Skip to main content
  • 04 juni 2017

Hanford toont problemen kernafval

Henk van der Keur

Op 9 mei jl. stortte een tunnel met vaten hoogradioactief afval in bij een kerncomplex in Hanford. Het complex ligt in de Amerikaanse staat Washington, aan de westkust. Ondanks geruststellende berichten dat er geen werknemers gewond zijn en er geen grote evacuaties nodig zijn, herinnert het ongeval ons aan een enorm probleem. Hanford maakte deel uit van het Manhattan Project, het Amerikaanse kernwapenprogramma. Het is een erfenis van de Tweede Wereldoorlog en de Koude Oorlog, en herbergt kernafval van verschillende decennia van militaire plutoniumproductie tijdens en na de Tweede Wereldoorlog.

Al sinds de opening in 1943 is Hanford een milieuramp in slow motion die voortdurend radioactieve stoffen uitspuwt in de omgeving, in de lucht en in het water. Nog gevaarlijker dan de tunnels zijn de reusachtige tanks met vloeibaar kernafval: 177 daarvan bevatten meer dan 200 miljoen liter hoog radioactieve soep waarvan de samenstelling slechts bij benadering bekend is. De inhoud van sommige tanks moet periodiek geroerd worden om te voorkomen dat waterstofbellen ontstaan ​​waardoor de tanks kunnen ontploffen. Inmiddels is één miljoen liter van dit gevaarlijke afval naar het grondwater is gelekt. De Amerikaanse regering schat dat het meer dan 107 miljard dollar zal kosten om alles schoon te maken, met een saneringstermijn tot 2060. Weinigen hebben veel vertrouwen in deze schattingen.

Ingewijden zeggen dat Hanford een gebeurtenis kan verwachten die vergelijkbaar is met de explosie van 1957 in de kerncentrale van Mayak in Rusland, bekend als de Kyshtym-ramp. Deze ramp wordt beschouwd als 's werelds derde grootste nucleaire ramp na Tsjernobyl en Fukushima. Evenals de reactor in Hanford produceerde Mayak plutonium voor kernwapens. Minstens 22 dorpen en tienduizend mensen werden gedwongen om te evacueren toen Mayak werd weggeblazen. Volgens een schatting door het ministerie van Sovjet-gezondheidszorg in Cheljabinsk was het ultieme dodental door de Mayak-explosie 8,015 mensen over een periode van 32 jaar. Volgens een laatste schatting van het Sovjetministerie van Gezondheid in Cheljabinsk zijn in een periode van 32 jaar ruim achtduizend mensen omgekomen door de explosie en de gevolgen.

Radioactief afval is erfenis van kernwapenproductie
Hanford is niet uniek in het Amerikaanse nucleaire landschap. Het kan de meest besmette plek zijn, maar het staat zeker niet alleen. Bij de fabrieken van Rocky Flats even buiten Denver, waar werknemers het plutonium uit Hanford in de kernkoppen van kernwapens monteerden, waren in 1957 en 1969 grote branden. Via de rookpluimen werd plutonium over de nabijgelegen buurtgemeenschappen verspreid. In de Fernaldfabriek van Ohio, die uranium voor de kernwapenindustrie verwerkte, dumpten de exploitanten radioactieve afvalstoffen in de kuilen, waarbij het lokale grondwater vervuild raakte en uraniumstofdeeltjes uit de schoorstenen werd geblazen toen de filters niet bleken te werken, zoals regelmatig gebeurde. Soortgelijke verhalen kunnen ook worden verteld over de kernwapenfabrieken bij Savannah River in North Carolina en Oak Ridge in Tennessee. In de VS worden de gebruikte splijtstofstaven van kernreactoren zowel in de civiele als militaire kernketen opgeslagen nabij de kerncentrales zelf. Het wetenschappelijk tijdschrift Science bericht op 24 mei jl. dat ongelukken kunnen leiden tot catastrofale gevolgen die veel omvangrijker zijn dan de gevolgen van Tsjernobyl en Fukushima.

Probleem groter dan alleen de kosten
Kernafval bevindt zich op honderden plekken over de hele wereld, het product van een halve eeuw van kernenergieproductie. De veilige verwijdering van dit afval is een grote uitdaging voor de mensheid. De risico's zijn moeilijk in te schatten, omdat er geen sprake is van een veilig niveau van blootstelling aan straling, zeker niet voor het soort straling dat gerelateerd is aan het plutonium en uranium dat aanwezig is in Hanford. Werknemers en mensen die in de buurt wonen van dit soort fabrieken staan voortdurend bloot aan de risico's van radioactieve straling. Niet alleen vandaag maar tot ver in de toekomst. De ethische vragen die hierbij rijzen zijn bijzonder problematisch omdat de gezondheidseffecten van blootstelling pas na zeer lange tijd zich in mensen kunnen manifesteren. De levensduur van het afval vormt een probleem voor toekomstige generaties. Nucleaire rampgebieden rond Tsjernobyl of Fukushima zijn vrijwel permanent onbewoonbaar geworden. Hetzelfde geldt voor plekken als Hanford, en ook Sellafield in het Verenigd Koninkrijk.
De erfenis van kernafval is echter groter dan alleen militair afval. Er zijn momenteel geen operationele bergplaatsen voor civiel kernafval. In Finland wordt een ondergrondse berging gebouwd en Zweden heeft een site gekozen voor de berging van hun kernafval, maar dat lijken uitzonderingen te zijn. Andere landen, waaronder Nederland, zijn zelfs niet eens begonnen om definitieve opslag serieus te overwegen. Momenteel wordt in veel landen civiel kernafval nabij de kerncentrales zelf opgeslagen, in afwachting van de definitieve ondergrondse opslag. Dit vormt enorme veiligheids- en beveiligingsrisico's.

Nu plannen maken over definitieve berging
Zelfs met de directe zorgen over de blootstelling van mensen en de veiligheid, is het beheer van nucleair afval in wezen een probleem van intergenerationele rechtvaardigheid. Toekomstige generaties worden opgezadeld met een hoge rekening die de huidige generatie achterlaat. We hebben een morele verplichting om deze last te verlichten door nu werk te maken van wat nodig is om afval zo goed mogelijk te behandelen. Onze acties vandaag - wanneer, waar en hoe we dit afval gaan bergen - hebben gevolgen voor zowel de nabije als de verre toekomst. We kunnen ons niet permitteren een stap achterwaarts te doen, want het probleem lost zich niet vanzelf op.