-
23 december 2009
Noord-Zuidlijn: een neoliberaal debacle
Natuurlijk ben ik een groot voorstander van beter en meer openbaar vervoer. Want beter - en liefst gratis - openbaar vervoer is verreweg de beste manier om dat afschuwelijke autogebruik terug te dringen. Toch stemde ik in 1997 in het referendum tégen de aanleg van de Noord-Zuidlijn. Net als 79.860 andere Amsterdammers was ik van mening dat de 817 miljoen euro die daar voor uit waren getrokken veel beter besteed konden worden aan het verbeteren van het bovengrondse openbare vervoer, het autovrij of in ieder geval autoluw maken van de stad, het aanleggen van fietspaden en dergelijke.
Het boren van een tunnel onder Amsterdam leek mij vooral een duur en gevaarlijk speeltje voor de bouwwereld. Met 79.861 tegenstemmers waren we een ruime meerderheid. Slechts 42.961 Amsterdammers stemde voor. Maar daar hadden de plannenmakers een oplossing voor: het referendum werd wegens de geringe opkomst ongeldig verklaard. Inmiddels zijn we ruim twaalf jaar verder. De geschatte kosten zijn gestegen tot 3 miljard, het aantal verwachte gebruikers van dit gouden lijntje ligt een stuk lager dan waar men altijd van uit is gegaan, de Amsterdamse grond blijkt toch drassiger dan gedacht en het boren moet nog beginnen. Hoe komt het dat dit project zo uit de hand heeft kunnen lopen?
Natuurlijk de gemeenteraad heeft zitten slapen; de Amsterdamse bestuurders lijden collectief aan grootheidswaan en naar de bezwaren van de bevolking wordt niet geluisterd. Maar toch. Hoe komt het dat terwijl in het verleden ook in Amsterdam grote projecten in de geplande tijd en voor het gelande bedrag zijn aangelegd het nu zo fout gaat? In het begin van de jaren negentig lukte het nog met de bovengrondse ringlijn van de metro. Wat is er sindsdien veranderd?
De overheid is afgeknepen, en de marktpartijen hebben vrij spel gekregen, is het kortste antwoord dat je daarop kan geven. Professor Wagemans van de TU Delft legt in De Volkskrant uit hoe dat is gegaan. De overheid voelt zich niet meer verantwoordelijk voor het in stand houden van een kennisinfrastructuur voor grote bouwprojecten. De kennis bij bijvoorbeeld Rijkswaterstaat is verdwenen, mensen zijn afgevloeid naar commerciële adviesbureaus. Ook de vervoersplanoloog De Jong trekt dezelfde conclusie. De overheid heeft de kennis voor dit soort grote projecten nodig is laten gaan. Gevolg hiervan: de markt is meester. En de markt dat zijn de grote bouwers. Die hebben er alle belang bij dat eerst tegen een lage raming projecten worden aangenomen zodat daarna de prijzen alsnog flink opgevoerd kunnen worden.
Zo ging dat bij de Betuwelijn, de Hoge Snelheidslijn, het Rijksmuseum en vele andere projecten. Zo zal dat blijven gaan zolang de overheidsuitgaven als overbodige balast en vrije marktwerking als heilig goed wordt gezien. En wij als burgers, wij zijn er om het gelag te betalen.