Skip to main content
  • 16 februari 2006

Melkwinkel

Natasha Gerson

De melkboer, kan het Hollandser? Het echtpaar K dreef de zuivelhandel- kruidenier-minimarkt  bij ons op het plein tot 1998. Zij hadden daar, vanaf 1990, het meest te lijden onder de komst van weer een nieuwe Albert Heijn, met vloeroppervlakken waar ‘een ander niet om hoefde te komme’ Het echtpaar K. waren echte middenstanders. Ze waren vast wel redelijk binnen, maar ze wilden niet op de valreep nog verlies gaan maken. Dat was gewoon hun eer te na. Dus steeds kwam het voor dat de prijsstickertjes van de kwarkjes en de slaatjes, precies over de laatste verkoopdatum zat. Dat de paté nog maar een keer omgedraaid werd. Enzovoorts. De oudjes merkten het toch niet –zouden het vermoedelijk ook nog twee weken in de koelkast hebben liggen alvorens het een eindelijk bezoekend familielid te offreren- en veel klanten waren te bescheten of te lui om te klagen, zolang het eetbaar was.

Tot het te gortig werd.‘Mijnheer K., er groeit groen haar op mijn roomkaas’.

Je had het niet hoeven kopen hoor’. Het echtpaar K. werd steeds moroser, en mopperden, vreemdgenoeg, niet op Albert Heyn maar op de twee islamitische buurtwinkels.

Waren de ‘allochtonen’, ‘moslims’ wat betreft de kleinere neringen debet aan het afnemen van de ‘community spirit’, of in goed Nederlands, het ‘buurtgevoel’?

Er waren veel klachten over een naamloze islamitische vleeswinkel op de hoek van het plein, die daarvoor een allegaar winkeltje was geweest en dat later ook weer zou worden. Het pand was ongeschikt, het was er vies –er schenen al aanschrijvingen van een Dienst te zijn- en soms stond de hele nacht de deur van het koelhuis gewoon open. De eigenaren gingen over de tong en de Nederlanders klaagden dat het stadsdeel er een andere wetshandhaving ‘voor hullie’ opnahield, wat ook een terecht klacht was. Niemand kocht er voor zover wij wisten, allochtoon of autochtoon. Het was vast een dekmantel voor iets.

Aan de overkant was het iets heel anders. De eerste keer dat ik mij weer buiten begaf voor de kleine boodschapjes nadat ik een kind gekregen had en met zoon ingepakt in buidel, bij hen verscheen, kwam iedereen daar achter de toonbank vandaan, werd de nieuwe buurtgenoot uitgebreid bekeken, bekird –Gülnaz, kom kijke naar de kindsche van Burrvrouw! Ah, een echte heel moie kindshe! Een zoon! Hoe noemen hij? Emir? Emile! Ah, Emile!- Een gezond leven, inshallah, voor Emile. En waren er ineens tomaten, noten, en locum in de tas bijgestopt. Ongezegd, voor het zog, zoiets.
Mijnheer K. daarentegen reikte mij de bon voor melk en Brinta en zei ‘Dan moest ik je maar feliciteren he?’, op een toon alsof zelfs die felicitatie uit zijn portomonnee kwam. Tja, het buurtgevoel.  In 1998 deed het echtpaar K. de winkel over aan hun voormalig –ook Turkse- winkelmeisje uit de familie van de Market.