-
07 mei 2021
Saluut Tinie
Vier mei herdenken we, vijf mei vieren we. Dit jaar wist Thierry Baudet’s Forum voor Democratie, samen met een reeks andere organisaties van samenzweringsdenkers, de dodenherdenking te gebruiken om in het nieuws te komen met een poster waarin de anti-coronamaatregelen vergeleken worden met de bezetting door Nazi-Duitsland. Dat is geen historische onwetendheid van de kant van Baudet. Het is een bewuste zet om de bezetting en de misdaden van de Nazi's te bagatelliseren. Baudet sympathiseert met fascistische ideeën en zou die ideologie graag bevrijden van de associatie met misdaden tegen de menselijkheid.
We herdenken niet alleen de slachtoffers van de Nazi's, maar ook de moed van degenen die zich verzet hebben. Een van de laatste nog levende verzetsmensen, Maurice Ferares, werd onlangs 99 jaar oud. Tijdens de oorlog was hij in Amsterdam lid van de Communistische Partij en hielp onder meer de oproep voor de Februari-staking te verspreiden. Afkomstig uit een arm, joods gezin was hij de enige van zijn familie die wist te ontkomen aan de Nazi's.
In 1991 publiceerde Ferares de memoires van zijn jeugd en oorlogsjaren onder de titel ‘Violist in het Verzet’. Ferares schetst daarin de wereld van het vooroorlogse joodse proletariaat van Amsterdam – een wereld die vernietigd werd door de Nazis. En hij vertelt over het dappere, schijnbaar hopeloze verzet. Hij schrijft: ‘Onderduik en verzet was een vorm van guerilla-oorlog, ook al waren de mogelijkheden – zeker in de eerste jaren – van gewapend verzet zeer klein. Het verspreiden van informatie door middel van pamfletten en illegale kranten en het oproepen tot lijdelijk verzet en versterking van het moreel tegenover de permanente intimidatie van de Duitsers waren de voornaamste middelen van het verzet, naast hulp aan onderduikers en families van slachtoffers’. Het beknopte boekje is tweedehands makkelijk te vinden en zeker de moeite waard.
In ‘Violist in het Verzet’ herdenkt Ferares de slachtoffers van de Nazi's. Een van hen is Tinie, gefusilleerd door de Nazis. Tinie, door Ferares omschreven als een ‘blond, blozend meisje’, woonde in de Amstellaan en werkte als verpleegster – verder wist Ferares niks van deze partijgenoot. Was Tinie wel haar echte naam? Ferars wist niet wat haar er toe gebracht had lid te worden van de Communistische Partij, of om deel te nemen aan de illegale activiteiten: ‘Zoiets vroeg je aan je makkers niet in de illegaliteit’. Op een zaterdagmiddag werd Tinie opgepakt door de Duitse politie terwijl ze samen met een kameraad, Joop genaamd, pamfletten van de Communistische Partij aan het plakken was. Dat iemand tijdens dit werk werd opgepakt was eigenlijk nogal zeldzaam. Ferares vermoedt dat een verrader de twee aan het werk heeft gezien en de politie belde.
Aanvankelijk hadden de agenten Tinie laten lopen, maar ze besloot dat ze Joop niet in de steek kon laten. Ze keerde terug en gooide het blik met plaksel naar de twee agenten. Die waren zo geschrokken, ze dachten waarschijnlijk dat er een of andere granaat gegooid was, dat Joop het op een lopen kon zetten. Tinie ging hem achterna, maar helaas struikelde ze en werd ze ingehaald door de agenten.
Ferares besluit zijn herinnering aan haar met een oproep die het verdient herhaald te worden: ‘We wisten vrij snel dat ze op de Amstelveenseweg in de gevangenis zat en daar vreselijk mishandeld werd. Nooit heeft ze iets over onze activiteiten verteld en evenmin onze namen of identiteiten bekend gemaakt. Saluut Tinie, we vergeten je niet.’