-
06 december 2017
Homovijandig gemeentebeleid in seculier Amsterdam
Vorige week kwam in het nieuws dat de gemeente Amsterdam in de jaren vijftig van de twintigste eeuw bij sollicitaties natrok of iemand homoseksueel was. Bleek dat het geval, dan kreeg zo iemand de baan niet. De gemeente deed daarvoor navraag bij bijvoorbeeld buren en had een lijst aangelegd, in de berichtgeving als 'homolijst' aangeduid. Terecht zijn mensen hier boos over. Dat ben ik ook. Dit type bureaucratische repressie van homoseksuelen, deze inbreuk op privacy en seksuele vrijheid, was en blijft schandalig. Als mensen die langs deze weg geweerd zijn nog in leven zijn, dan hoop ik dat zij een stevige schadeclaim indienen en toegewezen krijgen ook.
Maar het is opvallend dat bepaalde kanten van deze zaak niet worden besproken. En dat dit precies die kant van de zaak is die ook nu relevant is. Opvallend is om te beginnen de plaats van deze repressie, en verder de tijd en de politieke context waarin die plaatsvond.
De plaats: Amsterdam. Een grote stad, met al tamelijk lang iets wat we tegenwoordig de gay scene noemen. Plekken waar homoseksuelen elkaar treffen, zowel in bars en caféäs als in de openbare ruimte. Een modern, grootstedelijk oord waarin mensen als het ware onder kunnen duiken in de anonimiteit, en waar je daardoor min of meer je gang kunt gaan. Het was ook in de jaren vijftig een plaats waar seculiere verhoudingen golden. Geen dorp waar iedereen iedereen kende, geen plaats waar de georganiseerde godsdienst haar ijzeren greep op de moraal nog overal kon uitoefenen, geen dorp in het katholieke Limburg of Brabant, met mijnheer pastoor als opperste toezichthouder, geen dorp in de zwaar protestantse Bible Belt, van Krimpenerwaard via Gelderse Vallei en Veluwe tot Staphorst. Dit was de grote stad bij uitstek. Stadslucht maakt vrij, maar in de jaren vijftig voor homoseksuelen dus niet.
De tijd: de jaren vijftig. Jaren van economische groei, al was soberheid aanvankelijk nog troef. Jaren van goeddeels sociaal-democratisch stadsbestuur bovendien, met vanaf 1946 een PvdA-er als burgemeester, opgevolgd door weer een PvdA-er, opgevolgd door... Liberalen waren er ook sterk. Oppositie kwam van links, met een stevige CPN en een strijdbare arbeidersbeweging, juist ook bij gemeentewerken. Van flinke aantallen migrantarbeiders uit het Midden-Oosten was nog geenszins sprake, en moslims waren zeldzaam. Wie zo graag naar de islam wijst als factor die homo-onderdrukking bevordert, zal het dan ook lastig hebben om de repressie van homoseksuelen in Amsterdam in de jaren vijftig te verklaren. Het populaire anti-moslim-racisme vindt in deze episode nog geen schijn van een argument. Seculier, niet godsdienstig, en geen islam om de schuld te geven. Naar links hellend, moderniserend. Juist van de zaken waar vandaag de dag homohaat aan wordt geweten was in het Amsterdam van die periode amper sprake. Wat hier speelde, was geen godsdienstig vooroordeel, geen religieus dorpsconservatisme. Maar evengoed werden homoseksuelen dus geweerd als ambtenaar. Waarom maakte de gemeente Amsterdam homoseksuelen het leven zuur?
Wederopbouw en economische groei hebben er mee te maken, en paradoxaal gesproken de kracht van links misschien ook. Groei vond plaats in traditionele verhoudingen die een kapitalistisch aspecten hadden, of dominees, rabbijnen, pastoors of imams die verhoudingen nu bewaakten of niet. De traditie wil een man als kostwinner. Hij laat zich uitbuiten door de baas, maar moet zich daartoe ook laten verzorgen, zodat hij fit blijft. Dat is de taak van de vrouw, die tevens kinderen verzorgt. Die kinderen, dat zijn dan weer de uitbuitbare arbeiders van morgen als het jongens waren. Indien het meisjes waren, dan werden het op hun beurt de verzorgers van toekomstige arbeiders. Zo betaalde de baas één mannelijke arbeider, maar zette daarmee feitelijk ook de echtgenote van die arbeider voor zich aan het werk. Monogame, heteroseksuele huwelijksbanden beklonken deze deal. Gevolg van dit alles: de man als gezinshoofd/ kostwinner, de vrouw als ondergeschikte partner, heteroseksualiteit als onbetwistbare norm.
Kosten voor bijvoorbeeld huishoudelijke zorg en kinderopvang maakte de baas dus niet. Dat gebeurde nu juist in het gezin, hoofdzakelijk door de vrouw die uit dat ene kostwinnersinkomen van de man mee moest doen. De baas kreeg zo meerdere werkkrachten, één direct en één indirect, via het betalen van slechts één loon. De hele constructie betekende mannelijk overwicht, vrouwelijke ondergeschiktheid, heteroseksualiteit als norm.... en de baas als opperste belanghebbende. Ja, dit is een zeer schematische weergave, kort door de bocht, met weglating van andere dimensies. Voor mijn part noem je het reductionistisch. Ik geloof echter dat een wezenlijk aspect met deze weergave wel degelijk wordt geraakt. Die heteroseksualiteit als norm had dus sociaal-economische wortels, het was en is niet zomaar een godsdienstig gefundeerd idee. En waar heteroseksualiteit de norm is, daar pleegt homoseksualiteit taboe te zijn. Zo ook in Amsterdam, in jaren waarin wederopbouw, productiviteit en groei het wachtwoord waren. Dat bij uitstek kapitalistische regime verklaart de krampachtige angst en afwijzing van homoseksualiteit, zoals het de tamelijk strenge zeden van die tijd in het algemeen helpt verklaren.
Wat had de kracht van links ermee te maken? De jaren vijftig waren jaren van Koude Oorlog, van soms nogal panische angst voor linksradicalen, communisten, 'de Russen'. Omdat homoseksualiteit al in de taboesfeer lag, waren mensen met homoseksuele contacten vrij eenvoudig chanteerbaar. Dat voedde het idee dat homoseksuelen in het overheidsapparaat een veiligheidsrisico konden vormen. Dat je de chanteerbaarheid van homoseksuelen op kon heffen door het taboe op homoseksualiteit te bestrijden en voor seksuele bevrijding op te komen, kwam zelfs ter linkerzijde nauwelijks in de hoofden op. Het chantage-argument speelde aantoonbaar bij de communistenjacht in de VS die we kennen onder de naam McCarthyisme. Die jacht was vaak openlijk homohatelijk beargumenteerd. Of dit in Nederland ook zo werkte? Het lijkt me aannemelijk, en het lijkt me nader onderzoek waard. De tijden zijn veranderd, nietwaar? Homoseksualiteit is geen probleem meer, behalve in streng religieuze gemeenschappen, en op plekken waar veel moslims wonen. Verder niet. Toch? De homolijst uit Amsterdam in de jaren vijftig laat zien hoe onzinnig deze goedkope plat-seculiere, vaak van racisme doortrokken visie op homobevrijding eigenlijk is. En dat traditionele kerngezin, met haar homovijandige dimensie, is ook in seculiere kring een stuk minder dood dan veelal wordt gedacht.