-
06 september 2019
Kunst en nazikunst
Het moet al met al bijna vijfendertig jaar geleden zijn geweest, in de zomer van 1983. Want binnen de toen nog bestaande Communistische Partij Nederland hadden zich even daarvoor de zogenoemde horizontalen geprofileerd. En Nico Varkevisser was zo'n horizontaal. Samen met een tiental geestverwanten stond hij die avond voor het voormalig Filmmuseum, in het Amsterdamse Vondelpark. Reden: het museum wilde een film laten zien van de hand van Leni Riefenstahl, de cineaste van de nazi's. Varkevisser wilde de vertoning verhinderen, wij wilden het museum in. Ik herinner me niet ooit in het museum te zijn geweest, dus klaarblijkelijk wonnen de horizontalen het pleit.
Het Stedelijk Museum in Den Bosch, dat trouwens vanaf 1 juni aanstaande omgedoopt zal zijn tot het enige, echte designmuseum van ons land, wil nazikunst gaan exposeren. Zullen er dan demonstranten voor de deur staan? En zal ik zelf ook weer naar binnen willen? Het tweede weet ik wel zeker. Niet omdat de films en foto's van Leni Riefenstahl of de architektuur van Albert Speer me zouden boeien. Dat is niet het geval. Mij gaat het erom dat ik de mogelijkheid krijg om het nazisme mijn andere wang toe te keren. Ik wil een eigenschap kunnen tonen die de ideologie van het geweld nu juist niet kan velen en die het wil uitroeien: kwetsbaarheid.
Immers, de nazi's hielden zich feitelijk alleen maar in negatieve zin bezig met kunst. Het ging in het Derde Rijk vooral om wat niet als kunst mocht gelden: de verboden kunst die ontaard werd genoemd. Ontaarde kunst was alles dat niet met de verheerlijking van spierballen, oorlog en het recht van de sterkste, met de bestaansgrond van het nazisme, te maken had. Ontaarde kunst was kwetsbare kunst. Ga dus allemaal kijken straks als het er hangt, ligt en staat, het pompeuze en folkloristische gedoe uit 1933-1945. Niet omdat het mooi is, of belangrijk. Maar omdat we uit de nederlaag van de monsterlijke ideologie die dat voortbracht, onze vrijheid hebben verkregen...