Skip to main content
  • 16 maart 2009

Vrouwen als oorlogspropaganda

Wendela de Vries

Waarom zitten wij in Afghanistan? Vraag het de gemiddelde Nederlander, en zij (waarom zou de gemiddelde Nederlander altijd een hij moeten zijn) zal antwoorden: Om de Taliban te bestrijden. En waarom moeten wij de Taliban bestrijden, is dan de logische volgende vraag. Waarom moeten Nederlandse militairen helemaal naar de andere kant van de wereld worden gevlogen om een beweging te bestrijden die in de verste verte niet van plan en/of in staat is om Nederland binnen te vallen of Nederlandse belangen te bedreigen?

De officiële reden is dat Afghanistan moet worden gestabiliseerd om het internationaal terrorisme te bestrijden. Daarvoor hebben wij taken van de Amerikanen overgenomen en zitten er meer dan duizend Hollandse meisjes m/v in Tarin Kowt en Deh Rawod. Maar voor veel mensen zitten we vooral in Afghanistan omdat de Taliban vrouwen onderdrukken. Onze aanwezigheid aldaar is een beschavingsoffensief, met niet allen de officiële doelstelling om te “de Afghanen bij te staan bij de vorming van een stabiele, democratische staat” maar ook ter bevrijding van de Afghaanse vrouw. Dat beeld in de publieke opinie wordt actief in stand gehouden.

Heel opmerkelijk daarin is bijvoorbeeld het vieren van Vrouwendag in Tarin Kowt. Terwijl op de Nederlandse televisie welgeteld één programma te vinden was dat met een beetje goede wil aan Vrouwendag gelinkt kon worden, werden de vrouwelijke militairen in Afghanistan door het Ministerie van Defensie in het zonnetje gezet met onder meer een barbecue (mannen koken voor vrouwen, dus barbecuen?) en ‘enkele bijzondere bijeenkomsten’. Voor Afghaanse vrouwen was er door Defensie op 7 maart een conferentie belegd, waar religieuze leiders de gelegenheid kregen te vertellen dat de profeet Mohammed “streed voor gelijke rechten” aldus de Defensiekrant, het vrolijk weekblad voor Nederlandse militairen (met Van Middelkoop als Donald Duck en Jack de Vries als eeuwig grijnzende Guus Geluk).

Ook OxfamNovib, die overigens heel sympathieke initiatieven steunt in Afghanistan, draagt bij aan deze beeldvorming, met een fototentoonstelling van en door Afghaanse vrouwen, voor Vrouwendag opgesteld in het gebouw van de Tweede Kamer. Foto’s van en door vrouwen voor Vrouwendag is uitstekend, maar waarom juist uit Afghanistan? Om de Minister van Ontwikkelingssamenwerking de kans te geven te vertellen hoeveel er is bereikt, mede dankzij de Nederlandse militairen? Terwijl hij in dezelfde toespraak toegeeft dat de mensenrechtensituatie in Afghanistan is verslechterd, en dat de positie van vrouwen in de jaren ’60 en ’70, dus voor de oorlog, veel beter was? Waarom laat de minister geen analyse maken van de funeste invloed die oorlog heeft op de positie van vrouwen? Ongeacht of die oorlog wordt gevoerd door Afghanen, Russen, Amerikanen of Hollanders? Waarom wordt weer de suggestie gewekt dat het redden van vrouwen een missiedoel is in Afghanistan? Misschien omdat het ‘bestrijden van internationaal terrorisme’ in Nederland op minder sympathie kan rekenen, geassocieerd als dat wordt met Bush, Rumsfeld en het beliegen van de Veiligheidsraad?

Het geloof van vrouwenbevrijding als oorlogsdoel is wijdverbreid. In de Volkskrant begon columnist Arie Elshout er een week geleden aan te twijfelen of de ‘culture kloof’ met de ‘achterlijke Afghaanse cultuur’ ooit te overbruggen valt met het sturen van militairen. Tot voor kort was zijn standpunt dat militaire terugtrekking zou kunnen leiden tot herstel van het Talibanregime, inclusief afbraak van onderwijsrechten van vrouwen. Het zien van een foto met onderschrift dat vrouwen nog steeds worden vermoord en bedreigd als ze onderwijs volgen, bracht hem tot de conclusie dat we weg moeten uit Afghanistan. Let wel, we spreken hier over een voormalig chef Buitenland en Adjunct-Hoofdredacteur van de Volkskrant. Men mag bij hem de oorlogsdoelen in Afghanistan bekend veronderstellen. Nergens in die oorlogsdoelen staat het verbeteren van de positie van vrouwen. Maar Elshout is helemaal opgegaan in de propagandabeelden. Militaire aanwezigheid is nodig om vrouwenrechten te bereiken. Of die vrouwenrechten niet ook, en misschien zelfs beter, zonder militaire aanwezigheid bereikt zou kunnen worden, is blijkbaar zo ver weggedrukt dat de vraag niet eens gesteld wordt.

Het lot van de Afghaanse vrouw is niet te benijden. Ze krijgt nauwelijks onderwijs. Er zijn volstrekt onvoldoende vroedvrouwen (in sommige delen van Afghanistan sterven er zes vrouwen op elke honderd bevallingen). Als ze al over staat mag, dan alleen onder begeleiding van een man (al is die man niet ouder dan zeven, in de strakke patriarchale rangorde staat hij nog altijd hoger dan z’n oma) en gehuld in een soort tent. En tot overmaat van ramp moet ze ook nog dienen ter legitimatie van een oorlog waar ze geen enkele baat bij heeft. Het redden van vrouwen wordt al sinds Troje ingezet voor oorlogspropaganda, en het werkt nog steeds.