Skip to main content
  • 16 oktober 2024

Goedheiligland

JoopFinland

Het verhaal van Israël lijkt als twee druppels water op dat van Sinterklaas, vandaar de titel. Disclaimer: dit verhaal van Israël is opgeschreven in de geest van een tienjarige. En dan niet een tienjarige in het universum van die twee droogkloten die de site van Krapuul (1) vullen: die lazen waarschijnlijk Gramsci toen ze nog tien moesten worden. En bij mij ook geen exegese over bijbel, Jodendom en andere dommen, want voor mij was het destijds één grote pot nat die voor me werd neergezet.

Israël dus. Kwam steevast voorbij in het ochtendgebed op de protestants-christelijke lagere Prins Bernard-school (2) te Zutphen, in 1968. Een land aan de – ons toen alleen van horen zeggen bekende – Middellandse Zee, maar wel een Heilig land, dus belangrijker en vooral beter als Italië of Spanje. En ook nog es het Beloofde Land: wij protestant-christenen werden er op voorbereid dat we na ons sterven naar het Heilige en Beloofde Land zouden gaan. Daar was de hemel waarover het in de bijbel ging.

En daar had je de eerste frictie in het verhaal. Sommige mensen gingen al naar het Heilige en Beloofde land terwijl ze nog leefden! Zoals de familie Groen, die eerst naast ons kwam wonen maar daarna naar Israël was vertrokken. Waarom moest ik eerst dood om naar Jeruzalem (‘Het nieuwe Jeruzalem’, zoals het heette in een gedicht in de bijbel) te kunnen maar mochten de Groenen daar nu al onder een palmboom zitten?

Maar er rammelde meer aan het verhaal. Onze grootste vriend, onze steun en toeverlaat, was Jezus, zo hield onze juf (3) ons voor. Niet Bertje van de brandweer of Koos van de bakker waren de belangrijkste mensen in mijn leventje maar Jezus, ook wel Jezus Christus genoemd. Die had goede dingen gedaan voor ‘ons’ (lees: protestants-christenen) en was zelfs aan een kruis gestorven zodat ‘wij’ (idem dito) voor altijd konden doen wat we maar wilden doen. Ook foute dingen, zoals liegen of dieren slaan.

Er waren foto’s van Jezus in omloop, hoewel die al heel lang geleden aan dat kruis gehangen had. In onze klas hing er een foto van hem naast die van de koningin. Met alleen zijn gezicht erop, want op dat kruis droeg ie alleen maar een soort vaatdoek over zijn pik, zoals Rinus naast wie ik mocht zitten hoewel ik veel jonger was als Rinus, onze plasser noemde. Op die foto zag ie er uit als de grote broer van Koos van de bakker.

Mijn moeder wist te vertellen dat die broer ‘gek’ was en ‘aan de drank’. Koos’ broer had een groezelig baardje en heel slome ogen, alsof ie niet goed geslapen had. Jezus had ook zo’n baardje, en van die ogen. Nu begreep ik wel dat Jezus de nacht voordat ie aan dat kruis gespijkerd werd niet had geslapen, omdat ie in de Hof van Gethsemane (‘Gerrit-zeg-maar-nee’, zei mijn vader daarover waarna mijn moeder heel kwaad op hem werd) door de politie was aangehouden.

Maar waar ik mijn tienjarige vragen bij stelde was dat Jezus er uitzag zoals wij, de andere protestants-christenen. Terwijl ie toch geboren en getogen was in Israël! Kijk, die buren van ons die naar Israël gingen terwijl ze nog leefden, kwamen nooit in de kerk maar ze zagen er toch uit net als wij (4). Maar Jezus was toch echt van daar. En daar woonden Turken, nou ja niet echt Turken want die woonden in Turkije maar lui die op de Turken lijken.

Tegenover ons woonden Turken. Wel een stuk of tien, allemaal op de tweede verdieping bij Pa Bos. Pa Bos was getrouwd met Ma Bos, en de vader van een hele trits Bosjes. Gerben Bos was mijn vriendje en Ma Bos was een gezellige dikkerd maar voor Pa Bos was ik bang. Het gezin kwam uit Neede, dat was in de richting van Twente, en dat hielp niet. Mijn vader zei wel eens dat de Bossen daar in een plaggenhut hadden gewoond.

De Turken van Pa Bos hadden allemaal zwarte haren, een zwarte snor en zwarte ogen. Ik had geen idee waarom ze allemaal samen op de tweede verdieping van Pa Bos woonden en wat ze daar deden. Volgens Pa Bos zelf waren ze ‘stinkend lui’ en ook mijn moeder vond ze ‘vieze Turken’. Ik kwam nooit dicht genoeg bij ze in de buurt om aan ze te ruiken. Volgens mijn vriendje Gerben stapten alle Turken elke morgen in een grote bestelauto al lang voordat hij naar school ging.

Moest die Jezus niet, als ie daar in Israël geboren en getogen was, ook zwarte haren en een dito snor dragen en van die droevige kijkers hebben? Die Jezus uit het verhaal en aan de muur van het klaslokaal was in de verste verte geen Turk, zoveel was voor mij zeker.Er klopten dingen niet in het verhaal. En de dingen die niet klopten waren dezelfde als de dingen die ik niet begreep in het verhaal van Sinterklaas.

Rinus naast wie ik in de schoolbank mocht zitten, zei dat Sinterklaas helemaal niet bestond. Nou was dat natuurlijk de grootste leugen op aarde. Maar er waren wel een heleboel dingen aan Sinterklaas die ik niet rijmen kon. Dat ie zo oud was bijvoorbeeld, maar toch op een paard het dak op kon. En dat ie in één dag iedereen in Holland een pakje kon brengen: mijn vader deed er een hele dag over om ons in de grote vakantie naar Zeeland te rijden, en in Groningen of Limburg was ik nog nooit geweest. (5)

Maar het meest onverklaarbare aan Sinterklaas was dat ie Hollands praatte terwijl ie uit Spanje kwam en zelfs in Turkije was geboren! Die Turken van Pa Bos praatten geen woord Hollands terwijl volgens Gerben een van hen al tien jaar in Holland woonde. En Sinterklaas zag er, net als Jezus, helemaal niet op zijn Turks uit. Met die witte baard en dat rozige gezicht … dat was geen Turk …

En in mijn tienjarige brein ontwikkelde zich een oplossing. Natuurlijk bestond Sinterklaas. Er waren gewoon meer Sinterklazen! Er waren Sinterklazen die net zo oud waren als mijn vader en er waren er die net zo oud waren als de juf. En er waren zoveel Sinterklazen dat je ze op dezelfde dag kon zien in Delfzijl en in Uden. En er zou heus wel es een Sinterklaas voorbijkomen die het lekkerder vond om in Spanje te wonen. Of in Turkije.

Dat was het! Die Groenen waren naar Israël gegaan omdat ze onder die palmbomen wilden zitten. En misschien ook wel omdat ze tussen de Turken of mensen die op Turken lijken wilden wonen. En ze noemden het land van die Turken het Heilige land en het Beloofde land omdat ze niet in onze kerk kwamen en dus niet wisten dat het Heilige en Beloofde land heus waar in de hemel ligt en dat je dood moet zijn om er naar toe te kunnen ….

Noten:

(1) Anti-woke en pro-Israël. Er is ook nog een derde lid van de redactie, maar zij zet waarschijnlijk alleen de koffie. Ze pronken met een fysieke redactieruimte dus er zal wel een lijntje lopen naar de vorige firma van Dick Schoof. Omdat Krapuul ooit een link naar Konfrontatie heeft opgedoekt -Konfro maakte er bezwaar tegen dat mensen van Konfro op Krapuul werden gebasht- hier dus geen link naar Krapuul. Googel maar op Wierd Duk of zo, of The Flying Burrito Bros (die ene bespreekt zijn platencollectie op de site) …

(2) Veranderde reeds na de Lockheed-affaire zijn naam in Prins Clausschool en het gebouw huisvest al sinds de jaren tachtig van de vorige eeuw een moskee. Allemaal vooruitgang dus …

(3) Die leek trouwens als twee druppels water op Frau Bikker, de gristenfascist van de CU. Hetzelfde boerzoektvrouwkoppie onder donker haar en met al even donkere bril, en in dat koppie een gelaatsuitdrukking die je altijd op je qui vive deed zijn. Deden we iets dat haar niet beviel dan gaf dat gelaat stoom af en hieuw ze met de aanwijsstok over de vingers van de boosdoener …

(4) ‘Aan de buitenkant zie je het niet bij ze’, zei mijn moeder altijd over de Groenen maar ik begreep niet wat ze daarmee bedoelde.

(5) Ook werd de Goede Sint bisschop genoemd, een moeilijk woord waarvan wij op school nooit de betekenis mochten vragen omdat dat, zoals juf het formuleerde, ‘niet bij ons hoort’.

Verder lezen in Konfrontatie