-
09 december 2008
Links en de crisis
De crisis wordt tot nu toe vooral bestreden door enorme hoeveelheden geld in het financiële systeem te pompen. Op die manier wil men voorkomen dat banken en andere financiële instellingen omvallen en deze instellingen stimuleren om (elkaar) weer geld te lenen. Daarnaast wordt er op verschillende manieren geld in de economie gepompt om de mensen te stimuleren om te blijven besteden. Deze maatregelen hebben voorkomen dat het hele financiële systeem in elkaar stortte en het betalingsverkeer tot stilstand kwam. Maar lossen ze op de langere termijn ook iets op?
Uitblijven investeringen
Een centraal probleem is nu het stagneren van het krediet. Banken en andere financiële instellingen zijn zeer voorzichtig geworden met het verlenen van krediet. Geld uitlenen als de economie terugloopt is immers een linke zaak, omdat men de kans loopt geld te stoppen in een bedrijf dat over een tijdje failliet is. Banken en andere kapitaalbezitters blijven liever op hun geld zitten. Zij parkeren het op een veilige plek, bijvoorbeeld bij de Europese Centrale Bank, of beleggen het in risicovrije producten als staatsobligaties.
In het kapitalisme wordt het economisch leven bepaald wordt door het winststreven van afzonderlijke bedrijven. Wie geld heeft investeert dat in bedrijven waarvan hij of zij verwacht dat ze winst zullen maken, liefst veel. Maar niemand is verplicht te investeren. De overheid kan proberen door belastingmaatregelen en dergelijke bepaalde investeringen aantrekkelijk te maken, maar ze kan kapitaalbezitters niet tot investeren dwingen. Dat is de Achilleshiel van de huidige aanpak van de crisis. Sterkere nog, het is de Achilleshiel van het neoliberale kapitalisme. Hoewel de afgelopen decennia de winsten stegen, deden de lonen dat niet, bleven investeringen uit en werden de winsten vooral aangewend om op de financiële markt meer geld te creëren. Het uitblijven van investeringen was een belangrijke factor in het ontstaan van de crisis. Er is weinig reden om aan te nemen dat die investeringen nu wel zullen komen.
Kapitaalsbezitters zullen echter niet eeuwig op hun geld blijven zitten. Als de crisis maar lang genoeg doorwoekert zullen voldoende bedrijven failliet gaan en door massawerkloosheid de lonen flink dalen. Dan wordt investeren in bepaalde takken van bedrijvigheid en sommige bedrijven weer interessanter. Als daar dan de winsten stijgen en meer arbeidskrachten aangetrokken worden, neemt het vertrouwen in de economie weer toe en kan de crisis langzaam overwonnen worden.
Gevolgen
Waar leidt het op deze manier overwinnen van de crisis toe? De winsten herstellen zich en er wordt meer geïnvesteerd. Dat herstel van de winsten is de eerste prioriteit van de investeerders en de overheid. Zij zullen betogen dat de lonen laag moeten blijven, net als de sociale uitgaven en de overheidsuitgaven. Werknemers zal worden voorgehouden dat als we willen dat de economie weer gaat groeien, de winsten moeten blijven stijgen.
Ondertussen zitten we dan als gevolg van de kapitaalinjecties met een forse toename van de staatsschuld. Die is de afgelopen maanden al gestegen van 250 miljard naar 340 miljard euro. Ook die miljarden zullen linksom of rechtsom door de werkende mensen moeten worden opgebracht.
Kortom, na een aanvankelijk herstel zullen de winsten stijgen, terwijl de lonen en uitkeringen laag gehouden worden. Dan blijft de koopkrachtige vraag achter en worden de winsten maar voor een klein deel geïnvesteerd in de echte economie. De financiële sector zal op zoek gaan naar weer een nieuwe bubbel. Zo wordt de basis gelegd voor een herhaling van de ontwikkelingen van de afgelopen tijd, maar dan in een hogere versnelling. Zo dreigt als gevolg van de huidige crisis een turboneoliberalisme te ontstaan dat op termijn leidt tot een nieuwe crisis, in turboversnelling.
Toezicht en regulering
Hier valt tegenin te brengen dat de huidige reddingsplannen zich niet beperken tot kapitaalinjecties, maar dat er ook sprake is van beter toezicht, betere regulering en zelfs van een nieuw internationaal monetair stelsel. Maar al die plannen voor toezicht en regulering gaan er impliciet vanuit dat het probleem in essentie beperkt is tot wangedrag in de financiële sector: de graaineiging van de bankiers, de perverse prikkels in het beloningssysteem en dergelijke. Daarmee wordt genegeerd dat de excessen van de financiële sector uiteindelijk het gevolg zijn van de problemen in de reële economie, met name de combinatie van lage lonen, hoge winsten en het gebrek aan investeringen. Die excessen en al die dubieuze financiële producten blijven opduiken als de problemen in de reële economie niet opgelost worden. En die worden niet opgelost zolang de bezitters niet op de een of andere manier gedwongen kunnen worden te investeren waar dat maatschappelijk gezien noodzakelijk is.
De antwoorden van links
De huidige aanpak van de crisis komt neer op het met gemeenschapsgeld weer oplappen van het systeem, zodat het daarna weer als vanouds kan functioneren. We zien dat duidelijk bij de aanpak van de crisis in de financiële sector. Op spectaculaire wijze heeft minister Bos daar ingegrepen en ABN-AMRO en het Nederlandse deel van Fortis overgenomen. Maar vervolgens wordt dit staatseigendom alleen gebruikt om de banken overeind te houden, zonder dat zij gedwongen worden hun manier van werken en hun prioriteiten fundamenteel aan te passen. Er vinden wat cosmetische maatregelen plaats, er worden overheidscommissarissen benoemd en er wordt iets (vooral niet te veel) gedaan aan buitensporige beloningen.
Maar de banken moeten vooral als gewone banken blijven functioneren, zo wordt steeds benadrukt. Het moet dus net als voorheen gaan om de winst en de belangen van afzonderlijke bedrijven; niet om het maatschappelijk belang, om de belangen van de overgrote meerderheid van de bevolking.
Links moet in reactie hierop eisen dat de hele financiële sector in gemeenschapshanden wordt gebracht. Die eis zou niet slechts de grote banken moeten betreffen, maar de hele sector die voor het functioneren van de reële economie cruciaal is. Die financiële sector dient te functioneren in het belang van de gemeenschap. Dat betekent dat het geld niet geïnvesteerd moet worden in bijvoorbeeld wapenhandel of vervuilende industrieën die vanuit een kapitalistisch oogpunt van winst op korte termijn misschien interessant zijn, maar in die sectoren die voor de hele maatschappij op langere termijn juist cruciaal zijn: zorg, onderwijs, milieu en cultuur.
Niet alleen de financiële sector, maar ook andere sectoren van de economie die van groot strategisch belang zijn of die zelf om steun vragen moeten in gemeenschapshanden gebracht worden. De energievoorziening en sleutelsectoren als de auto-industrie en de bouw moeten niet langer aan de vrije markt worden overgelaten. Links moet betogen: geen steun zonder zeggenschap, of het nu gaat om directe steun door kapitaalinjecties, of indirect door tijdelijke WW-betaling. Geen cent gemeenschapsgeld voor bedrijven zonder dat de gemeenschap daar zeggenschap voor terug krijgt!
Functioneren in het belang van de gemeenschap betekent bijvoorbeeld dat de auto-industrie omgevormd wordt tot een sector waar allerlei milieuvriendelijke vervoersmiddelen en collectieve vervoer-systemen worden ontwikkeld en gemaakt. De bouwsector kan omgevormd worden van een sector die vooral gericht is op het bouwen van nog meer kantoorpanden en grote infrastructurele projecten, naar een waar het bouwen van goedkope en ecologisch verantwoorde woningen, het ontwikkelen van nieuwe systemen van openbaar vervoer en het renoveren en milieuvriendelijk maken van de bestaande woningvoorraad en bedrijfspanden op de eerste plaats komt. Zo kan een begin gemaakt worden met het omvormen van de olie-economie naar een duurzame economie gebaseerd op onuitputtelijke en niet-vervuilende energiebronnen en de werkelijke behoeften van de bevolking.
Zelfbeheer
Het nationaliseren van bepaalde bedrijven en sectoren is niet genoeg. De ervaringen van de afgelopen eeuw hebben laten zien dat het in handen van de staat brengen van bedrijven zeker geen garantie is dat ze in het belang van de bevolking gaan werken. Zowel in het voormalige Oostblok als in een andere vorm in de naoorlogse ‘welvaartsstaten’ van West-Europa zagen we dat de staatsbedrijven bureaucratische kolossen werden. Daarmee was de bevolking niet gediend. Daarom is een directe invloed van zowel de arbeiders die in deze bedrijven werken als van 'consumenten' nodig. Om dit mogelijk te maken moet links, samen met vakbonden en sociale bewegingen, werken aan het ontwikkelen van vormen en structuren voor zelfbeheer en democratie in de economie. Het oplossen van de crisis door in plaats van winst het belang van de gemeenschap centraal te stellen veronderstelt een radicale breuk met het huidige beleid en het huidige denken. Maar het veronderstelt vooral de actieve deelname van een groot deel van de bevolking.
Een nieuw links
Antikapitalistisch links staat met het uitbreken van de crisis voor een grote uitdaging. Links, en zeker antikapitalistisch links, staat er niet sterk voor. Grote sociale bewegingen ontbreken. De vakbeweging is zwak en is sterk op het polderen ingesteld. Met het doorzetten van de crisis zullen de ontwikkelingen snel gaan. Het valt te verwachten dat groepen die direct geraakt worden in verzet zullen komen.
Het is de eerste taak van antikapitalistisch links om dat verzet te steunen. Dit in eerste instantie sporadische en verbrokkelde verzet tegen de gevolgen van de crisis moeten we proberen uit te bouwen tot een sterke sociale beweging. Daarin hebben bestaande linkse groepen en individuen een belangrijke rol. Zij zullen contacten kunnen leggen, verbanden aan geven, perspectief bieden. In die zin is de crisis ook een uitdaging, een kans die we moeten grijpen. Een kans om een werkelijk antikapitalistische, ecosocialistische beweging op te bouwen. Om te werken aan die andere wereld waarvan we al zo lang zeggen dat hij mogelijk is.