-
17 november 2007
De Westerse hypocrisie over het Iraanse kernenergieprogramma
Iran wordt door de Verenigde Staten en hun bondgenoten steeds verder de duimschroeven aangedraaid. Net als het Irak van de jaren negentig en tot voor kort Noord-Korea wordt het land door het Westen beschouwd als een paria. Correspondenten melden dat de economische sancties tegen het land steeds meer voelbaar worden. Over de gevolgen van een boycot moet niet lichtvaardig worden gedacht. De uitwerking ervan kan zo mogelijk nog wreder zijn dan die van een oorlog. Dat heb ik zelf kunnen ervaren toen ik in 1992, een jaar na de Golfoorlog, een bezoek bracht aan Irak. In 1989 was het nog een modern land waarbij de gezondheidszorg en het onderwijs op een hoog peil stonden, een paar jaar later stierven een toenemend aantal kinderen aan ondervoeding en voorheen zeldzame ziektes. De VN-boycot tegen Irak heeft uiteindelijk vele honderdduizenden mensen het leven gekost.
Alle ophef in het Westen draait om het kernenergieprogramma van Iran. Het moslimfundamentalistische land zou van plan zijn kernwapens te maken en daarbij een direct gevaar vormen voor de joodse staat Israël. Om die ‘potentiële dreiging’ kracht bij te zetten krijgt de neoconservatieve Iraanse president net als Saddam Hoessein (na de invasie van Koeweit in augustus 1990) in de Westerse media het beeld mee van een soort ‘Hitler’ die van plan zou zijn om Israël van de kaart te vegen.Ofschoon hij weinig vleiende woorden over Israël heeft gezegd, is die beeldvorming natuurlijk sterk overdreven, want aantoonbaar onjuist. Bovendien, gesteld dat Iran uiteindelijk over kernwapens beschikt, zal het land die natuurlijk nooit als eerste gebruiken tegen de (niet erkende) kernwapenstaat Israël. Dan is niet alleen Israël, maar ook Iran zelf van de kaart geveegd. In dit opzicht is de huidige situatie in Pakistan veel zorgwekkender. Een burgeroorlog is daar op dit moment zeker niet ondenkbaar. Wat als de afloop daarvan zal zijn dat Al-Qaida over kernwapens beschikt? Vreemd eigenlijk dat men in het Westen zich daarover kennelijk geen zorgen maakt.
Hoe het vraagstuk van Iran en zijn kernprogramma ook wordt benaderd, een ding staat vast: de Westerse benadering is selectief en hypocriet. Iran doet in de praktijk vrijwel niets wat indruist tegen de bepalingen die zijn opgenomen in het in 1969 opgerichte non-proliferatieverdrag (NPV) en behoort tot één van de eerste landen die het verdrag ondertekende. Het is natuurlijk een flutverdrag, maar dat valt niet Iran maar veeleer het Westen te verwijten. Westerse landen hebben het verdrag voor eigen gebruik zodanig opgerekt dat landen die het NPV hebben ondertekend, behalve kerncentrales ook uraniumverrijkingsfabrieken en opwerkingsfabrieken mogen bouwen.
Verrijking en opwerking behoren tot de meest proliferatiegevoelige fases in de kernketen, waarbij ‘civiel’ niet is te onderscheiden van ‘militair’. Dat is ook de reden waarom landen die uit zijn op een kernwapenarsenaal graag eerst lid worden van het NPV om er later weer uit te stappen. Dat zou met Iran ook het geval kunnen zijn. Maar zelfs als dat zo zou zijn dan worden de middelen waarmee Iran nu door het Westen onder druk wordt gezet niet gerechtvaardigd, laat staan een militaire aanval tegen dat land. Iran opereert volkomen legaal binnen de regelgeving van het NPV. Dat kan niet gezegd worden van de VS, Groot-Brittannië en andere kernwapenstaten, want het NPV gebiedt kernwapenstaten hun kernwapenarsenalen te ontmantelen. Slechts af en toe wordt hier even door iemand aan gerefereerd onder de niet aflatende stroom propaganda-artikelen over Iran.
De VS en hun bondgenoten doen er liever het zwijgen toe en werken onderwijl aan het vernieuwen van hun arsenalen.