-
25 november 2020
Gevaarlijke ideeën van de zolderkamer
Het conflict tussen het dagelijks bestuur van de SP en de zogenaamde ‘zolderkamercommunisten’ escaleert verder. Afgelopen dinsdag kreeg jongerenafdeling ROOD te horen dat alle steun van de partij gestaakt wordt. Het is straf voor het verkiezen van de foute leiding; de nieuwe ROOD voorzitter en een nieuw verkozen lid van het algemeen bestuur behoren tot de groep onlangs geroyeerde leden.
De manier waarop deze royementen gerechtvaardigd worden is niet bepaald fris. Het dagelijks bestuur spreekt van ‘zolderkamercommunisten’, in een poging om de geroyeerde socialisten af te schilderen als wereldvreemde types die wegdromen bij verouderde theorietjes uit boeken die ze op een rommelzolder gevonden hebben. Dat terwijl het hier om actieve leden gaat die juist vanwege hun inzet verkozen werden. Het is niet alleen hun inzet die in twijfel wordt getrokken. Ze zouden ‘geradicaliseerd’ zijn, en ‘voorstanders van een gewapende strijd’ – blijkbaar liggen op die zolder ook nog een aantal schietijzers. Met dergelijke termen wordt bij veel mensen de associatie met terrorisme gewekt.
Artikelen die al lange tijd voor iedereen te lezen zijn worden nu aangevoerd als bewijs van ‘radicalisering’ en ‘extremisme’. Die artikelen, gewoon na te lezen op communisme.nu, gaan helemaal niet over het beginnen van een ‘gewapende strijd’. Het vervangen van het leger door ‘een volksmilitie onder democratische controle’ bijvoorbeeld is een socialistische klassieker. Het is een eis die voortkomt uit een afkeer van een professioneel leger van mensen voor wie doden hun beroep is, en uit wantrouwen tegenover de rol die een dergelijk leger kan spelen in de maatschappij. Een ander voorbeeld waarmee gewapperd wordt om zogenaamd ‘extremisme’ te bewijzen is de stelling dat een succesvolle socialistische beweging zichzelf zal moeten kunnen verdedigen.
Maar wantrouwen tegenover een beroepsleger en het verwachten van gewelddadige rechtse aanvallen zijn historisch geheel gerechtvaardigd. Ooit behoorden deze ideeën ook bij de SP tot het standaardgedachtegoed.
In 1973 verscheen in De Tribune een artikel onder de kop ‘Drie jaar politieke zelfmoord in Chili’. Daar was drie jaar eerder op democratische wijze een socialistische regering verkozen die onder leiding van president Salvador Allende probeerde de eigendomsverhoudingen in het land te veranderen. Door middel van nationalisaties werd geprobeerd de economie onder democratische controle te brengen en de ‘weg naar het socialisme’ op te gaan. Chileense kapitalisten, gesteund door de Verenigde Staten en hoge Chileense officieren, zagen dit niet zitten. In 1973 vond de militaire staatsgreep van Pinochet plaats. Het resultaat was 17 jaar dictatuur, en tienduizenden slachtoffers van foltering en moord door het leger. ‘Enkele dagen voor de militaire putsch demonstreerden 800.000 Chilenen vóór Allende’, luidt een foto-bijschrift bij het artikel over de coup, ‘maar ze mochten zich niet bewapenen.’ Vertrouwend op de ‘democratische gezindheid’ van het Chileense leger en uit angst voor ‘provocaties’, had de regering van Allende vermeden om ‘een volksmilitie onder democratische controle’ op te bouwen die als verdediging tegen de coup had kunnen dienen.
In Nederland anno 2020 klinkt dit allemaal nogal abstract. Maar recent zagen we bijvoorbeeld in Bolivia hoe rechts met dwang een linkse regering probeerde weg te krijgen. En als historische lessen slechts stoffige theorietjes zijn, waarom zouden ze dan aanleiding moeten geven tot royementen?
De door het dagelijks bestuur geuite beschuldigingen zijn ondergeschikt aan het doel; het lozen van mensen die verantwoordelijk worden gehouden voor een kritisch links geluid in de partij. Het conflict barstte los toen ROOD zich uitsprak tegen regeringsdeelname van de SP.
De argumenten tegen regeringsdeelname zijn duidelijk; links is zwak, en er is economisch zwaar weer op komst. In een coalitie samen met partijen die allemaal voorstander zullen zijn van bezuinigingen, zal de SP verantwoordelijk gemaakt worden voor uitvoering van beleid dat tegen de belangen en wensen van de eigen achterban ingaat. We hebben bij de PvdA kunnen zien waar dit toe leidt. In dergelijke omstandigheden moet een linkse partij zich juist richten op het opbouwen en versterken van sociaal verzet. Daarvoor is ook nodig dat zo’n partij bondgenootschappen sluit en zoveel mogelijk actief deel uitmaakt van dit verzet. Vandaar dat er ook gepleit wordt voor actieve deelname van de SP aan de klimaatbeweging en de antiracisme-beweging.
Het dagelijks bestuur van de SP wil daar niet aan, dat is duidelijk. In weldenkende kringen wordt de SP-achterban vaak op een hoop gegooid met die van een partij als de PVV; ‘populistisch’, ‘oude, boze, witte mannen’ die niet met de tijd mee kunnen gaan. SP-ers, zo denken allerlei politiek commentatoren te weten, dat zijn Wilder-stemmers die toevallig van tomatensoep houden. Het SP-bestuur lijkt die minachting voor de eigen achterban te delen, en te vrezen dat deze definitief zal kiezen voor de PVV (FvD lijkt nu even minder aantrekkelijk te zijn) indien de partij geassocieerd wordt met thema’s als antiracisme en klimaat. Allicht zou een activistische, antiracistische en ecologische koerswijziging een deel van de bestaande SP-achterban vervreemden. Maar hoeveel nieuwe aanhang zou het de partij op kunnen leveren?
Om een hypothetisch verlies te voorkomen, volhardt het SP-bestuur in een koers die tot daadwerkelijke leegloop leidt. Van een hoogtepunt van zo’n 50.000 leden tien jaar geleden zijn er nog 33.000 over. Electoraal gezien wist de partij niet te profiteren van de recente implosie van de PvdA. Het bestuur weigert deze moeilijkheden onder ogen te zien, en in plaats van kritische leden serieus te nemen, worden deze de partij uitgeknikkerd.