-
27 juni 2010
De PVV-stemmer heeft gelijk
‘Het woord is aan de kiezer’ en ‘de kiezer heeft altijd gelijk’, het zijn van die heerlijke dooddoeners die een politicus altijd uit zijn mouw kan schudden als hij of zij even zonder argumenten zit. Het is een makkelijk en simpel statement, vooral omdat het zo weinig betekent. De wijsheid van de kiezer wordt door politici enkel onderstreept zolang de kiezer niet moeilijk doet. Wanneer de kiezer opstandig of dwars is, staat de wijsheid al snel ter discussie.
Een simpel voorbeeld is het referendum over de Europese grondwet die achteraf bezien toch weer geen grondwet mocht heten. De Nederlandse kiezer had het gehad met het Europese eenwordingsproject die democratische controle terzijde schoof – en schuift – om maar ruim baan aan de vrije markt te geven. De uitslag was duidelijk, een nederlaag voor de dames en heren politici, maar het mocht niet baten: grondwet 2.0 werd de wijze kiezer door de strot geduwd. Een ander voorbeeld is de bezuiniging op de AOW. Uit opiniepeilingen blijkt dat zestig tot tachtig procent van de bevolking tegen is. Maar helaas, ook hier vinden politici dat de kiezer ernaast zit en drukt het gewoon door.
Ook wanneer de kiezer in al haar wijsheid geen keuze kan maken en er voor kiest om thuis te blijven bij verkiezingen, wordt deze keuze afgeserveerd. Te vaak heb ik een politicus, met name van D’66 – of SP-huize, horen zeggen: ‘als je niet stemt, moet je ook niet zeuren’. Zonder enige scrupules wordt een kwart van de kiezers – de thuisblijvers vormen de grootste partij! – afgeserveerd. Geen kritiek op het eigen falen of het eigen onvermogen om de kiezer te laten geloven of betrokkenheid te laten voelen bij de façade van de parlementaire democratie.
De grote verkiezingsoverwinning van de PVV stelt de politici voor een dilemma. In veel gevallen zegt de PVV in grote lijnen wat andere partijen ook vinden, alleen door het op een nog directere en lompere manier te verwoorden weet de PVV zich een ‘anti-establishment’ imago aan te meten. Partijen als de PvdA en D’66 proberen zich te profileren door zich tegen de PVV te keren en op die manier het ‘fatsoenlijke’ deel van het electoraat aan zich te binden. Cohen als bindmiddel voor een verdeelde samenleving. Dat Cohen bijvoorbeeld de vreemdelingenwet ontwierp waar Verdonk furore mee maakte wordt voor het gemak even vergeten. Net als het feit dat D’66 de partij was die Verdonk jarenlang in het zadel hield. Maar de tijden van Verdonk zijn voorbij, daarom terug naar de actualiteit van Wilders.
Ik zal niet ontkennen dat er inhoudelijke verschillen zijn tussen partijen als PVV, VVD, PvdA of CDA, maar dit zijn eerder nuances dan verschillen van dag en nacht. Wat wel een absoluut kwalitatief verschil is tussen de PVV en andere partijen is het vermogen om het ontevreden deel van het electoraat aan zich te binden. Het deel dat zich niet herkent in de koers van de opeenvolgende regeringen. Het deel dat zich niet herkent in wijken die door verzelfstandiging van woningbouwverenigingen en terugtrekkende overheden verloederen. Het deel dat zich niet herkent in afbraak van de verzorgingsstaat aan de ene kant en privatisering en de hiermee groeiende bureaucratie en toename van kosten aan de kant. Het deel dat zich niet herkent in zogenaamde werkloosheidsbestrijdingprogramma’s die eerder de werklozen dan de werkeloosheid bestrijden. Het deel dat zich niet herkent in een individualisering van de samenleving en vervreemding van de burger met afbrokkeling van sociale controle en toename van klein geweld en vandalisme als gevolg. Gevoed door politici van zowel links als rechts en media - die bezorgd praten over de ‘significante betrokkenheid van allochtonen bij criminaliteit’ en sociaal-economische factoren of klassenverschillen graag inwisselen voor ‘etnische en culturele oorzaken’ - staan grote delen van het electoraat open voor racisme en hiermee ook voor de PVV.
In de dagen na de verkiezingsuitslag worden veel PVV stemmers weggezet als dom en asociaal en op de diverse sociale media wordt het ‘verstandige deel van het electoraat’ de mogelijkheid geboden om zich uit te spreken tegen die ‘vreselijke’ 1,5 miljoen PVV stemmers. Politici mogen graag het gelijk van de kiezer benadrukken. Ik zou in deze context graag willen stellen: ‘de PVV stemmer heeft gelijk’. Geen gelijk in objectieve zin, veel van de rechtse sociaal-economische plannen gaan immers lijnrecht in tegen de belangen van grote delen van haar achterban. Maar wel gelijk in de onvrede met de status quo.
Mensen zijn voor een belangrijk deel een product van hun omgeving, voor PVV-stemmers is dit niet anders. Het ageren tegen ontevreden kiezers of PVV-stemmers is misschien goed voor de eigen gemoedstoestand, maar zal weinig effect hebben. Het ageren tegen de asociale plannen van een nieuw kabinet (met of zonder Wilders) die enkel willen bezuinigen, of bazen die mensen enkel via flexcontracten wil laten werken of woningbouwdirecteuren die zelf een vorstelijk salaris opstrijken maar ‘geen geld’ meer hebben voor onderhoud aan woningen des te meer. Links heeft nog veel werk te verzetten.