-
14 maart 2010
De schaduwzijden van de nucleaire geneeskunde
Voordat ik over de schaduwzijden bericht, eerst wat meer informatie over het begrip ‘nucleaire geneeskunde’. Nucleaire geneeskunde is een medische discipline dat gebruik maakt van radioactieve straling, voornamelijk voor het stellen van diagnoses. In tegenstelling tot wat vaak wordt beweerd in de media wordt radioactiviteit slechts zelden gebruikt als geneesmiddel in bijvoorbeeld de behandeling van kanker en bij (palliatieve) pijnbestrijding. De meest gebruikte nucleaire modaliteit in de geneeskunde is de CT-scan. Net als bij conventionele röntgenscans is CT (computed tomography) gebaseerd op de variabele absorptie van röntgenstraling door de verschillende lichaamsweefsels, maar CT levert een andere manier van beeldvorming, een beeld met een dwarsdoorsnede van het lichaam. Dat niets anders is dan een hele reeks van ‘schijven’ van het lichaam die door een computer worden omgezet in een totaalbeeld. De beelden worden gebruikt voor een uiteenlopende reeks van diagnostische en therapeutische doeleinden. Ze hebben een beter contrast dan de beelden die gemaakt worden met conventionele röntgenstralen of gammastralen, waardoor de verschillende lichaamsweefsels beter in beeld worden gebracht.
Niemand zal ontkennen dat dit een vooruitgang is. Niet zelden voorkomt het gebruik van een nucleaire modaliteit een chirurgische ingreep. Behalve CT, wordt ook gebruik gemaakt van de modaliteiten SPECT (single photon computed tomography) en PET (positron emission tomography), steeds vaker in combinatie met CT. Beide apparaten maken gebruik van radiofarmaca. Een radiofarmacon chemische stof die gelabeld is met een radio-isotoop of tracer. Het chemisch stofje is specifiek voor de aard van het te onderzoeken weefsel. Na toediening van het middel komt de radio-isotoop terecht op de plek in het lichaam waar de behandeld arts het wil hebben. Bij SPECT wordt het beeld gevormd met behulp van een gammacamera en bij PET met een PET-camera.
Alle voordelen ten spijt, recente onderzoeken in een Verenigde Staten brengen alarmerende cijfers aan het licht over de te hoge stralingsbelasting waaraan patiënten worden blootgesteld. Het lijkt er op dat er weinig is geleerd van het overmatig gebruik van röntgenscans in de jaren vijftig van de vorige eeuw. Uit één van de onderzoeken bleek dat 20 tot 50% van deze high-tech scans onnodig zijn, omdat ze geen enkele bijdrage leverde bij het stellen van de diagnose. Een onderzoek van het Amerikaanse Kanker Instituut rapporteert dat het 29.000 extra gevallen van kanker verwacht van de 72 miljoen CT-scans die de Amerikanen in 2007 kregen en dat 15.000 van deze kankers fataal zouden kunnen zijn. Een ander onderzoek uit 2009, verricht door de Amerikaanse Raad voor Stralingsbescherming en Metingen toont aan dat regelmatig gebruik van radio-isotopen bij één patiënt kan uitmonden in een te hoge stralingsbelasting. Het onthult dat de gemiddelde dosis is toegenomen van 3,6 millisievert (mSv) begin jaren tachtig tot 6,2 mSv in 2006.
Er zijn geen cijfers bekend van de situatie in Europa, maar men kan gevoeglijk aannemen dat ze de Amerikaanse cijfers niet veel zullen ontlopen. In de VS zijn inmiddels maatregelen genomen. De voorwaarden voor het maken van een scan worden strikter om bijvoorbeeld het maken van overbodige scans te voorkomen. Je vraagt je ondertussen af hoeveel slachtoffers het gebruik van de CT-scan heeft geëist. Uitgaande van de cijfers van het Amerikaanse Kanker Instituut – 15.000 als gevolg van een CT-scan in 2007 - moeten dat er zeker tweehonderdduizend zijn geweest in de afgelopen twee decennia in de VS. Wereldwijd waarschijnlijk het dubbele aantal.