Skip to main content
  • 12 september 2008

De verkeerde discussie

Ed Hollants

In 2002 na de moord op Pim Fortuyn schreef ik het artikel Het speelkwartier is over’. In dit artikel staat onder andere de passage:
“We leven in een tijd waarin de belangrijkste oppositie tegen de gevestigde orde niet links of progressief is, maar rechts, nationalistisch en/of conservatief. De belangrijkste oppositie tegen de gevestigde politiek in Europa komt uit die hoek.” en “Misschien zie ik het allemaal te pessimistisch maar ik denk dat de in de jaren zestig en zeventig veroverde ruimte steeds meer en sneller ingeperkt gaat worden.”

Wat ik destijds met het artikel probeerde te zeggen, waaruit ook de titel ervan voortkwam, is dat links actievoeren zich jarenlang relatief onbezorgd heeft kunnen afspelen maar tegelijkertijd volkomen geïsoleerd is geraakt van de rest van de samenleving. Natuurlijk was er al veel langer, in wezen al vanaf het begin van de jaren ’80 met Lubbers’ no-nonsense beleid, een lijn gaande van toenemende repressie en verminderende manoeuvreerruimte, maar toch bleef het nog redelijk vertoeven.
Je kunt zeggen dat er vooral een tijd van ‘uitrusten’ ontstond na de woelige jaren ’60, ‘70 en ‘80, ongeremd consumeren, globalisering, internet, een zonnige toekomst, de strijd leek gestreden. In 2002 bleek ineens hoe ver we al zijn afgegleden van die woelige jaren en dat het tij echt gekeerd was.

Volgende stap in een traject
Nu staan we aan de drempel van een tijdperk waarin we moeten gaan verdedigen en behouden. Het klimaat, de inkomens, voorzieningen, alles staat onder druk en binnenkort zullen we de pijn echt gaan voelen.
Je zou denken: tijd voor een nieuw elan van progressieve politiek. Maar na 2002 kreeg rechts populisme ruim baan en schoven bijvoorbeeld ook de media verder die kant op. Links, actievoeren, progressiviteit, er lijkt een smet op te zijn ontstaan.

Het vertrek van Wijnand Duyvendak uit de Tweede Kamer is uiteraard niet te vergelijken met de moord op Fortuyn en de reactie daarop. Toch lijkt er nu een volgende stap in een traject gezet te worden.
Nadat de jaren ’60 door onder andere de media flink bekritiseerd zijn en in de VS zelfs door de neoconservatieve stroming en christelijke rechts worden gezien als oorzaak van veel misstanden van dit moment, zijn nu in Nederland de jaren’80 aan de beurt.
Je kunt je niet aan de indruk onttrekken dat er mechanismen werkzaam zijn, gestuurd door belangengroepen, zoals in de VS,  die elke vorm van progressieve linkse politiek voorgoed willen diskwalificeren en zelfs vervolgen.

Niet jaren ’80 ter discussie maar deze tijd
De discussie moet helemaal niet gaan over de jaren ’80 en of die nu wel of niet verwerkt zijn. Dat leidt af van wat er werkelijk aan de hand is in Nederland op dit moment. Intolerantie, vervlakking van discussies, populistisch rechts dat overal de boventoon voert, gebrek aan  kritisch intellectueel debat, de steeds maar toenemende afstand tussen burger en politiek. Ondertussen kloppen we ons zelfvoldaan en zelfgenoegzaam op de borst dat we vrij zijn, democratisch, tolerant, iedereen kan er een voorbeeld aan nemen.
Maar het wordt steeds normaler dat spandoeken bij demonstraties in beslag worden genomen door de politie, mensen die flyers uitdelen opgepakt worden, demonstraties verboden worden, ketchup spuiten, verf of een taart gooien zwaar bestraft worden, politie-invallen plaatsvinden om affiches in beslag te nemen,  op z’n zachtst gezegd wordt actievoeren als crimineel betiteld en als je pech hebt als terreur. Is dit niet veel meer een discussie waard?

Ondertussen bepalen leiders van nieuwe partijen zoals Wilders en Verdonk deels het debat in Nederland en kunnen zij uitspraken doen, die in de jaren ’80 nog als discriminatie, extreem rechts of op zijn minst als zeer onwenselijk werden gezien door het overgrote deel van de bevolking. Voorheen werden protestpartijen en andere extreme splinterpartijen met leiders als Janmaat of  boer Koekoek toch meer als een niet al te serieus te nemen randverschijnsel gezien.
Laten we het eens omdraaien. Hadden we in de jaren ‘80 voorzien hoe het nu is, dan was er een brede oproep geweest om de toekomst ter discussie te stellen. Misschien wel in een advertentie ondertekend door Rita Verdonk, Wijnand Duyvendak en MetStijl.

Terwijl we vanaf begin jaren ’60 tot midden jaren ’80 vooral probeerden grenzen te overschrijden, grenzen diffuser te maken en meer te gedogen, zijn we nu weer in een tijd beland waarin grenzen worden getrokken, gedogen is fout. Sterker, het gedogen en in wezen vormen van vrijheid, worden gezien als oorzaken van wat er nu mis is. Gedogende Koffieshops en mensen zonder papieren, zij zouden de oorzaken zijn van de verharding.
Grenzen mogen niet meer vloeibaar zijn maar moeten scherp vaststaan. Zit je aan de verkeerde kant van die grens, dan ben je fout en dien je hard aangepakt te worden.
Het hele scheppende aanpassings-, en veranderingsvermogen van een maatschappij wordt zo aangetast. Voor dat je het weet wordt de roep om autoriteit en gezag sterker.
Het lijkt op Bush met zijn “Either you are with us, or you are with the terrorists”.

Is het de binaire computermaatschappij die ons parten speelt en zijn we terecht gekomen in een binaire maatschappij als geheel? Er is een ‘0’ of een ‘1’ en dat is het. In het  binaire denken bestaat geen grijs gebied, geen tussengebied wat juist mensen menselijk maakt en niet een machine. Controle via de fotoscan, de camera en de chip in het paspoort, alles digitaal, je bent een ‘1’ of de ‘lul’ Het is vervlakking en versmalling op zijn ergst.

Grenzen aan de burgerlijke ongehoorzaamheid
Ook naar aanleiding van het vertrek van Wijnand ontstaat zo’n grenzendiscussie.
De socioloog Kees Schuyt die in 1972 promoveerde in Leiden op het proefschrift ‘Recht, orde en burgerlijke ongehoorzaamheid’ , omschreef aan welke voorwaarden volgens hem burgerlijke ongehoorzaamheid moest voldoen. Deze omschrijving wordt nu ineens als een algemeen geldende en geaccepteerde wet aangenomen. Je dient je actie langs zijn meetlat te leggen, voldoet je actie hier niet 100% aan dan ben je als ongehoorzaam burger verkeerd en strafbaar bezig. Frans Bieckmann,  hoofdredacteur van The Broker, een wetenschapstijdschrift over globalisering en ontwikkeling, stelt in Ravage-digitaal op 26 augustus jl: “Er is een moreel recht om grote misstanden en grove schendingen van vrijheid en democratie aan te kaarten onder strakke criteria, ook als je daarmee de wet breekt. De discussie zou moeten gaan over de vraag waar je exact die grens moet trekken.”
Zien we nu burgerlijke ongehoorzaamheid als exacte wetenschap?
Zien deze mensen niet de contradictie tussen burgerlijke ongehoorzaamheid en regels?
Zou het wel eens bij hen zijn opgekomen dat er ook gevoelens in het spel zijn als angst, woede, gekrenktheid of soms jarenlang en structureel aangedaan onrecht? Gevoelens die niet in regels of voorbeeldig maar toch ongehoorzaam gedrag te persen zijn.?

Een onbetwiste grens van wat wel of niet kan lijkt nu te liggen bij persoonlijke bedreiging. Wel mag je iedereen schofferen want dat is ons boven alles staande recht van vrije meningsuiting. Hier ineens geen grens? Je mag best iemand persoonlijk om zijn religie belachelijk maken, nee sterker, je mag de hele religie door het slijk halen. Dit kun je toch niet als (persoonlijke) bedreiging zien? Deze vorm van agitatie, die altijd voorbestemd was voor, en meestal moeizaam verdedigd door, subculturen om de bestaande heersende cultuur uit te dagen, wordt nu als agitatie en politiek instrument ingezet vanuit de heersende cultuur tegen minderheden. Op zo’n moment moet je je toch echt grote zorgen gaan maken. De discussie is dus niet of de vorm op zich verwerpelijk is, maar wel door wie en waarom die vorm gebruikt wordt. Persoonlijke bedreiging is in wezen een rekbaar gebied.

Zijn we nu zo dom?
Als je leest hoe een weblog als GeenStijl al tijden tekeer gaat, namen van mensen plaatst, met foto’s en de meest complete onzin of verdraaiingen, dan gaat dit toch wel even verder dan wat in de jaren ’80 gebeurde. Het is uit vooroordelen de ander willen kwellen, naar beneden halen, afmaken met het grootste plezier. Uiteraard zijn er mensen die dit ook doen vanuit een politieke strategie en een ideologie, maar bij de meesten gaat het om het ventileren van vooroordelen die een haat-achtig karakter krijgen, het is een op zich zelf staande cultuur geworden. In die zin begint het te lijken op een vorm van racisme of antisemitisme. Waar komt dit uit voort? Racisme en antisemitisme worden vaak deels verklaard uit angst, onzekerheid en afgunst. Wat is het verband tussen deze factoren met het bestaan van ‘links’?
Hier hoor je niet zoveel over.

Zo dom kunnen veel journalisten en politici en eigenlijk ook geheel intellectueel Nederland toch niet zijn?! De enige krant, die een beetje het hoofd koel houdt en probeert nog enige diepgang te vinden en zaken in perspectief te plaatsen, lijkt het NRC te zijn.
Hoe komt dat dan: het ontbreken bij hen van een diepgaand debat over in wat voor maatschappij we nu leven? Afrekenen of schaamte over het eigen ‘linkse’ verleden speelt bij een deel van de veertigers, vijftigers en zestigers een rol, maar kan niet genoeg verklaren. Het is alsof men niet wil of kan twijfelen aan de samenleving waarin we terecht zijn gekomen. Er is geen jonge generatie die de oudere uitdaagt. Geen jonge generatie die het gezag uitdaagt.
Er ontbreekt een realistisch alternatief dus legt iedereen zich neer bij grenzen die gesteld worden door bijvoorbeeld de huidige economische werkelijkheid. Het is ontluisterend hoeveel intellectuelen op zich weten dat er grote problemen zijn die niet binnen bestaande ‘modellen’ zijn op te lossen, maar toch blijven vasthouden aan het zoeken van oplossingen binnen deze bestaande ‘modellen’. ‘Op hoop van zegen’, lijkt men te denken, ‘wie weet valt het toch wel mee en komt het goed’.
Slechts een handjevol opiniemakers en intellectuelen van de ‘oude’ generatie, zoals Marcel van Dam en Henk Hofland, plaatsen zo nu en dan flinke vraagtekens. Een aantal journalisten, ook al van de ‘oude’ generatie, ‘valt iets op’ in ieder geval. Zo stelt John Jansen van Galen in de Volkskrant over  De Telegraaf:  ‘Ze worden rabiater. Ze verlagen zich bijna tot schelden. Ze strooien beschuldigingen rond die achteraf niet helemaal waar blijken en soms gaan ze over de rand. Het lijkt of ze bijna blij zijn als ze een vlekje bij iemand vinden.’ En in hetzelfde artikel Bert Vuijsje: ‘Het is of ze denken: hoe platter, hoe beter. Als je nu De Telegraaf leest, denk je bijna dat er een superlinks kabinet aan de macht is, haast erger dan Den Uyl.’
Het is natuurlijk altijd gemakkelijk geweest om af te geven op de Telegraaf maar in hoeverre verschilt de Volkskrant in bijvoorbeeld haar redactionele commentaren rond de zaak Wijnand er nog van, behalve dan dat ze zich wat fatsoenlijker uitdrukt. (Helaas voor de Volkskrant vond Femke, bewaakster van ons ‘nationaal goed fatsoen’, het niet fatsoenlijk).

Maakbaar zonder democratie
Democratie is steeds meer versmald tot verkiezingen uitschrijven en invloed uitoefenen via officiële kanalen. Tal van overlegorganen met de overheid die vanuit de jaren ‘60 zijn opgezet als gevolg van in actie komende burgers hebben wel gewerkt maar hebben nu al lang hun scherpte verloren. De ruimte die bevochten is vanaf de jaren ‘50, waar democratie en ‘politiek bedrijven’ door tal van burgers dagelijks uitgeoefend werd en waar minderheden en opvattingen van minderheden hun plaats opeisten naast de meerderheid, lijkt teruggedrongen. Het is nu aanpassen of oprotten om het maar even scherp te zeggen. Aanpassen aan wat? Aan wetten, regels, de meerderheid, burgerlijke normen en waarden, fatsoen aan een maatschappij die weigert haar eigen grondbeginselen ter discussie te stellen, een maatschappij die weigert nog wezenlijk na te willen denken over hoe, wat en waarom. Er is alleen dat mogelijk wat een economische, marktgerichte groeimaatschappij bevordert.
Het is al lang niet meer zo, dat de politiek de meeste grenzen bepaalt en de toekomst vorm geeft, dat doen de economisch meest machtigen. De samenleving is niet maakbaar, heet dat. Maar volgens mij wordt de samenleving meer ‘gemaakt’dan ooit. Geglobaliseerd als we zijn, betekent dit vooral dat multinationale ondernemingen, internationale financiële stromen, instituties en beursspeculanten vanuit hun belangen de samenleving maken en helaas breken.
Toch blijven we bezweren: onze wijze van politieke besluitvorming is superieur, punt. Wat nou als juist vrijheid zoals wij die kennen en het bestaande democratische systeem de oplossingen voor bijvoorbeeld klimaatverandering onmogelijk maakt?
Of het nog allemaal geloofwaardig is? Vraag dat de burgers maar eens.

Nieuwe hemelbestormers
Het einde lijkt nog lang niet in zicht. Er is in de verste verte geen ommekeer te bespeuren. Met de problemen die op ons afkomen zoals de instorting van financiële markten die een bedreiging kunnen gaan vormen voor bijvoorbeeld pensioenen, en zoals inflatie, klimaatverandering en het opraken van olie, is het te verwachten dat mensen zich meer onzeker en bedreigd gaan voelen. Welke kant zullen die mensen, in het huidige klimaat, zonder een duidelijk alternatief, opgaan?
Het is een maatschappij die stagneert en haar toekomst overlevert aan de technologie en een blind vooruitgangsdenken.
Het zijn juist het opwerpen van vragen, zaken ter discussie stellen, aan de grenzen morrelen, die tot vooruitgang en oplossingen van problemen kunnen leiden.

We zijn langzamerhand teruggegleden naar een autoritaire burgerlijke maatschappij gebaseerd op plicht, aanpassen, inburgeren voor iedereen. Geen gedogen, doch duidelijke grenzen, geen gemaar, doch bestraffen. Misschien is dit ook wel de enige manier om een maatschappij zoals die nu is in stand te houden maar het geeft geen oplossingen en heeft zeer negatieve consequenties. Wat we nodig hebben is niet een publiekelijke terugblik van een generatie van actievoerders die boete doen, of een generatie van rechts populistische koppensnellers, maar een nieuwe generatie van ‘hemelbestormers’, ongehoorzame idealisten, een nieuwe avant-garde, mensen die zeggen dat het helemaal anders moet/kan, omdat zij de toekomst zijn en het heden als benauwend ervaren.