebrek aan verifieerbaarheid en het risico op aantasting van bestaande afspraken en standaarden, is na drie weken onderhandelen besloten dat de voorliggende verdragstekst niet door Nederland gesteund kon worden.’ (5).
Had Nederland zich in het uiterste geval dan niet van stemming kunnen onthouden zoals Singapore deed? Opnieuw minister Koenders in zijn Kamerbrief:
‘Het besluit om tot een tegenstem over te gaan is ingegeven door de noodzaak om helderheid te scheppen over de Nederlandse positie bij zowel voor- als tegenstanders van het verdrag. Nederland is te goeder trouw begonnen aan de onderhandelingen maar heeft ook aangegeven waar de grenzen van een kernwapenverbod zouden moeten liggen. Een tegenstem is het logische vervolg van het overschrijden van deze grenzen.’ (6).
Effectiviteit
Een jaar later blikte de vredesorganisatie PAX terug op de aanname van het kernwapenverdrag en somde ze de intussen bereikte – vooral indirecte – effecten van het verdrag op:
‘Het verdrag is nu een jaar oud en heeft een aanstekelijk effect. Dit is wat het tot nu toe teweeg heeft gebracht:
-
Investeerders veranderen hun investeringsbeleid rond kernwapens.
Belangrijke financiële instellingen zoals het Nederlandse ABP (het op vier na grootste pensioenfonds ter wereld), de Belgische bank KBC en de Deutsche Bank noemden het verdrag als reden om hun investeringen op het gebied van kernwapens aan te passen.
-
Het verdrag is al door 59 landen ondertekend en de snelheid waarmee ze dat doen is ongekend voor een ontwapeningsverdrag voor massavernietigingswapens.
De verdragen tegen het gebruik van biologische wapens (1972) en chemische wapens (1993) bijvoorbeeld, werden in een veel langzamer tempo ondertekend.
-
Het overgrote deel van de bevolking van vier NATO-lidstaten: Italië, Duitsland, België en Nederland wil dat hun regering het verdrag tekent en de in hun land opgeslagen Amerikaanse kernwapens aan de VS retourneert.
Dat blijkt uit een onafhankelijk onderzoek in opdracht van ICAN, uitgevoerd door YouGov.
-
Voor het eerst veroordeelde een paus – de huidige paus Franciscus – openlijk het bezit van kernwapens. In de ogen van de paus is het hebben van kernwapens een zonde en een bedreiging voor de mensheid.
-
De gevolgen van kernwapens voor burgers staat opnieuw op de agenda.
Zo mochten slachtoffers die kampen met de gevolgen van testen met kernwapens afgelopen week hun verhaal doen voor de Amerikaanse senaat.’ (7)
In de komende tijd zullen vast wel meer van dit soort positieve stappen te melden zijn, maar het belangrijkste is uiteraard de vraag hoe de tegenstanders van het verdrag – en dat zijn natuurlijk niet toevallig alle negen kernwapenmachten in de wereld (Israël en Noord-Korea meegerekend) – tot nucleaire ontwapening te brengen zijn. Deze negen landen hebben zich al niets aan de uitspraak van het Internationaal Gerechtshof gelegen laten liggen en zullen zich dus ook niet zo snel door een internationaal kernwapenverbod van hun kernwapenbezit laten afbrengen.
Kamermoties
Naar aanleiding van een Algemeen Overleg (AO) over nucleaire ontwapening op 4 oktober 2018 herhaalde minister Blok desgevraagd nog eens de motieven van zijn voorganger om een nee-stem uit te brengen tegen de voorliggende verdragstekst in de Verenigde Naties. Maar, zo beklemtoonde hij, de regering zal ‘zich blijven inzetten voor nucleaire ontwapening, met een wereld zonder kernwapens als helder einddoel.’ (8)
Zo helder vond de Kamer dit doel na de opstelling van Nederland tijdens de VN-onderhandelingen blijkbaar niet, want de Kamerbrief van de minister leidde tot het indienen van een drietal moties waarin de regering werd opgeroepen om ‘maximaal in te zetten op een internationale dialoog met de nucleaire machten over een alomvattende, verifieerbare uitbanning van kernwapens conform artikel 6 NPV (Non-Proliferatieverdrag – Ed B.) en zo invulling te geven aan de toezegging in het regeerakkoord’ (9) en om ‘een juridische analyse uit te laten voeren naar de comptabiliteit tussen de bestaande nationale wetgeving en het VN-verdrag en de Kamer te informeren over welke delen van de wetgeving in overeenstemming zijn met het verdrag en waar wijziging van nationale wetgeving noodzakelijk zou moeten zijn.’ (10).
Eind januari 2019 kwamen de ministers Blok en Bijleveld-Schouten namens het kabinet met een reactie op de ingediende moties: ‘Het Verdrag inzake het verbod op kernwapens bevat meerdere onderdelen die niet verenigbaar zijn met de verplichtingen voortvloeiend uit het Nederlandse NAVO-lidmaatschap en de uitgangspunten van de Deterrence and Defence Posture Review (DDPR), met inbegrip van de notie dat de NAVO een nucleaire alliantie blijft zolang nucleaire wapens bestaan.’ (11)
Met deze dubbele stellingname (dus niet alleen geen Nederlandse ondertekening van het VN-kernwapenverbod maar ook blijvende ondersteuning van het nucleaire beleid van de NAVO) lijkt iedere Kamerdiscussie een onbegonnen zaak. Dit onderstrepen beide ministers ook in dezelfde brief aan de Kamer: ‘Het gaat dus niet om de vraag of een kernwapenverbod onverenigbaar zou zijn met bestaande nationale wetgeving, maar om de keuze of Nederland wel of niet voor de eigen veiligheid onderdeel wil zijn van het NAVO-bondgenootschap en daarmee valt onder de atoomparaplu van de kernmachten binnen de NAVO, met name de VS. Zolang het antwoord op deze vraag ‘ja’ is, zal Nederlandse aanvaarding van het verdrag niet mogelijk zijn.’ (12)
Op welke wijze dit regeringsstandpunt van invloed is op de maatschappelijke discussie die nu al enkele decennia aanhoudt, zal de toekomst leren. Maar de beide ministers laten zich er dit jaar in elk geval weinig aan gelegen liggen zoals ook uit de brief blijkt: ‘Het kernwapenverbod levert per saldo geen effectieve bijdrage aan het ontwapeningsproces of de internationale rechtsorde omdat het niet geverifieerd kan worden, op gespannen voet staat met bestaande juridische kaders en geen brede politieke steun geniet. De mogelijke positieve effecten die aan het kernwapenverbod worden toebedeeld door de voorstanders ervan wegen niet op tegen deze tekortkomingen.’ (13)
Advies AIV
In dit licht bezien is het dus eigenlijk vreemd dat de regering ten aanzien van een te volgen kernwapenbeleid alsnog advies aanvraagt bij de Adviesraad Internationale Vraagstukken (AIV). Tenzij dit initiatief genomen is om politiek sterker te staan in de te verwachten kritiek op het feit dat Nederland niet van zins is het Verdrag Inzake een Kernwapenverbod (Nuclear Ban Treaty) alsnog te ondertekenen. Adviezen van de AIV worden immers in de regel door de regering opgevolgd waarmee de raad in de loop der jaren een reputatie als gezaghebbend orgaan in politieke discussies heeft opgebouwd. Maar dan zal het kabinet voorzien moeten hebben dat de AIV met een advies zou komen dat het kernwapenbeleid van de regering ondersteunt. Het kan ook zijn dat het kabinet de discussie vóór wil zijn die ongetwijfeld weer in de Kamer zal plaatsvinden op het moment dat de F-35 (Joint Strike Fighter, JSF) de kerntaak van de te vervangen F-16’s gaat overnemen.
Hoe dan ook, op de adviesaanvraag in maart 2018 volgde in januari 2019 het advies van de AIV (dat overigens pas een maand later werd gepubliceerd) en dat in grote lijnen het vigerend regeringsbeleid inzake kernwapens ondersteunt. Zij het dat de nota als ondertitel ‘Hoog tijd voor nieuwe wapenbeheersingsinitiatieven’ draagt, iets waar de voorstanders van het kernwapenverbod nu juist al decennia voor pleiten, vandaar de brede steun in de VN voor een verdrag dat het bezitten van en dreigen met kernwapens verbiedt.
Dat de AIV ook met deze discrepantie kampt, blijkt meteen al uit de inleiding van het rapport: ‘In aanvulling op de onderwerpen waarover de regering wenst te worden geadviseerd, zijn delen van het advies gewijd aan het internationaal recht en ethiek en aan de grondslag van nucleaire wapenbeheersing. Bij het opstellen van het advies zijn naast veiligheidsexperts binnen en buiten de AIV ook juristen, wetenschappers en vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties geraadpleegd.’ (14)
Behalve de actuele ontwikkelingen rond kernwapens (nieuwe spanningen tussen de VS en Rusland, de crisis rond het INF-akkoord, de rol hierbij van China, de conflicten met Noord-Korea en Iran en het gebrek aan voortgang in de non-proliferatie verdragen), komen dus ook het internationaal recht, de ethiek rond kernwapens en de vraag of het nucleair afschrikkingsvermogen in Europa wel of niet zo wenselijk is in het rapport aan de orde.
Met name deze laatste aspecten – met het kernwapenverbod van de VN als meest recente resultaat – maken het bestuderen van het rapport de moeite waard.
Kernwapens opnieuw actueel
Aldus luidt de titel van het eerst hoofdstuk uit het AIV-advies. Maar met deze titel doelt het AIV niet op het in 2017 gesloten VN-Verdrag inzake Kernwapens, maar op het opzeggen van het INF-akkoord (Intermediate-range Nuclear Forces – Ed B.) met Rusland door president Trump, de spanningen met kernmacht China, het conflict met Iran over het al of niet verrijken van uranium en de uitbouw van het kernwapenarsenaal door Noord-Korea. Wel wijst het AIV op de groeiende invloed van de internationale anti-kernwapenlobby met name rond de gevolgen van de inzet van een kernwapen (‘catastrophic humanitarian concequences’), hetgeen uiteindelijk – mede ingegeven door de wereldwijde onvrede over de traag verlopende onderhandelingen over het afschaffen van kernwapens – leidde tot het kernwapenverbod door de VN: ‘ICAN, inmiddels een internationale coalitie van 468 ngo’s uit meer dan honderd landen waaronder het Nederlandse PAX, ontving de Nobelprijs voor de Vrede van 2017 voor haar inspanningen in dit kader.’ (15)
Internationaalrechtelijk kader, ethiek en kernwapens
Het tweede hoofdstuk van het AIV-advies (met bovenstaande titel) vangt aan met de waarschuwing dat een confrontatie tussen landen waarbij kernwapens worden ingezet tot onaanvaardbare gevolgen zal leiden: ‘De AIV is dan ook van mening dat, zolang er kernwapens zijn, voorkomen moet worden dat ooit een kernwapen wordt ingezet. Ethische beginselen en het internationaal recht vervullen daarbij een wezenlijke rol.’ (16)
Dat ethiek het echter in een militair conflict per definitie aflegt tegen het te behalen militair resultaat is een stelling die dichter bij de realiteit staat, net als dat het internationaal recht, zoals we aan het begin van dit artikel al zagen, evenmin veel gewicht heeft in de werkelijkheid van alledag.
De AIV wijst in dit hoofdstuk op het belang van het Non-Proliferatieverdrag (NPV) uit 1968 waarbij de aangesloten landen – inclusief de kernmachten VS, Rusland, Frankrijk, China en het Verenigd Koninkrijk – zich verplichten te streven naar het volledig uitbannen van alle nucleaire wapens. Dat vier landen (India, Pakistan en Israël als kernmachten en Zuid-Soedan) het verdrag niet wensten te ondertekenen en zich dus ook niet aan de plicht tot non-proliferatie willen houden, tekent de kwetsbaarheid van dit verdrag, net als het feit dat kernmacht Noord-Korea zich in 2003 eenvoudigweg uit het NPV terugtrok.
Ook het door de AIV aangehaalde Handvest van de Verenigde Naties dat het dreigen door staten met geweld tegen andere staten verbiedt (tenzij er een beroep gedaan kan worden op noodweer), is in de recente geschiedenis van beperkte kracht gebleken. De inval door de Amerikanen en het Verenigd Koninkrijk in Irak in 2003 is daar een sprekend voorbeeld van. Hetzelfde geldt voor het humanitair oorlogsrecht en de rechten van de mens, waarbij geconstateerd kan worden dat deze beide rechten in elk gewapend conflict weer met voeten worden getreden. Zoals het ook altijd de burgerbevolking is die het meest te lijden krijgt onder oorlogshandelingen, om over het vernietigend effect op natuur en milieu maar te zwijgen. Dat de inzet van een kernwapen alle in VN-verband ontwikkelde rechten met één klap tenietdoet, beseft de AIV echter ook terdege: ‘Er zijn naar de mening van de AIV niet of nauwelijks situaties en locaties denkbaar waar de inzet van een nucleair wapen niet in strijd zou zijn met het humanitair oorlogsrecht.’ (17)
Ook onderschrijft de AIV de conclusies van het Rode Kruis dat een aanzienlijk deel van de Nederlandse bevolking (85%) kernwapens afwijst: ‘Een groot deel van de samenleving staat afkeurend tegen nucleaire wapens als zodanig. Ook het in hoofdstuk 1 genoemde Humanitarian Initiative en de International Campaign to Abolish Nuclear Weapons (ICAN) weerspiegelen dit. De AIV deelt deze afkeuring en acht de volstrekte verwerping van het atoomwapen naar normen van de deontologische ethiek (beginselethiek), leidend tot het streven naar desnoods eenzijdige afschaffing, begrijpelijk en respectabel.’ (18)
Maar ‘begrijpelijk’ en ‘respectabel’ of niet, de AIV stelt concluderend dat twee wereldoorlogen hebben laten zien dat ook zonder kernwapens samenlevingen totaal ontwricht kunnen worden door oorlogsgeweld en dat sinds het einde van WO II het bezit van kernwapens ervoor heeft gezorgd dat de Koude Oorlog tussen de grootmachten Sovjet-Unie en Verenigde Staten niet tot escalatie heeft geleid.
Waar de AIV zijn hoop op vestigt is het verantwoordelijkheidsgevoel van de man of vrouw die de afvuurknop van het kernwapen indrukt: ‘De onverhoopte inzet van een kernwapen zal de aard van een conflict fundamenteel veranderen en grote onzekerheid introduceren wat betreft het verdere verloop ervan met mogelijk catastrofale gevolgen. Zelfs in uiterste gevallen moeten besluitvormers naar de mening van de AIV dan ook doordrongen zijn van de mogelijke gevolgen.’ (19)
De geschiedenis heeft ons echter geleerd dat desastreuse beslissingen in oorlogstijd juist niet uit verantwoordelijkheidsgevoel worden genomen maar in de hectiek van de strijd en in de paniek van het moment.
Veranderingen in de nucleaire veiligheidscontext
In hoofdstuk drie van het AIV-advies komen voornamelijk de ontwikkelingen op nucleair terrein van Rusland, China en de Verenigde Staten aan de orde. Recente beslissingen van de VS om geavanceerde raketverdedigingsinstallaties te plaatsen in de voormalige Warschaupactlanden en ruimtewapens te ontwikkelen, hebben Rusland ertoe aangezet om sneller op bedreigingen van NAVO-kant te kunnen reageren, inclusief het moderniseren van zijn kernwapens. Daarmee lijken de sfeer en de wapenwedloop uit de Koude Oorlog die na het uiteenvallen van de Sovjet-Unie in 1991 verdwenen waren, weer te herleven (20). Met name de ontwikkeling door Rusland (en China) van zogeheten hypersonische raketten die een snelheid van vijfmaal het geluid kunnen halen en veel hoger vliegen dan de bestaande raketten (en daarmee onkwetsbaar zouden zijn voor luchtafweer), baart de NAVO zorgen.
Maar ook China ziet de hernieuwde wapenwedloop tussen de VS en Rusland met lede ogen aan. En hoewel het land een ‘no first use’-doctrine aanhoudt, probeert het zijn invloed in de Zuid- en Oost-Chinese Zee te vergroten, daarmee conflicten met de VS op de koop toenemend (21).
De AIV wijst er in dit verband op dat China op het gebied van cyber warfare niet onder wil doen voor de beide andere grootmachten en dat het behalve modernisering van zijn nucleaire capaciteit met name inzet op het gebied van kunstmatige intelligentie (22).
De Verenigde Staten daarentegen beschouwen hun nucleaire capaciteit juist wel als middel om er een eerste klap mee uit te kunnen delen. Niet alleen wanneer het land aangevallen wordt, maar ook om de NAVO-partners en overzeese steunpunten te beschermen of om te voorkomen dat nucleaire kennis of nucleair materieel in handen van terroristen of rogue states vallen, waartoe de VS bijvoorbeeld Iran rekent. In dat geval kan de conventionele capaciteit in zeer korte tijd opgeschaald worden naar nucleair niveau. Bij de permanente modernisering van haar strijdkrachten gaat de VS dan ook steeds uit van de dual capable-gedachte en oefent daar ook steevast op (23).
De AIV wijst er in zijn advies dan ook op dat de stemming binnen de Amerikaanse regering sinds 2018 is veranderd. Streefde de regering Obama nog naar vermindering van het kernwapenarsenaal en naar een kernwapenvrije wereld, met het aantreden van Donald Trump als president is de nadruk weer komen te liggen op de dreiging die er van Rusland, China, Noord-Korea en Iran uitgaat en waarop eigenlijk alleen nucleair overwicht het juiste antwoord zou zijn (24).
Een van de onderdelen van het nucleaire moderniseringsprogramma van de VS is het verlengen van de levensduur van de B61 vrije val bom die nog uit de jaren 60 dateert (en waarmee ook de Nederlandse F-16’s op Volkel kunnen worden uitgerust) (25).
De nieuwe variant (de B61-12) zal in 2020 worden ingevoerd en beschikt over beweegbare staartvinnen waardoor de bom nauwkeuriger naar zijn doel kan worden gedirigeerd. De jachtbommenwerper F-35, inmiddels ook door de Nederlandse regering aangeschaft als opvolger van de F-16, zal geschikt zijn om deze kernbom te lanceren. Omdat de zwaarte van de kernlading van deze bom bovendien kan worden gevarieerd, valt te vrezen dat dit type kernwapen de kans op een ‘beperkt’ nucleair conflict vergroot zoals in de jaren 80 ook dreigde met de geplande (maar tijdig geannuleerde) plaatsing van middellangeafstandsraketten in Europa. De AIV meent in zijn advies dat het met dat risico niet zo’n vaart zal lopen omdat de B61-12 geen minder zware lading zal krijgen als de bestaande B61-bom en omdat ‘in dit kader aanpassing van de huidige nucleaire taak/missie van de Nederlandse F-16 niet is voorzien.’ (26)
Daar kan echter tegenin gebracht worden dat de Nederlandse F-16’s in de periode 2019-2023 worden uitgefaseerd. Stapsgewijs zal in die periode de F-35 de taken van de F-16 overnemen inclusief de nucleaire taak (ofschoon daar nog wel opnieuw Kamerdiscussies aan gewijd zullen worden). Ongetwijfeld zullen de Nederlandse F-35’s, in NAVO-verband immers, dan met de vernieuwde B61-kernbom (kunnen) worden uitgerust.
Nucleaire wapenbeheersing onder druk
Met de snelle opmars van hypersonische raketten, ruimtewapens en kunstmatige intelligentie die informatie- en commandostructuren kan verstoren, neemt de kans op een nucleaire uitbarsting alleen maar toe. Dat inzicht maakt de noodzaak van nucleaire wapenbeheersing alleen maar groter hetgeen de vraag oproept hoe dat dan op effectieve wijze moet gebeuren.
In het vierde hoofdstuk van het advies wijst de AIV op de kansen op wapenbeheersing die liggen in de diplomatieke sfeer: ‘Er kan tussen wetenschappelijke, militaire en diplomatieke vertegenwoordigers van opponenten zelfs een professioneel gemeenschapsgevoel en vertrouwen groeien, dat crisis-dempend kan zijn indien daarop een beroep kan worden gedaan in tijden van incidenten en spanning.’ (27)
Maar het ligt voor de hand te stellen dat ontwapening daar moeilijk alleen van afhankelijk kan zijn. Er zal meer moeten gebeuren en daarbij is dus haast geboden zoals uit het voorgaande moge blijken. De AIV: ‘Wapenbeheersing kan echter alleen slagen als is voldaan aan een noodzakelijke voorwaarde: er moet vooraf erkenning van een belangengemeenschap zijn en dientengevolge geen verwarring of ernstig verschil van mening over het te bereiken doel.’ (28)
In de aanloop naar het VN-Verdrag inzake Kernwapens waren dat gemeenschappelijk belang en het te bereiken doel duidelijk: het besef van de inhumane gevolgen van een kernwapenaanval kon in alle redelijkheid tot niets anders dan een verbod op kernwapens leiden. Binnen de driehoek VS-Rusland-China is die belangengemeenschap ver te zoeken – althans op regeringsniveau, onder de bevolking kon dat wel eens heel anders liggen – en op dit moment zelfs verder weg dan ten tijde van de Koude Oorlog toen het (zij het labiele) evenwicht tussen de VS en de Sovjet-Unie tot op zekere hoogte een garantie was voor (zij het gewapende) vrede (en we de militaire conflicten in andere delen van de wereld die ook het gevolg waren van de machtsstrijd tussen de beide grootmachten, niet meerekenen). De VS beschuldigen de Russen ervan zich niet te houden aan het INF-verdrag door oorspronkelijk voor zeeschepen ontwikkelde kruisraketten op land te stationeren, terwijl Rusland de Amerikanen ervan beschuldigt met de opstelling van een raketschild in Roemenië en Polen (BMD) het Russische grondgebied bedreigen (29).
Een volgens president Trump op te stellen nieuw INF-verdrag zou bovendien China bij de onderhandelingen moeten betrekken omdat China zich middels geen enkel verdrag tot wapenbeheersing heeft verplicht. Feitelijk echter is de noodzakelijke wapenbeheersing na de annexering van de Krim door Rusland zelfs verder weg dan ooit. De AIV: ‘Rusland is vergevorderd met de modernisering van zijn nucleaire arsenaal en heeft de afgelopen jaren een kwalitatief en kwantitatief indrukwekkend nucleair en dual use vermogen opgesteld, onder meer op de Krim en in Kaliningrad hetgeen een directe bedreiging voor Europa vormt.’ (30)
Wat de huidige tegenstellingen nog groter maakt is het recentelijk plaatsen van Russische afweerraketten op het grondgebied van NAVO-bondgenoot Turkije. Het feit dat de VS daarop reageerde door Turkije uit het JSF-project te zetten en ook geen Turkse piloten meer op te leiden tot het vliegen met dit toestel, toont de ernst van de situatie aan (31).
Dat Nederland in het beheersen van dit scala aan internationale conflicten slechts een zeer bescheiden rol kan spelen is geen nieuws, maar die rol is ook weer niet te verwaarlozen, aldus de AIV: ‘Als EU- en NAVO-partner en als deelnemer in talrijke fora (multilateraal, like-minded coalities en zogenaamde ‘vriendengroepen’, maar ook bilateraal) zijn er anderzijds volop mogelijkheden om deel te nemen aan het debat. De Nederlandse inzet is verwoord in het regeerakkoord van het kabinet Rutte III: ‘Het kabinet zet zich, binnen het kader van de bondgenootschappelijke verplichtingen, actief in voor een kenwapenvrije wereld, gezien de grote risico’s van proliferatie van deze wapens.’ (32)
Te voeren NAVO-beleid
Het kernwapenbeleid van de NAVO kan aldus de AIV kort worden samengevat: ‘Vastbesloten om haar grondgebied en bevolkingen te verdedigen zal de NAVO een effectieve combinatie (an appropriate mix) van nucleaire, conventionele en raketverdedigingscapaciteiten in stand houden, de nodig zijn om elke dreiging af te schrikken en te weerstaan. Kernwapens spelen daarbij een cruciale rol. De NAVO onderschrijft het streven om de omstandigheden te creëren voor een wereld zonder kernwapens. Zolang er echter kernwapens bestaan, zal de NAVO een nucleaire alliantie blijven.’ (31)
Aldus geredeneerd zal aan het nucleaire karakter van die alliantie geen einde komen, want het is de NAVO zelf die kernwapens achter de hand houdt en aangezien de potentiële vijand, of het nu Rusland is of Noord-Korea, op dezelfde wijze redeneert, zal ook van die zijde geen afschaffing van kernwapens te verwachten zijn. Het eenzijdig afschaffen van kernwapens, zoals in de jaren 70 door bijvoorbeeld de PSP bepleit, lijkt in de huidige fase van toenemende mondiale spanningen evenmin een kans op slagen te hebben.
Voor de AIV is de kwestie dan ook duidelijk: ‘Kernwapens leveren in het NAVO-beleid de uiteindelijke garantie voor de veiligheid van het bondgenootschap, in het bijzonder de strategische kernwapens van de Verenigde Staten; de onafhankelijke kernmachten van het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk dragen bij tot de gezamenlijke afschrikking en veiligheid van de bondgenoten’ en ‘de omstandigheden waaronder in de NAVO gebruik van kernwapens zou kunnen worden overwogen, zijn bijna ondenkbaar (extremely remote).’ (32).
Ondenkbaar of niet, dat een legerleiding ergens ter wereld tot het besluit kan komen om kernbommen af te werpen en dat ook daadwerkelijk doet ondanks de weet wat voor catastrofale gevolgen dat heeft voor de (burger)bevolking, heeft de geschiedenis inmiddels bewezen (33).
Bovendien is een vergissing gauw gemaakt. Zo zorgde een systeemfout in de luchtafweer er in 1983 voor dat op een Russische legerbasis het alarm afging en meende men dat het land door Amerikaanse kernraketten werd aangevallen. Het is alleen aan het koelbloedig handelen van een Russische officier te danken dat de Russen niet op de knop van de vergeldingsacties hebben gedrukt (34).
Maar ook een ongeluk zit in een klein hoekje. In januari 1966 botste boven Andalusië in Zuid-Spanje een B-52 bommenwerper van de Amerikaanse luchtmacht tegen een tankvliegtuig. Beide toestellen stortten neer. De B-52 had vier waterstofbommen aan boord, waarvan er drie bij het dorp Palomares neerkwamen en een in de Middellandse Zee terechtkwam. De bommen explodeerden niet, maar zowel de streek rond Palomares als het zeewater raakten ernstig vervuild met het uiterst giftige plutonium (35).
Daarnaast is de afgelopen jaren de angst gegroeid dat terroristen de hand weten te leggen op radioactief materiaal en er explosieven van weten te maken om die vervolgens in dichtbevolkte gebieden tot ontploffing te brengen.
Europese defensie
Een aspect van geheel andere orde is de vraag wat Europa op conventioneel en nucleair gebied zou moeten wanneer de Verenigde Staten hun onder president Trump al meerdere malen ter discussie gestelde militaire steun aan Europa zouden beëindigen om zich te richten op andere delen van de wereld. De AIV hierover in zijn advies: ‘Onder Europese leiders is het besef toegenomen dat Europa op veiligheidsgebied veel meer op eigen benen moet staan. Europese NAVO-landen hebben hun krijgsmacht na het einde van de Koude Oorlog sterk verwaarloosd en lijken, mede daartoe aangespoord door opeenvolgende Amerikaanse regeringen, ervan doordrongen dat een grotere defensie-inspanning moet worden geleverd en nauwer onderling moet worden samengewerkt.’ (36)
In dat verband wijst de AIV op nog een ander aspect dat het noodzakelijk maakt voor Europese landen nauwer met elkaar samen te werken op militair gebied: ‘Is nu vooral de dreiging die uitgaat van Rusland een zorgpunt voor met name Europa’s oostelijke flank, op langere termijn is de opkomst van China naar verwachting de grootste uitdaging voor het continent als geheel. Deze toekomstige economische en militaire wereldmacht noopt naar verwachting tot een krachtig tegenwicht, militair en economisch, door de Vereinigde Staten en Europa gezamenlijk, als westerse democratieën. Een verslechtering van de band zou voor beiden zeer schadelijk kunnen zijn.’ (37)
Desondanks houdt de AIV een slag om de arm waar het de relatie met de Verenigde Staten betreft, ondanks het feit dat premier Rutte bij zijn twee bezoeken aan president Trump de grote vriendschap met de VS en de solidariteit tussen beide landen benadrukte: ‘Met het oog op de onzekere toekomst, in het bijzonder de onzekere toekomstige relatie met de Verenigde Staten, is het ook verstandig om te verkennen welke mogelijkheden er zijn om invulling te geven aan een grotere Europese nucleaire zelfstandigheid.’ (38)
De AIV is blijkbaar geen overtuigd tegenstander van kernwapens en ziet in Europa als een eventueel vierde kernmacht in de wereld niet het gevaar van verdere escalatie op nucleair gebied. Het kan dan ook geen verbazing wekken dat de AIV zich een tegenstander betoont van een kernwapentaak van de nieuwe F-35 Joint Strike Fighter: ‘Over enige tijd wordt besloten over de voortzetting van de huidige nucleaire taak die Nederland in NAVO-verband uitvoert met zijn jachtvliegtuigen. Beëindiging van de nucleaire taak door de Europese lidstaten zou naar de mening van de AIV de cohesie van het bondgenootschap schaden, de bereidheid van de Verenigde Staten ondergraven om de veiligheid van de Europese landen te garanderen en de invloed van die landen op het Amerikaanse beleid tenietdoen.’ (39)
Conclusies
‘In de politiek en samenleving leven terecht grote zorgen over de rol die kernwapens nog altijd – en zelfs in toenemende mate – spelen in internationale betrekkingen’, stelt de AIV in het hoofdstuk met conclusies en aanbevelingen van zijn advies (40).
Desondanks hebben we in het bovenstaande kunnen lezen dat als het aan de AIV ligt er zelfs een Europese kernmacht moet kunnen komen met alle gevolgen van escalatie van dien omdat Rusland zich dan nog meer bedreigd zal gaan voelen dan nu sinds een aantal voormalige Warschaupact-landen zich bij de NAVO hebben aangesloten.
‘Kernwapens’, aldus de AIV, ‘dienen sinds de Tweede Wereldoorlog mede om een (psychologische) drempel op te werpen tegen agressie door een strategische rivaal en als laatste toevlucht voor staten die zich bedreigd weten om een overweldigende aanval te kunnen beëindigen.’ (41)
Omdat er vooralsnog geen andere wapens voorhanden zijn die een oorlog kunnen voorkomen, is de AIV van mening dat ‘gegeven de huidige situatie, het bezit van kernwapens alleen gerechtvaardigd is voor oorlogsvoorkoming en als voorwaarde en uitgangspunt voor onderhandelingen om te komen tot wederkerige nucleaire wapenbeheersing, wapenvermindering en uiteindelijke ontwapening.’ (42)
Het voorbehoud dat de AIV in deze conclusie maakt, namelijk dat het bezit van kernwapens (en het dreigen ermee) alleen gerechtvaardigd is om een oorlog te voorkomen, doet geen recht aan de realiteit. Alle door de mensheid ooit ontwikkelde wapens zijn ook daadwerkelijk gebruikt (zelfs het atoomwapen) en altijd weer zijn bedreigingen – al of niet reëel en al of niet uitgelokt – als motief richting bevolking gebruikt om de inzet ervan te rechtvaardigen (43).
De Nederlandse regering hanteerde bij haar weigering het VN-verbod op Kernwapens te ondertekenen als argument dat het Non-Proliferatie Verdrag (NPV) staten al verplicht om door middel van onderhandelingen te komen tot een controleerbare algehele nucleaire ontwapening. Maar het feit dat met name de kernwapenbezitters in de wereld zich niets aan het NPV gelegen laten liggen, was voor de initiatiefnemers van het VN-kernwapenverbod juist de reden om tot een dergelijk breed ondertekend verdrag te komen. Dit verdrag – ook al is het pas door 19 landen geratificeerd – is meer dan een symbolische overeenkomst, het is de wens van miljoenen mensen wereldwijd om verlost te worden van de terechte angst voor de gevolgen van een onmenselijk wapen als het kernwapen per definitie is.
De centrale conclusie uit het AIV-advies luidt dat ‘Naast conventionele afschrikking in de huidige wereldorde afschrikking met nucleaire wapens door de NAVO helaas onvermijdelijk (is). Gelet op de risico’s die aan kernwapens zijn verbonden, moet met prioriteit worden gewerkt aan wapenbeheersing en nucleaire ontwapening. Dit mag echter niet ten koste gaan van stabiliteit en veiligheid in de wereld. Nucleaire ontwapening kan de internationale veiligheid en stabiliteit alleen dan vergroten als de kans op conflict en de inzet van een kernwapen tijdens het ontwapeningsproces tot een absoluut minimum beperkt blijft. Daarom moet dit proces op wederkerige wijze met opponenten worden ingericht, zodanig dat de veiligheid van Nederland en het bondgenootschap gewaarborgd blijft.’ (44)
Doelend op de Koude Oorlog-periode waarbij de machtsstrijd tussen de beide grootmachten VS en Sovjet-Unie enkele malen bijna tot de inzet van kenwapens leidde (45), geeft de AIV aan dat die periode zich dreigt te herhalen, niet alleen door de verslechterde verhouding tussen de VS (en Europa) enerzijds en Rusland anderzijds, maar ook door de snelle opkomst van China als economische en militaire wereldmacht (en ook hier het conflict tussen de VS en China). Bovendien lijken de in de voorbije decennia gesloten internationale verdragen niet zo stabiel als een tijd lang werd aangenomen: ‘De verdragen inzake beheersing van kernwapens zijn kwetsbaar en ontoereikend in de context van mondiale machtsverschuivingen, technologische ontwikkelingen, wederzijdse beschuldigingen over schending van verdragen en het gebrek aan vooruitgang met de uitvoering van het Non-Proliferatieverdrag.’ (46)
Wijzend op het feit dat alle kernwapenstaten momenteel hun kernwapenarsenaal aan het moderniseren zijn, lijkt het ‘niet waarschijnlijk dat de rol die dor kernwapens wordt vervuld als ultiem afschrikkingswapen de komend decennia zal vervallen of aan belang zal inboeten. Geen van de internationaal erkende kernwapenstaten is onder de huidige internationale omstandigheden tot volledige kernontwapening bereiden er zullen waarschijnlijk niet-kernwapenstaten blijven die nucleaire ambities koesteren.’ (47)
Ook de manier waarop deze modernisering vorm krijgt is bepalend voor het kernwapenevenwicht tussen de grootmachten. De AIV wijst er in dit verband op dat het besluit van de VS om onderzeeërs uit te rusten met kernwapens (vanaf onder water te lanceren kruisraketten met ‘beperkte’ (low yield) nucleaire lading), het land minder afhankelijk maakt van Europa en Europa omgekeerd wel eens minder zou kunnen rekenen op Amerikaanse steun in geval van een conflict met bijvoorbeeld Rusland of China. In dat licht bezien krijgt de eis van de VS dat de overige NAVO-landen meer moeten doen aan de versterking van hun defensie en een grotere bijdrage moeten leveren aan het NAVO -budget, een andere betekenis, namelijk dat de VS zijn handen vrij wil krijgen voor zijn eigen doelstellingen en krijgt de verkiezingsleus van Donald Trump (‘America first!’) ook een militaire betekenis.
Paradox
‘De meest effectieve manier om de geloofwaardigheid van de NAVO-strategie te vergroten is het tonen van politieke vastbeslotenheid dat elke vorm van agressie door Rusland en andere statelijke actoren ondubbelzinnig tegemoet zal worden getreden. Daarvoor is politieke cohesie van het bondgenootschap cruciaal.’ (48)
De kern van het advies van de AIV aan het Nederlandse kabinet moge hiermee duidelijk zijn: doorgaan op de weg die in 1949 bij de oprichting van de NAVO werd ingeslagen inclusief het up to date houden van de nucleaire inzetmogelijkheden.
Maar – en dat maakt het AIV-advies feitelijk paradoxaal – tegelijkertijd inzet leveren om de groeiende spanningen tussen ‘Oost’ en ‘West’ te deëscaleren. Of in de woorden van het IV-advies: ‘Het is urgent geworden dat de kernwapenstaten nieuwe afspraken maken ter preventie van (onbedoelde) escalatie of het falen van (regionale) afschrikking. Nieuwe risico’s verbonden met het bezit van en de dreiging met kernwapens moeten worden onderkend en met kracht worden teruggedrongen.’ (49)
Deze paradox wordt nog versterkt door de constatering van de AIV dat geen van de betrokken regeringscentra momenteel aanstalten maakt om te onderhandelen over kernwapenbeheersing. Als een soort laatste redmiddel doet de AIV daarom de aanbeveling om een internationale commissie in het leven te roepen – vergelijkbaar met de Brundtland-commissie in de jaren 80 die de wereld opriep te komen tot een allesoverheersend duurzaamheidsbeleid – die met groot gezag boven de partijen staand met een oplossing komt: ‘Een dergelijke commissie kan de weg schetsen naar vruchtbaar overleg over beheersing van wapensoorten, aantallen en risico’s. Nederland kan daarvoor een voorstel doen in de Verenigde Naties.’ (50)
Echter, zo’n gezaghebbende internationale commissie is er al sinds 1945 en dat zijn de Verenigde Naties zelf. En juist de VN heeft onlangs in meerderheid besloten dat het bezitten van en het dreigen met kernwapens verboden is.
Aanbevelingen
De AIV tracht uit de hierboven geschetste paradox te ontsnappen middels een tiental aanbevelingen aan het kabinet. Behalve het al genoemde voorstel om een soort Brundtland-commissie in het leven te roepen, is dat het advies om de druk op Rusland en de VS te vergroten om het INF-verdrag uit 1987 (tegen de plaatsing van middellangeafstandsraketten) te behouden en daar ook landen buiten Europa zoals China bij te betrekken. Als NAVO-lid, als land dat met zijn jachtvliegtuigen kernwapens kan afwerpen én als land dat betrokken was bij de onderhandelingen tijdens de VN-top over een verbod op kernwapens (dat dan weer wel) bevindt ons land zich in de positie om het initiatief daartoe te nemen, aldus de AIV.
Daarnaast zou Nederland binnen de NAVO het voorstel moeten doen om met Rusland een dialoog te openen over beheersing en wederzijdse vermindering van kernwapens, teneinde tot multilaterale kernontwapening te komen. Echter, zo benadrukt de AIV: ‘zonder dat die onderhandelingen ertoe mogen leiden dat afbreuk wordt gedaan aan de veiligheid van ons land of van het bondgenootschap’ (51). Maar in de lijn van het AIV-advies gedacht dus met behoud van nucleaire dreiging en dan het liefst natuurlijk vanuit een strategische overwichtssituatie want dan pas is de ander bereid om water in de wijn te doen, terwijl de ander uiteraard pogingen zal doen om dat overwicht te voorkomen door zijn nucleair arsenaal zo doeltreffend mogelijk te maken en te houden. Dit immers is het karakter van de nu al meer dan zeventig jaar durende wapenwedloop tussen ‘Oost’ en ‘West’.
Het vierde advies dat de AIV afgeeft richting kabinet komt regelrecht uit deze impasse voort: ‘Nederland dient te voldoen aan de afgesproken NAVO-verplichtingen op conventioneel gebied. Oorlogsvoorkoming berust op een gebalanceerde mix van diplomatieke conflictbeheersing en afschrikking. Substantiële versterking van de conventionele NAVO-capaciteiten in Europa en het nakomen van de afgesproken NAVO-verplichtingen zijn cruciaal om het bondgenootschappelijke beleid van oorlogsvoorkoming geloofwaardig en effectief te maken. Evenwichtige conventionele verhoudingen in Europa verkleinen immers de kans dat een militair conflict ontstaat tussen Rusland en de NAVO en daarmee het risico dat nucleaire wapens worden ingezet. Een solide conventionele defensie verhoogt niet alleen de atoomdrempel maar biedt ook mogelijkheden voor wapenbeheersing en ontwapening.’ (52)
Maar ook hier geldt hetzelfde als al over het derde advies is gezegd: streven naar militair overwicht om van daaruit onderhandelingen te kunnen openen over ontwapening, roept bij de tegenstander alleen maar een gelijksoortig streven op. Deze situatie wordt nog eens versterkt door de grilligheid die de AIV vaststelt in het huidige buitenlandbeleid van de VS onder president Trump. De militaire afhankelijkheid die West-Europa al sinds de beëindiging van de Tweede Wereldoorlog van de VS heeft, kon wel eens onder druk komen en noopt Europa ertoe na te denken over een grotere militaire zelfstandigheid. Een zelfstandigheid die echter niet binnen enkele decennia de samenwerking met de VS kan vervangen, vandaar dat een ‘stevige veiligheidsrelatie met de Verenigde Staten voor Europa dan ook essentieel (blijft).’ (53).
Bovendien zou het onwenselijk zijn, zo voegt de AIV eraan toe, wanneer in Europa nieuwe kernwapenstaten zouden ontstaan. En dus – het zesde advies van de AIV aan het kabinet – verdient het in Europees belang aanbeveling om ‘de huidige nucleaire taak van de Nederlandse jachtvliegtuigen voort te zetten bij de invoering van de F-35 als vervanger van de F-16’ en dat Nederland de procedures blijft beoefenen die eventuele nucleaire inzet vereisen. Niet alleen om de afschrikkingsstrategie zo geloofwaardig mogelijk te maken, maar ook om te voorkomen dat er miscommunicatie ontstaat tussen besluitvormers of dat er ongelukken gebeuren (54). Vandaar ook dat de AIV adviseert om nieuwe ontwikkelingen rond digitale technologieën en kunstmatige intelligentie efficiënt te integreren in de defensiecommunicatie.
Om te zorgen dat dit alles beter geaccepteerd raakt door de samenleving pleit de AIV ervoor de voorlichting over het kernwapenbeleid van de NAVO te verbeteren: ‘De NAVO en de regeringen van de lidstaten zouden zich veel meer moeten inspannen het gevoerde nucleaire- en veiligheidsbeleid uit te leggen en informatie te verschaffen over alle relevante feiten.’ (55)
De AIV sluit zijn advies af met te wijzen op de functie van Nederland – hoe bescheiden ons land als wereldspeler ook is – om als bruggenbouwer te blijven hameren op nucleaire wapenbeheersing.
Reactie kabinet
De ministers Blok en Bijleveld-Schouten stuurden de Tweede Kamer op 18 april van dit jaar namens het kabinet een reactie op het AIV-advies. Daarin wordt de toon onmiddellijk gezet: ‘Een lange periode van relatieve stabiliteit en voorspelbaarheid in Europa lijkt voorbij. We kunnen het ons niet veroorloven naïef te zijn over de veranderende context en de implicaties hiervan voor Nederland en Europa. Onze veiligheid en onze manier van leven staan voorop.’ (56)
Wat onze veiligheid en onze manier van leven bedreigt wordt in de kabinetsbrief niet nader gepreciseerd, maar dat daar de toegenomen spanningen met Rusland en de nucleaire aspiraties van Noord-Korea onder vallen, mag wel worden aangenomen: ‘Het gebrek aan vooruitgang op het vlak van nucleaire ontwapening en het recente wegvallen van belangrijke wapenbeheersingsmijlpalen hebben terecht geleid tot groeiende frustratie – onder regeringen, maatschappelijke organisaties en burgers zelf. Het kabinet deelt deze frustratie. Nederland richt zich daarom op concrete en waardevolle bijdragen aan het ontwapeningsproces, als aanjager en bruggenbouwer, en zoekt daarbij de juiste positie en partners om maximaal invloed te kunnen uitoefenen.’ (57)
Het is echter juist deze frustratie onder maatschappelijke organisaties en burgers geweest die uiteindelijke hebben geleid tot een kernwapenverbod in VN-verband. En de rol daarbij van de Nederlandse regering kan toch moeilijk als aanjager en bruggenbouwer worden gedefinieerd.
Maar in de ogen van het kabinet is het kernwapenverbod alleen maar een stoorzender die ervoor zorgt dat andere internationale verdragen zoals het Non-Proliferatieverdrag (NPV) onder druk komen te staan en daardoor niet naar behoren kunnen functioneren (zonder daarbij oog te hebben voor de realiteit die immers bewezen heeft dat het NPV ondanks zijn 50-jarig bestaan nog altijd niet voor nucleaire ontwapening heeft kunnen zorgen). Het kabinet niettemin in zijn brief aan de Kamer: ‘Het kabinet zal de Nederlandse voortrekkersrol naar het doel van een kernwapenvrije wereld onverminderd voortzetten, zoals ook vastgelegd in het regeerakkoord. Daarbij ligt de komende tijd de prioriteit bij het NPV en de daarmee verbonden toetsingscyclus. Het kabinet voelt zich daarbij gesteund door de aanhoudende aandacht van de Kamer voor de Nederlandse inzet voor nucleaire ontwapening.’ (58)
De Kamer ziet dit heel anders. Moties om de B-61 bom niet te moderniseren en om de F-35 (JSF) geen nucleaire taak te geven zijn telkenmale door de regering genegeerd. Steevast werd door het kabinet verwezen naar het Nederlands lidmaatschap van de NAVO waarbinnen kernwapens nu eenmaal tot het afgesproken arsenaal behoren. En daarmee continueert het kabinet de spagaat waarin het nu al zestig jaar zit (59): ‘Het voorkomen van de inzet van kernwapens is voor het kabinet een topprioriteit. Daarom is het Nederlandse nucleaire beleid, zoals het AIV-advies stelt, inderdaad gebaseerd op ‘twee benen’- niet alleen op nucleaire wapenbeheersing, ontwapening en risicobeperking, maar ook op nucleaire afschrikking.’ (60)
Dat Nederland – ondanks het recente VN-verbod op kernwapens – niet op korte termijn uit die spagaat wegkomt valt te concluderen uit de Catch 22-achtige redenatie die het kabinet volgt: ‘Zolang mogelijke tegenstanders beschikken over een nucleaire capaciteit moet de NAVO daartegen een eigen geloofwaardige nucleaire afschrikking bieden als uiteindelijke garantie voor de veiligheid van het gehele bondgenootschap.’ (61)
Er is weinig fantasie voor nodig om je voor te stellen dat premier Medvedev en president Poetin de Doema dezelfde redenatie voorhouden.
De Kamerbrief gaat vervolgens tien pagina’s lang in op de aanbevelingen in het AIV-advies. Het voorstel van de adviesraad om een soort Brundtland-commissie in te stellen die nucleaire ontwapening als doelstelling heeft, wordt door het kabinet omarmd. Hoe deze commissie zich dan verhoudt tot het VN-verdrag inzake kernwapens en waar die commissie dan het gezag vandaan moet halen om kernwapenbezittende landen (die geen van alle bij het NPV zijn aangesloten) tot nucleaire ontwapening te bewegen, maakt het kabinet in zijn brief aan de Kamer niet duidelijk. Wel dat de ondertekenaars van het VN-kernwapenverbod aan het Non-Proliferatieverdrag gecommitteerd moeten blijven: ‘Bovendien kan deze commissie ook outreach doen onder de niet-kernwapenbezittende staten die het kernwapenverbodverdrag steunen, om gecommitteerd te blijven aan het NPV. Het is daarbij zaak dat de commissie de politieke polarisering tegengaat.’ (62)
Het instellen van commissies is ons parlementaire stelsel eigen, doch al te vaak heeft de burger moeten vaststellen dat commissies en subcommissies, rapporten en deelstudies niets anders hebben opgeleverd dan continuering van het bestaande terwijl het instellen van de commissie de onredelijkheid van het bestaande nu juist moest bestrijden. Wanneer Nederland en zijn NAVO-bondgenoten de nucleaire afschrikking als leidend motief voor het buitenlandbeleid hanteren, zal daar geen enkele commissie verandering in kunnen brengen. Ratificeren van een verdrag dat kernwapens verbiedt ligt dan meer in de lijn van redelijkheid.
Het kabinet benadrukt in zijn Kamerbrief dat het Rusland is dat het INF-verdrag schendt door ondanks het overeengekomen verbod raketten voor de middellange afstand op zijn grondgebied te plaatsen. Oproepen van uit onder meer de Nederlandse regering aan de Russische regering om terug te keren naar de uitgangspunten van het INF-akkoord en zich aan het verdrag te houden, waren tot nu toe vergeefs. Maar zelfs een leek kan begrijpen dat Rusland zich in het nauw gebracht voelt nu een aantal van zijn vroegere Warschaupact-bondgenoten overgestapt is naar de NAVO en er in hoog tempo bewapend wordt aan de grenzen met Rusland, een situatie die in de Kamerbrief niet aan de orde komt, ondanks dat er een hele paragraaf aan de dialoog met Rusland wordt gewijd: ‘Het kabinet onderschrijft het belang van dialoog met Rusland, binnen het maatschappelijke, politieke en militaire domein. Het doel daarbij is om misperceptie, miscommunicatie en escalatie te voorkomen en om kansen voor effectieve en wederzijdse wapenbeheersing te identificeren en vorm te geven. Ondanks de steeds assertievere Russische retoriek en de ondermijnende acties van Rusland, blijft Nederland een groot voorvechter van aanhoudende dialoog met Rusland, zonder daarbij over te gaan tot ‘business as usual’. (63)
Als voorbeelden van ondermijnende acties van Russische zijde noemt het kabinet niet alleen het niet lange naleven van het INF-verdrag, maar ook de bezetting de Krim en de steun aan de separatisten in oost-Oekraïne. Niettemin, zo stellen de beide ministers in hun brief, zal Nederland zich blijven inzetten om de Russische regering (en het NAVO-bondgenootschap) te bewegen alle kernraketten uit Europa ‘van de Atlantische Oceaan tot aan het Oeralgebergte’ terug te trekken (64). Het kabinet ziet deze inzet vooral als noodzaak omdat Rusland, minder dan de NAVO, een doctrine hanteert waarbij kernwapens als aanvulling op conventionele wapens worden gezien en niet als wapens waarmee ‘alleen maar’ gedreigd wordt. Tegelijkertijd – en dat zet de gewenste dialoog met Rusland weer onder druk – wijzen beide ministers in hun brief op de jaarlijkse verhoging (tot 2024) van het Nederlandse defensiebudget met anderhalf miljard euro terwijl Nederland bovendien meedoet aan de opbouw van snel inzetbare NAVO-eenheden in Polen en de Baltische staten (enhanced Forward Presence (eFP) en enhanced NATO Responce Force (eNRF)), vanuit Russische optiek bepaald geen geruststellende ontwikkelingen.
Ondanks het (op zichzelf terechte) verwijt van het kabinet dat Rusland zich steeds minder aan internationale afspraken over wapenbeheersing houdt, legt het in de Kamerbrief geen verband tussen de afwijzende houding van de Russische regering en de NAVO-acties aan zijn westgrens, een verband dat er uiteraard in directe zin is. Op de mening van het kabinet dat de Verenigde Staten ‘de afgelopen jaren meer (zijn) gaan investeren in Europese veiligheid, zowel in NAVO-kader als via het Amerikaanse European Deterrence Initiative’ (65), valt dan ook het nodige af te dingen, want wat als Amerikaanse inzet ter vergroting van de ‘Europese veiligheid’ wordt gezien, kon in essentie wel eens niets anders zijn dan verhoging van de Amerikaanse druk op de Russische staatsinrichting, een strijd die door het Westen immers al sinds de communistische machtsovername in 1917 tegen het land wordt gevoerd.
Wat Rusland in de huidige sfeer van spanning en onderling wantrouwen hooguit nog enigszins zou kunnen geruststellen is de mening van NAVO-lid Nederland dat het kabinet ‘een grotere rol van de EU op nucleair gebied onwenselijk acht, irrealistisch en bovendien in strijd met de grondbeginselen van het NPV, dat Nederland koste wat kost overeind wil houden. Net als de AIV constateert het kabinet dat het ontstaan van nieuwe kernwapenstaten op het Europese continent of het ontwikkelen van een eigenstandige Europese nucleaire capaciteit niet aan de orde is.’ (66)
Ook het feit dat Nederland blijft proberen om ondanks het huidige tijdsgewricht waarin niet alleen Rusland maar ook kernwapenbezittende landen buiten Europa weinig voor nucleaire ontwapening voelen, die landen toch tot ontwapeningsstappen te bewegen, kan wellicht voor meer vertrouwen en ontspanning zorgen: ‘Het moment van modernisering van de in Europa gelegen kernwapens zou een logisch aangrijpingspunt zijn om stappen in die richting te nemen.’ (67) Zoals ook het besluit om – zoals de Kamer in meerderheid al als wens te kennen heeft gegeven – de F-35 (JSF) géén nucleaire taak te geven zou zo’n aangrijpingspunt kunnen zijn. Het kabinet in de Kamerbrief hierover: ‘De inzet van het kabinet blijft dat Nederland geen nucleaire taak meer zou hoeven te vervullen op het moment dat de F-16 definitief wordt vervangen door de F-35 – omdat op dat moment de internationale omstandigheden en de afspraken binnen de NAVO dat hopelijk mogelijk zouden maken.’ (68)
Maar de hoop op dergelijke omstandigheden en afspraken is klein, zo laat het kabinet doorschemeren: ‘Tegen de achtergrond van de hierboven geschetste geopolitieke ontwikkelingen, de committering van Nederland aan haar bondgenootschappelijke verplichtingen en de onwenselijke van eenzijdige ontwapeningsstappen is door opeenvolgende regeringen sinds 20o2 gesteld dat het altijd de bedoeling is geweest dat de F-35 de bestaande nucleaire taak van de F-16 overneemt.’ (69)
Ten aanzien van het advies van de AIV om van overheidswege meer te doen aan kennisverspreiding en voorlichting over het Nederlands kernwapenbeleid, merken beide ministers in hun brief aan de Kamer op dat het kabinet zich pro-actiever zal opstellen: ‘Hierbij zal actiever worden gecommuniceerd over nucleaire ontwapening, geloofwaardige nucleaire afschrikking en hun onderlinge samenhang in veiligheidscontext.’ (70) Maar ook deze toezegging wordt door het kabinet met de nodige armslag gedaan: ‘Indien er bijvoorbeeld te veel transparantie bestaat omtrent de besluitvormingsprocedures, aantallen, locaties en beveiliging van nucleaire capaciteit, kan dit negatieve consequenties hebben voor de militair operationele taakuitoefening en daarmee de geloofwaardigheid van nucleaire afschrikking. Daarom bestaan er NAVO-afspraken over wat publiekelijk kan worden meegedeeld over de nucleaire afschrikking’ (71)
Dat een samenleving die zich militair afschermt geen militaire geheimen wil prijsgeven om een eventuele vijand niet wijzer te maken dan hij al is, is logisch. Maar de AIV doelde met zijn aanbeveling richting kabinet op het feit dat de NAVO en de regeringen van de lidstaten zich te weinig inspannen om het gevoerde nucleaire- en veiligheidsbeleid uit te leggen aan de burger, waardoor er in het geheim veel meer gebeurt op dat niveau dan goed is voor een democratische samenleving. De toekomst zal leren of het door de AIV gedane advies om van overheidswege een grotere openheid op dit vlak te betrachten, door het kabinet wordt opgevolgd.
De tiende en laatste aanbeveling van de AIV, om als Nederlandse regering alles op alles te zetten om wapenbeheersing en nucleaire ontwapening vanuit een multilateraal (en dus niet enkel vanuit nationaal) perspectief te realiseren, wordt door de beide ministers toch weer verengd tot de Nederlandse inzet voor (het behoud van) het Non-Proliferatieverdrag (NPV). Dat mag gezien het voorgaande geen verrassing meer heten, maar van een brief aan de Kamer had toch meer mogen worden verwacht op dit punt. Want ook al spreekt de AIV in zijn advies met een zeer kritische toon over waarde en effect van het VN-Verdrag inzake Kernwapens, het op dat niveau bereikte verbod behoort hoe dan ook tot de meest succesvolle initiatieven van de afgelopen jaren op het terrein van de nucleaire ontwapening. Het kabinet reageert in de Kamerbrief weliswaar – zij het kort – op het kernwapenverdrag, maar doet dat in uitgesproken negatieve zin: ‘Nederland heeft in 2017 als enige NAVO-bondgenoot deelgenomen aan de onderhandelingen over een verdrag dat kernwapens moet verbieden omdat het van mening was dat elk initiatief dat kan bijdragen aan nucleaire ontwapening aandacht en inzet verdient. Maar Nederland kan de tekst van het verdrag niet steunen omdat de tekst niet in lijn is met fundamentele Nederlandse uitgangspunten.’ (72) Om vervolgens wederom te wijzen op de waarde van het NPV en andere fora waarbinnen Nederland actief is zoals het Non-Proliferation and Disarmement Initiative (NPDI), de VN Group of Governmental Experts en het Spijtstofstopverdrag.
Voor de vredesbeweging en voor politici die zich inzetten om nucleaire ontwapening tot een historisch feit te maken zal het AIV-advies noch de reactie van het kabinet veel hoop geven. Voor hen zal de hoop meer gelegen zijn in een blik op de voorbije jaren om te constateren dat ook aan het tot stand komen van een verbod op chemische en biologische wapens of op een verbod op anti-personeelsmijnen een jarenlange strijd voorafging.
Noten
(1) Kernwapens in een nieuwe geopolitieke werkelijkheid; hoog tijd voor nieuwe wapenbeheersingsinitiatieven - Adviesraad Internationale Vraagstukken, Den Haag, 26 februari 2019
(2) ‘Internationaal recht is niet duidelijk over kernwapens’ – de Volkskrant, 9 juli 1996
(3) Gebruik kernwapens volgens gerechtshof een oorlogsmisdaad – Trouw, 13 juli 1996
(4) PAX blij met wereldwijd kernwapenverbod – Persbericht PAX, 7 juli 2017
(5) Appreciatie uitkomst onderhandelingen kernwapenverbod - Nucleaire ontwapening en non- proliferatie – Brief minister van Buitenlandse Zaken aan Tweede Kamer, 14 juli 2017
(6) Ibidem
(7) Vijf redenen waarom het VN-kernwapenverbod werkt – Persbericht PAX, 7 juli 2018
(8) Nucleaire ontwapening en non-proliferatie – Brief minister van Buitenlandse Zaken aan Tweede Kamer, 16 oktober 2018
(9) Motie van het lid Ploumen c.s. – 15 november 2018 (Kamerstuk 33 694 nr.24)
(10) Motie van het lid Voordewind c.s. – 15 november 2018 (Kamerstuk 33 694 nr.31)
(11) Betreft beantwoording motie Voordewind over het draagvlak voor het kernwapenverbod – Brief ministers Buitenlandse Zaken en Defensie aan Tweede Kamer, 30 januari 2019
(12) Ibidem
(13) Ibidem
(14) Zo komen in de lijst met door de AIV geraadpleegde personen inderdaad namen tegen van leden van het Rode Kruis, PAX, Pugwash en de Nederlandse Vereniging voor Medische Polemologie (NVMP)
(15) Kernwapens in een nieuwe geopolitieke werkelijkheid; hoog tijd voor nieuwe wapenbeheersingsinitiatieven - Hoofdstuk 1, pag.17
(16) Idem, hoofdstuk 2, pag.21
(17) Idem, pag.26
(18) Idem, pag.27
(19) Idem, pag.28
(20) De Amerikaanse regering beklemtoonde bij dit besluit dat de raketverdedigingssystemen (Ballistic Missile Defense, BMD) niet bedoeld zijn om Rusland onder druk te zetten, maar om ‘schurkenstaat’ Iran op afstand te kunnen houden.
(21) No first use behelst de verklaring van een land dat het onder geen enkele omstandigheid als eerste kernwapens zal inzetten.
(22) Bij cyber warfare wordt de vijand bestookt met online-aanvallen op zijn digitale netwerken of worden deze systemen juist in stilte geïnfecteerd met spionagetechnologie.
(23) Dual Capable (DC) houdt in dat militair materieel zowel ingezet kan worden bij een conventionele aanval als bij nucleaire inzet. Ook een squadron Nederlandse F-16’s (vliegbasis Volkel) bestaat uit zogeheten DCA’s (Dual Capable Aircraft).
(24) De AIV meldt over het nucleaire moderniseringsprogramma van de VS: ‘Het Amerikaanse moderniseringsprogramma heeft een looptijd van dertig jaar en de kosten voor de periode 2017-2026 zijn door de Congressional Budget Office geraamd op 400 miljard dollar. Over de gehele looptijd van 2017-2046 zouden de kosten kunnen oplopen tot 1.200 miljard dollar indien alle plannen uit het programma worden uitgevoerd.’ Overigens werd de modernisering van de B61 vrije val bom al onder de regering Obama ontwikkeld.
(25) Dat op de vliegbasis Volkel Amerikaanse atoombommen zijn opgeslagen, is al decennialang een publiek geheim, het gevolg van de bevestiging-noch-ontkenning-houding van de Nederlandse regering. Zeer onlangs echter viel in een concept-rapport van de Parlementaire Assemblée van de NAVO, getiteld: ‘A new era for nuclear deterrence?’ te lezen dat Volkel inderdaad een van de bases in Europa is waar kernwapens zijn ondergebracht: ‘Within the NATO context, the United States forward-deploys approximately 150 nuclear weapons, specifically B61 gravity bombs, to Europe for use on both US and Allied dual-capable aircraft. These bombs are stored at six US and European bases – Kleine-Brogel in Belgium, Büchel in Germany, Aviano and Ghedi-Torre in Intaly, Volkel in The Netherlands and Inçirlik in Turkey.’ (ANP 16 juli 2019) Overigens deed in 2016 het bericht de ronde dat de VS als gevolg van toenemende spanningen met Turkije de kernwapens uit Inçirlik heeft weggehaald en overgebracht heeft naar Roemenië.
(26) Kernwapens in een nieuwe geopolitieke werkelijkheid; hoog tijd voor nieuwe wapenbeheersingsinitiatieven - Hoofdstuk 3, pag.38
(27) Idem, hoofdstuk 4, pag.44
(28) Ibidem
(29) Het INF-akkoord werd in 1987 getekend door Sovjet-leider Michail Gorbatsjov en de Amerikaanse president Ronald Reagan waarbij werd afgesproken dat geen van beide landen raketten voor de middellange afstand op het vaste land van Europa zouden installeren en de inmiddels geïnstalleerde raketsystemen zouden verwijderen.
(30) Kernwapens in een nieuwe geopolitieke werkelijkheid; hoog tijd voor nieuwe wapenbeheersingsinitiatieven -Hoofdstuk 4, pag.47
(31) VS zet Turkije uit JSF-programma na aanschaf Russisch raketafweersysteem – ANP 18 juli 2019. Deze reactie van de VS zal ongetwijfeld grote consequenties hebben. Het zou zelfs wel eens het einde kunnen inluiden van het NAVO-lidmaatschap van Turkije. Het gevolg daarvan zou weer kunnen zijn dat Turkije zijn heil zoekt onder de (atoom)paraplu van Rusland in plaats van die van de VS. Overigens heeft Lockheed Martin al twee JSF-toetellen aan Turkije geleverd, maar die staan nog op Luke Air Force Base in de VS waar Turkse piloten tot voor kort konden oefenen met het toestel. Om te voorkomen dat deze twee vliegtuigen (met zijn stealth-geheimen) als studiemateriaal voor de Russen zouden kunnen dienen, worden de twee toestellen niet naar Turkije overgevlogen. Voor het JSF-programma heeft het besluit van de VS overigens wel consequenties omdat Turkije in eigen land enkele honderden onderdelen voor de JSF produceert. Voor Turkije lijken de consequenties minder zwaar omdat het land zelf enige jaren geleden al begonnen is met de ontwikkeling van een eigen jachtvliegtuig (de TF-X) als opvolger van de F-16.
(32) Kernwapens in een nieuwe geopolitieke werkelijkheid; hoog tijd voor nieuwe wapenbeheersingsinitiatieven -Hoofdstuk 4, pag.52
(33) Idem, pag.55
(34) Ibidem
(35) Op 6 en 9 augustus 1945 wierpen Amerikaanse bommenwerpers een atoombom op respectievelijk Hiroshima en Nagasaki. Er stierven 250.000 mensen aan en in de jaren erna nog enkele honderdduizenden door stralingsziekten. Publicitair doel van deze aanval was het bekorten van de Tweede Wereldoorlog (inderdaad capituleerde Japan enkele dagen later), maar de Verenigde Staten hadden er ook een politiek doel mee voor ogen: het eerste land te zijn dat over atoomwapens beschikte en daarmee op slag de machtigste natie op aarde te zijn.
(36) Hij voorkwam een kernoorlog, maar bleef daar altijd bescheiden over – de Volkskrant, 18 september 2017. Zie ook de documentaire The Man Who Saved the World van Peter Antony (2015)
(37) Spanje eist dat VS plutonium ruimen na kernongeval in ’66 – Het Laatste Nieuws (HLN), 22 oktober 2012. Zie ook de documentaire La Imagen de tu Vida – La Bomba de Palomares (1966)
(38) Kernwapens in een nieuwe geopolitieke werkelijkheid; hoog tijd voor nieuwe wapenbeheersingsinitiatieven - Hoofdstuk 5, pag.58
(39) Ibidem
(40) Idem, pag.59
(41) Idem, pag.62
(42) Idem, hoofdstuk 6, pag.63
(43) en (44) Ibidem
(45) Zo zijn de twee atoombommen die in 1945 boven Japan zijn afgeworpen gerechtvaardigd met het argument dat daarmee de Tweede Wereldoorlog werd bekort. Dat daarvoor honderdduizenden onschuldige burgers het leven moesten laten werd door de geallieerde legerleiders buiten beschouwing gehouden. Hetzelfde kan worden gesteld ten aanzien van de bombardementen op Duitse steden in WO II die volgens het oorlogsrecht als een oorlogsmisdaad dienen te worden beschouwd maar die als ‘demoralisering van het Nazi-regime’ werden gerechtvaardigd.
(46) Kernwapens in een nieuwe geopolitieke werkelijkheid; hoog tijd voor nieuwe wapenbeheersingsinitiatieven - Hoofdstuk 6, pag.64
(47) Het bekendste voorbeeld van hoe de slechte verhouding tussen de twee grootmachten in korte tijd kon escaleren is de zogeheten Cubacrisis. De aanleiding tot deze crisis was de machtsovername op Cuba door Fidel Castro die een marxistisch bewind instelde en daarbij steun kreeg van de Sovjet-Unie. Als tegenwicht tegen de plaatsing van Amerikaanse kernraketten in Italië en Turkije plaatste de Sovjet-Unie kernraketten op Cuba. De VS eiste terugtrekking van alle kernraketten van het eiland en dreigde met militaire inzet onder andere met een invasie op Cuba en stelde een blokkade in tegen het eiland. De situatie dreigde vervolgens verder te escaleren toen Amerikaanse marineschepen in oktober 1962 op volle zee een Russisch vrachtschip onderschepten dat met raketten aan boord op weg was naar Cuba. De Sovjet-Unie koos eieren voor haar geld en liet het schip terugkeren. In het geheim kwamen de VS en de Sovjet-Unie daarna overeen om de Amerikaanse raketten te verwijderen uit Italië en Turkije waarna de Sovjet-Unie de raketbases op Cuba ontmantelde.
(48) Kernwapens in een nieuwe geopolitieke werkelijkheid; hoog tijd voor nieuwe wapenbeheersingsinitiatieven - Hoofdstuk 6, pag.64
(49) Idem, pag.65
(50) Idem, pag.68
(51) Idem, pag.70
(52) Ibidem
(53) Kernwapens in een nieuwe geopolitieke werkelijkheid; hoog tijd voor nieuwe wapenbeheersingsinitiatieven - Hoofdstuk 6, pag.73
(54) Idem, pag.74
(55) t/m (56) Ibidem
(57) Kabinetsreactie op AIV-adviesrapport ‘Kernwapens in een nieuwe geopolitieke werkelijkheid’ – Brief ministers van Buitenlandse Zaken en Defensie aan Tweede Kamer, 18 april 2019
(58) en (59) Ibidem
(60) Vanaf midden jaren vijftig bouwde de VS een nucleair arsenaal op in Europa. Daarbij ging het om kernwapens voor de middellange afstand (500 tot 5.000 km), de zogeheten ‘tactische’ kernwapens, bedoeld om een eventuele opmars vanuit het Warschaupact richting West-Europe te stoppen. De Russen deden omgekeerd hetzelfde met de installatie van SS-20 raketten. Het wederzijds afvuren van deze kernraketten zou zonder twijfel West-Europa tot één groot slagveld hebben gemaakt waarbij de kans op overleven minimaal zou zijn geweest. Behalve Frankijk en het Verenigd Koninkrijk die in de jaren 50 hun eigen kernmacht hebben ontwikkeld, werden in NAVO-verband kernwapens geplaatst in Italië, België, Nederland, Giekenland, (West-)Duitsland en Turkije. Omdat Turkije het vertrouwen van de VS verloor werden de Amerikaanse kernwapens in 2016 op stel en sprong uit Turkije teruggetrokken.
(61) Kabinetsreactie op AIV-adviesrapport ‘Kernwapens in een nieuwe geopolitieke werkelijkheid’ – Brief ministers van Buitenlandse Zaken en Defensie aan Tweede Kamer, 18 april 2019
(62) t/m (73) Ibidem