Skip to main content
  • 18 augustus 2020

Genoegdoening voor klokkenluider Frits Veerman

Henk van der Keur

In de jaren zeventig werkte klokkenluider Frits Veerman voor een toeleveringsbedrijf van Urenco dat uranium verrijkt in Almelo. Hij nam waar hoe een collega van hem uit Pakistan, Abdul Quadir Khan, spioneerde voor het toenmalige regime in Pakistan. Khan verzamelde kennis en tekeningen over de uraniumverrijkingsfabriek in Almelo. Het gaat hier om staatsgeheimen, omdat uraniumverrijking technologie betreft die ook gebruikt wordt voor de productie van hoog verrijkt uranium voor kernwapens. Nu, ruim veertig jaar later wordt Frits Veerman in het gelijk gesteld door het Huis van Klokkenluiders, een zelfstandig bestuursorgaan.

Toen Veerman de landelijke overheid eind jaren zeventig informeerde over de gang van zaken, weigerde de Nederlandse regering in te grijpen. A.Q. Khan mocht, zo leek het, geen strobreed in de weg gelegd worden voor zijn atoomspionage. Mede op basis van de verzamelde informatie kon Pakistan snel een kernwapen ontwikkelen. Oud-premier Ruud Lubbers maakte in 2005 in het VPRO-programma Argos bekend dat Nederland van de CIA het verzoek had gekregen om vooral niet in te grijpen.

Dat verklaart waarom niet de Pakistaanse atoomspion, maar de Nederlandse klokkenluider onder vuur kwam te liggen. Frits Veerman, verbonden aan het technisch adviesbureau FDO (VMF-Stork) in Amsterdam, kwam in de Bijlmerbajes terecht, waar hij drie dagen lang werd ondervraagd: “Iedereen verklaarde mij voor gek. Ik voelde me machteloos, nietig.” Veerman wilde bewijs overleggen: “Maar ik moest die brieven verbranden. Ik moest mijn mond dichthouden.” Het zijn citaten uit een hoofdstuk van het recent verschenen boek “De Tweede Kamer is geen talkshow”, van Ronald van Raak, Tweede Kamerlid van de SP.

De affaire Khan kwam in 1979 alsnog aan het licht, toen de Duitse tv-zender ZDF blootlegde dat Abdul Khan bij Urenco op zoek was naar vitale informatie voor een atoombom. Door deze onthulling werd Nederland gedwongen om strafrechtelijk onderzoek te doen en werd Khan in 1983 veroordeeld tot vier jaar cel. In hoger beroep werd die uitspraak echter ongedaan gemaakt door een vormfout. Het lag voor de hand dat er een nieuw proces zou komen, maar dat kwam er niet.

Zo kon Khan verder werken aan zijn illegale praktijken. Via zijn netwerk werd kernwapenproliferatiegevoelig materiaal verspreid naar onder meer Noord-Korea en Iran. Ook de Nederlandse regering stond toe dat Nederlandse bedrijven als Philips, Stork, en Van Doorne’s Transmissie gevoelig materiaal konden leveren aan Pakistan, waaronder buizen voor ultracentrifuges. De Nederlandse handelaar Henk Slebos was een belangrijke spil bij deze transacties. Na een eerdere veroordeling in 1985, werd Slebos in december 2005 en in februari 2009 door het Amsterdamse gerechtshof respectievelijk veroordeeld tot twaalf maanden, waarvan acht voorwaardelijk, en achttien maanden cel, waarvan zes voorwaardelijk, voor het - zonder vergunning - exporteren van goederen die kunnen worden gebruikt bij het maken van massavernietigingswapens.

Kamerlid Ronald van Raak, initiatiefnemer van het Huis van Klokkenluiders, vindt dat er voldoende redenen zijn voor een nader onderzoek naar de affaire Khan. Eerst naar de wijze waarop Frits Veerman sinds zijn melding veertig jaar geleden is behandeld en hoe voor hem genoegdoening mogelijk is. Maar ook een inhoudelijk onderzoek, door de Commissie van Toezicht op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CTIVD). Dat onderzoek moet duidelijk maken welke verzoeken er vanuit Amerika zijn geweest om Abdul Khan te beschermen en welke Nederlandse politici hebben besloten om deze atoomspion zijn gang te laten gaan.

Henk van der Keur