-
14 augustus 2009
Stilstaan aan de zee
Ik lig hier op een strandje, ergens op een eilandje aan de Zweedse westkust. Kom net terug van een afkoelend bad in het zeewater en m’n lippen smaken nog zout. Een vriendin van me heeft twee kinderen meegenomen die verderop met het water spelen en heen en weer naar een kleiput bij het bos rennen waar ze hun voeten en handen in doppen en vervolgens weer afspoelen. We zijn hier met een bootje naartoe gevaren en het hele strand is voor ons. Iets wat vanzelfsprekend zou moeten zijn in ieders leven voelt aan als een luxe. Iets wat je doet als je op vakantie gaat. Ik zie de kinderen platte steentjes op het water ketsen en ze hebben plezier. Blije kinderen zijn zeldzaam geworden. Even hebben ze geen spelcomputer nodig, een mobiele telefoon, een mp3-speler, een DVD speler in de auto, een internet met virtuele vrienden. Voordat we vertrokken wilden ze niet mee, bang om zich te vervelen zonder al die elektronische afleiding.
Als we terugvaren naar de bewoonde wereld zijn de kinderen rustig en genieten van de middag die van hun is geweest. De zachte zilveren golven omgeven ons in een windstille zonsondergang. Ik zie een voldoening op hun gezichten die ik niet zie als we weer thuis zijn en ze in een wereld komen waar de natuur geen plek heeft. Waar alles is voorbestemd hoe je moet spelen en hoe je je moet gedragen. Waar we wonen in kleine hokjes en de mensen iedere dag naar grotere hokjes rijden om geld te verdienen zodat ze in hun eigen hokje mogen wonen en met hun eigen auto op en neer tussen hokjes kunnen rijden. Een hokje om te wonen, een hokje om boodschappen te doen, een hokje om te werken, een hokje om de kinderen op school te stoppen. Er is zelfs een hokje waar mensen kunnen rennen en fietsen, en door het raam naar buiten kunnen kijken, naar hokjes op vier wielen. Zelf gaan we morgen weer naar het strand en nemen we vier kinderen mee deze keer.