Skip to main content
  • 23 augustus 2009

Koffiepraat

Paul Benschop

Terwijl ik op mijn werk voorzichtig in een bekertje automatenkoffie roer, zet ik de radio aan. Het is nog ochtend, dus ik ga voor de espresso, met suiker én melk. Het hoort niet wat ik doe. Suiker tot daar aan toe, maar espresso met melk? Wat zou het, geen Italiaan in de buurt die mij de les kan lezen. Bovendien, ik dwing niemand om zijn of haar espresso ook met melk te drinken.

Na een hoop vervelend geblèr over goedkope leningen is de reclame afgelopen en begint het journaal: Bij een brand in Kampen zijn vier kinderen om het leven gekomen. Ik heb zelf (nog?) geen kinderen en probeer mij voor te stellen hou dat zou zijn om je eigen kroost te verliezen. Ik vind het moeilijk mij er een voorstelling van te maken. De radio 1-presentator vertelt dat de overige tien kinderen de brand wel hebben overleefd. Scherp als ik, ondanks de vroegte, al ben reken ik uit dat het gezin in totaal uit veertien kinderen bestaat. Dat betekent dat als je eerste kind op je twintigste komt je tot je vierendertigste bezig bent; negen maanden op, drie maanden af. 'Onmogelijk', mompel ik tegen mezelf. Ik ga er maar van uit dat het wel een verspreking zal zijn. Blijkbaar heeft Philip Freriks een neefje bij radio werken. Krap een half uurtje later, inmiddels doorgezapt naar BNR-radio. Ook hier spreken ze over tien kinderen die de brand overleven. Ik denk bij mezelf dat het vast een zeer strengchristelijk gezin is, ik ken immers weinig verhalen over ontzuilde gezinnen met zoveel koters in huis.

Het is inmiddels wat later op de dag. De geoefende radioluisteraar weet natuurlijk wat dat betekent. Bij gebrek aan nieuw nieuws wordt ouder nieuws uitgediept: de experts worden opgetrommeld! Inmiddels maakt de radio melding dat de vader is gevonden, en oh ja, het is inderdaad een strengchristelijk gezin. De vader is binnenvaartschipper van beroep en was in Duitsland. Een heuse brandexpert geeft ondertussen zijn visie op de brand. Met opgeheven vingertje meldt de dokteranders professor ingenieur en weet-ik-veel-wat in de alles-weet-kunde dat slapen op zolders ook erg gevaarlijk is en in Nederland zéér onderschat wordt. Ik heb in de loop de loop der jaren wel een aantal binnenvaartschippers ontmoet. Meestal waren ze niet ontevreden met hun salaris, maar een brandveilige woning mét vijftien slaapkamers - er van uitgaande dat ook strengchristelijke stellen samen slapen - en zónder zolder, maar dan nog wel binnen het budget van een eenverdiener passen… Ik weet niet hoe reëel dit is. Maar ja, de meneer was ook niet opgeleid om zich in de financiën van mensen met een modaal inkomen te verdiepen.

Later op de dag lees ik het Nederlands Dagblad. Niet bepaald een krant die ik dagelijks lees, maar bij bijzondere of schokkende gebeurtenissen vind ik het prettig het nieuws vanuit verschillende invalshoeken te lezen. Op pagina drie meldt de krant dat ‘het bericht over de vreselijke brand (…) als een lopend vuurtje door Kampen" ging. Of de betreffende journalist had zijn lolbroek aan, of zijn bril niet op. Omdat ik er niet om kan lachen, gok ik op het laatste. Om de blunder extra te accentueren worden de woorden ‘lopend vuurtje’ tevens als tussenkop gebruikt. De krant beschrijft verder hoe de bewoners uit het kleine stadje de tragedie ervaren. Een aantal mensen balt hun vuist tegen God, terwijl iemand anders probeert uit te leggen ‘dat God geen slechte regisseur is’.

Ik weet niet waar het vandaan komt, maar als ongelovige heb ik een enorme fascinatie voor verhalen over religiebeleving. Discussies bij de EO over bijvoorbeeld religiebeleving door kerkloze gelovigen en richtingenstrijd in de kerk kunnen mij vrijwel eindeloos boeien. De vraag waarom de ene christelijke organisatie miljoenen in belerende posters over vloeken investeert, terwijl de andere organisaties er eten van maakt en op straat aan daklozen uitdeelt. Of hoe komt het toch dat zoveel christelijke arbeiders trouw zijn gebleven aan arbeidersvijandige christelijke partijen en vakbonden? Het fascineert me.

Hoeveel waardering ik ook kán hebben voor het werk van religieuze mensen, het instituut kerk staat me tegen. Hoewel niet actief, beschouw ik mijzelf wel als atheïst, een bijbel zal ik niet snel open slaan. Als ik zware kost lees, lees liever iets door of over oude linkse denkers, Marx bijvoorbeeld. En om het maar in klassiek-marxistisch taalgebruik te zeggen: de kerk staat voor een klassenvijandige politiek. ‘Gij zult niet stelen’, ‘Gij zult niet begeren wat niet van u is’. Klinkt leuk hoor, maar betekent niks meer of minder dan dat je je slechte leefomstandigheden moet accepteren. Ik probeer na te denken over wat het voor de geloofsbeleving van het gezin moet betekenen. Dag in, dag uit, stel je jezelf dienstbaar op naar God, en dan gebeurt er dit! Ik denk terug aan de Tsunami van 2004. Bijna 300.000 mensen kwamen om het leven bij het natuurgeweld. Sommige mensen vluchten bij het zien van de vloedgolven de tempel in, het mocht niet baten, zelfs een tempel biedt geen bescherming tegen zoveel natuurgeweld. Ik denk niet dat er voor een gelovige een nog meedogenlozere manier is om te sterven dan in een tempel.

Ik denk weer terug aan het gezin. Ik weet niet hoe zij ermee omgaan, maar ik kan mij zo in denken dat veel mensen in zo’n geval niet alleen hun kinderen, maar ook hun God en hun geloof verliezen. En dat gaat ver, zeker in kleine religieuze dorpen of gemeenschappen. Je verliest je vrienden, je omgeving, eigenlijk je leven. Marx zei: "De kritiek op de religie is de basis van alle kritiek”. Trotski schreef: “Is onze aanval op religie legitiem of niet? Hij is legitiem. Heeft hij enig resultaat gehad? Dat heeft hij”. Dat zal dan wel zo zijn, maar voor mij is atheïsme altijd erg persoonlijk geweest en heb nooit de behoefte gevoeld om aan antireligieuze stellingen te buiten te gaan. Ik weet niet erger is voor een streng religieus gezin, je geloof verliezen of je kinderen. Een duivels dilemma, ik wil het eigenlijk niet eens weten. Tijd voor een espresso, met suiker én melk.