Skip to main content
  • 01 juni 1991

Koude annexatie

Overgenomen uit Arbeiterkampf (AK)

Op 3 oktober 1990 werd zij voltrokken, de hereniging van de staten DDR en BRD. Op veelvoudig verzoek van zowel de Oost- als de Westduitse bevolking en door een bijzondere bedrijvigheid van de Westduitse regering onder leiding van Helmut Kohl, was dit tot stand gekomen. De mensen uit de DDR hoopten door deze 'Anschluss', door de hereniging met de BRD, op betere levensomstandigheden en een algemeen aandeel aan de westerse welvaart. Van de eisen en de doelstellingen van de omwenteling in de DDR, van de ideeën van de Burgerbeweging en andere politieke krachten om de DDR te hervormen, haar tot een moderne socialistische staat zonder dwangmatig karakter te willen maken, was nauwelijks iets overgebleven. Alleen de gedachte om de voormalige staatseigendommen om te zetten staat nog overeind. Echter heel anders dan de Burgerbeweging het zich had voorgesteld.

De economische situatie in de ex-DDR, de vijf nieuwe deelstaten van de BRD, is met het woord 'desolaat' slechts bij benadering juist weergegeven. Feit is, dat er op dit moment in de voormalige DDR rond 3 miljoen mensen werkeloos zijn of met arbeidstijdverkorting tot nul uur werken. Dat wil zeggen, dat zij weliswaar betaald worden als een werknemer, wat meer is dan een uitkering, maar dat zij desondanks geen werk hebben. Het is een poging om de individuele economische omstandigheden dragelijk te maken. Want de economie van de voormalige belangrijkste staat van het Comecon staat op instorten. Er is geen regio in de ex-DDR waar geen bedrijven sluiten, waar geen mensen ontslagen worden en waar de capaciteiten van de arbeiders niet braak liggen. Dit is echter geen directe consequentie van het instorten van het reële socialisme, maar ook het resultaat van de politiek van de Westduitse regering.

de ontbinding van het 'volkskapitaal'

De Burgerbeweging van de herfst van 1989 eiste onder andere de opheffing van het staatseigendom van de DDR, dat tot dan toe onder de firmanaam 'volkskapitaal' bekend was. De bedrijven en de LPG's (Landwirtschaftliche Produktionsgenossenschaft) zouden naar een echt volkseigendom moeten worden omgezet. Met dit doel zou een instantie geschapen moeten worden, die het volkskapitaal fiduciair beheert (treuhändisch =fiduciair, wat wil zeggen een groot vertrouwen hebbend in. De naam Treuhandanstalt, zoals deze instantie nu heet, is hiervan afgeleid) en de opdracht heeft de verandering uit te voeren. De burgerbeweging 'Demokratie Jetzt' had toentertijd aan de ronde tafel de instelling van zo'n holding geëist en deze gedachte werd door de regering-Modrow overgenomen.

Op 1 maart 1990 trad de wet tot oprichting van een 'instantie ter fidiciair beheer van het volkseigendom' in werking, waarmee de verandering van de 8.000 bedrijven en bedrijfscombinaties in kapitaalassociaties moest worden voltrokken. De regering-Modrow verbond met 'volkseigen' het concept 'volkskapitalisme', waarbinnen de aandelen van het bedrijf uitgegeven zouden worden aan het personeel, om hen deel te laten hebben in hun 'eigen' bedrijf. Men wilde daarmee vooral bereiken, dat via deze uitgifte van aandelen het teveel aan koopkracht uit de circulatie wordt genomen en doorvloeit naar de bedrijven. Daarmee probeerde de regering-Modrow wezenlijke kernpunten van de DDR-economie te behouden en een stapsgewijze aanpassing aan de westerse concurrentiestandaard te bereiken. Uiteindelijk een ineffectieve en hopeloze onderneming, vooral sinds duidelijk werd dat de 'Währungsunion' (de invoering van de Duitse Mark DM in de DDR) er zou komen. En Kohl had dit reeds op 7 februari 1990 aangekondigd.

Na de verkiezingen van 18 maart 1990 werd een nieuwe ministerpresident in de DDR geïnstalleerd. De regering-De Maziere wijzigde de Treuhandwet op bevel van Bonn. "Het volkskapitaal dient te worden geprivatiseerd", zegt de Treuhandwet, die op 17 juni 1990 in werking trad, kort en bondig. De 'Treuhandgesellschaft' werd veranderd in een enorm holdingconcern met 8.000 bedrijven en bedrijfscombinaties, LPG's met het gehele goederenkapitaal alsmede de grond, en had daardoor de macht in handen onder Westduitse regie over het verdere noodlot van de Oostduitse economie en de herstructurering hiervan. Op dit tijdstip overspoelden de Westduitse produkten reeds de DDR-markt. DDR-produkten waren nauwelijks nog te koop, de westerse handels- en warenhuisketens hadden de DDR-markt al onder elkaar verdeeld. Goederen uit de oude DDR-bedrijven waren in hun assortiment niet opgenomen. Aldus moesten talrijke bedrijven sluiten. Rond de 280.000 mensen waren al werkeloos toen de regering-De Maziere de Treuhandwet aannam. Vele mensen hoopten dat met de invoering van de DM en met een gemeenschappelijke economische invloedssfeer, een verbetering van de omstandigheden zou intreden.

Aan de ene kant gebeurde dit ook: de DDR-burgers genieten dezelfde mogelijkheden om te reizen en soortgelijke geneugten van het zogenaamde vrije westen als wij. Bovendien zijn de consumptiemogelijkheden op verschillende terreinen verbeterd , vooral wat technische consumptiegoederen aangaat. Aan de andere kant worden zij genadeloos geconfronteerd met de andere gevolgen, de negatieve kanten van het kapitalisme. Werkeloosheid, verarming, vereenzaming, wat de mensen het toekomstperspektief ontneemt en zelfs tot zelfmoord leidt, hebben met de BRD-welvaart hun intrede in de DDR gedaan. Met de denkbeelden, de ideeën voor de kentering in de herfst van '89, heeft dit nauwelijks nog iets te maken. Alle voorstellingen over 'volkskapitaal', de overname van de bedrijven door diegenen die er ook werken, de poging te wagen om een derde weg te gaan, een weg tussen reëel kapitalisme en socialisme à la DDR, verdwenen met de voltrekking van de hereniging in het rijk der utopieën.

wat is en doet de treuhand

"De Treuhandanstalt heeft ook in de toekomst de opdracht om de voormalige staatsbedrijven volgens de bepalingen van de Treuhandwet zodanig te structureren en te privatiseren, dat zij in staat zijn om te concurreren." Zo beschrijft Artikel 25 par.1 van het herenigingsverdrag tussen DDR en BRD de opdrachten van de Treuhandanstalt. De instantie heeft hiermee de opdracht de voormalige VEB's (Volkseigene Betriebe) of te verkopen, of ze zo te herstructureren, dat zij op de BRD-markt en binnen de EG kunnen voortbestaan.Dit gaat echter met enorme moeilijkheden gepaard.

Allereerst is de Treuhand een holding die onder openbare controle valt. Zij staat onder direct gezag van de Westduitse regering. Zij staat, na het overlijden van de voormalige chef van het Hoechstconcern Rohwedder, onder leiding van de voormalige minister van economische zaken van de deelstaat Niedersachsen, Brigit Breuel. Ook alle andere leidinggevende en topfuncties zijn bezet door mensen uit het westen van de BRD, mensen uit het particuliere bedrijfsleven. Op de hogere etages van deze holding bevindt zich geen enkele vertegenwoordiger van de DDR-economie, er is nauwelijks iemand aanwezig die bekend is met de binnenlandse verhoudingen van de DDR.

Dit is ook niet gewenst. Want de bedrijven en de bedrijfscombinaties uit de DDR moeten zich genadeloos aanpassen aan het dictaat van de markt, of ten onder gaan. De Treuhand heeft eerst alle bedrijven uit de DDR aan een rentabiliteitsonderzoek onderworpen. Slechts delen van de grote bedrijfscombinaties zouden de capaciteit hebben om binnen het kapitalisme te overleven; bijvoorbeeld delen van de computerfirma Robotron. Bij dit onderzoek hadden bijna alle bedrijven slechte startvoorwaarden. Want op grond van de praktijk in de DDR, hadden ook florerende bedrijven schulden aan de staat.

Sinds de jaren tachtig was het in de DDR de praktijk, dat het grootste deel van de inkomsten van een bedrijf aan de Centrale Bank afgedragen moesten worden, en als tegenzet moest het bedrijf voor uitgaven zoals bijvoorbeeld sociale verzekeringen, vakantiegeld, kinderopvang, enzovoorts, bij de staat leningen opnemen. Daar in het kader van de hereniging der beide staten deze schulden niet kwijtgescholden zijn, gingen zij met hoge schulden de rentabiliteitstest van de Treuhand in, en moesten zodoende onvermijdelijk afvallen. Vervolgens tracht de Treuhand deze bedrijven te verkopen. Echter ook daarbij is op z'n minst onbegrijpelijk gehandeld. Een voorbeeld:

De Oostduitse luchtvaartmaatschappij Interflug moest worden verkocht. Er waren verschillende geïnteresseerden: naast de Westduitse Lufthansa, ook Britisch Airways en verschillende Amerikaanse airlines. Echter in plaats van te handelen volgens markteconomische criteria, dus ieder aanbod te onderzoeken en dan met diegene in zee te gaan die het meest interessante aanbod heeft gedaan, werd er zo lang onderhandeld, dat alleen de Lufthansa als belangstellende overbleef, precies zoals de Westduitse regering had gewenst. De Lufthansa echter had inmiddels zelf te maken met financiële problemen en de aankoop van Interflug was daardoor niet meer lucratief. Aangezien er van de overige belangstellenden niemand meer over was, moest Interflug het faillissement aanvragen, en dat terwijl het in een eerder stadium verkocht had kunnen worden.

De Treuhand had bijgevolg niet alleen een economische taak, maar ook een politieke: het veiligstellen van de ex-DDR markt voor Westduitse ondernemingen. Het doet er niet toe of bedrijven failliet gaan of mensen werkeloos worden, er moet zo min mogelijk buitenlands kapitaal naar de nieuwe deelstaten vloeien. Tegelijkertijd propageert de Westduitse regering, dat zij de DDR als standplaats voor de industrie wil behouden. Het gaat dan om de grondstoffenindustrie in de streek rond Halle, Leipzig, Bitterfeld, en de metaalindustrie in Magdeburg, Berlijn en Brandenburg. Hoe dit echter met het oog op de aanhoudende bedrijfssluitingen moet gebeuren is absoluut onduidelijk.

Aldus worden miljoenen sommen gelds naar de oude DDR geloodst, maar dit dient enkel en alleen ter financiering van de werkeloosheid. Nauwelijks een bedrijf krijgt geld om zichzelf te saneren en zich aan te passen aan de nieuwe situatie. Niet dat er geen interesse zou bestaan, nee, de Treuhand beoordeelt zulke voornemens van meet af aan als tot mislukken gedoemd en maakt dienovereenkomstig geen geld vrij voor het saneren van bedrijven. De mensen staan weer in de rij, voor het arbeidsbureau en de sociale dienst. Na de Duitse hereniging zou het met iedereen beter gaan, heeft Helmut Kohl in de campagne voor de Bundestagverkiezing gezegd. Een zin die de bevolking van de ex-DDR niet meer kan horen. Zij hebben weliswaar de mogelijkheid voor zover er geld is om van alles te kunnen kopen, maar een arbeids- of levensperspektief hebben zij niet.

Momenteel verlaten er iedere maand rond 20.000 mensen de oude DDR, om in het westen hun geluk te zoeken. Zij zijn dusdanig vertwijfeld, dat zij geen andere uitweg meer weten. Maar voor hen zijn de kansen in het westen van de BRD bijna net zo slecht als in het oosten, want hun kwalificaties zijn op de arbeidsmarkt in het westen nauwelijks gevraagd. De perspektiefloosheid van het oosten, drijft hen naar het westen. In de huidige politiek van de Treuhand, de politiek van de Westduitse regering voor de voormalige DDR, is niet te herkennen hoe men de mensen daar nieuwe reële kansen wil geven. De regering is noch bereid om de sociale uitkeringen op te trekken naar het niveau van de BRD, noch om gelijke lonen uit te betalen. Ook is er geen enkel initiatief te bespeuren om de liquidatiepolitiek van de Treuhand te wijzigen ten gunste van een saneringspolitiek, die met behulp van leningen wordt gefinancierd. Dit wordt weliswaar steeds harder geëist, maar een verandering van de politiek is niet in zicht. Dientengevolge stijgen de werkeloosheidscijfers en de aantallen arbeiders die met arbeidstijdverkorting werken. Op dit moment zijn er rond 3 miljoen werkelozen in de voormalige DDR, en bijna ieder uur worden het er meer. En er komt geen eind aan de bedrijfssterfte. De mensen in de ex-DDR zien hun huidige situatie als de prijs die zij moeten betalen voor wat zij politiek hebben gewild: de eenheid.

waar gaat de reis naartoe

De scheiding tussen de staten DDR en BRD is opgeheven, de twee maatschappijen bestaan echter evenals daarvoor naast elkaar verder. De oude BRD is het rijke buurland, de oude DDR is het binnenlandse noodtoestandsgebied. In de actuele verslaggeving over de nieuwe Duitse deelstaten wordt in toenemende mate over een 'mezzogiorno' van de BRD gesproken. Het annexatiegebied wordt min of meer bewust afgekoppeld van het algemene welvaartsgebied in het westen. Preciezer gezegd, al helemaal niet aangekoppeld. Met het oog op het aanhoudende instorten van bijna alle bedrijven in het oosten van de BRD, kan men ervan uit gaan, dat er in de komende jaren een enorm niveauverschil tussen de beide delen van de BRD zal bestaan.

Tegelijkertijd waarschuwen vooraanstaande economen in de BRD juist voor deze ontwikkeling. De president van de Bundesbank, Pöhl, die inmiddels zijn ontslag heeft aangeboden, was een van deze critici. Al in de zomer van het vorige jaar waarschuwde hij voor een al te krampachtig samengaan van de beide staten. Met het oog op de immense economische problemen die met zo'n proces gepaard gaan, moet dit volgens Pöhl stapsgewijs gaan, meer evolutionair verlopen. In tegenstelling tot de Westduitse regering stemde hij voor een langzame hereniging, om de kwaliteiten en de continuïteit van de Westduitse conjuncturele ontwikkelingen niet in gevaar te brengen. In zijn standpunt ging het niet zozeer om het welzijn van de mensen in de DDR, maar veelmeer om de welvaart in de BRD, die niet op het spel gezet mocht worden.

Ook is er niet veel overgebleven van de voornemens en de verklaringen van Westduitse ondernemers, om in de voormalige DDR te willen investeren. In de herfst van 1989 kondigden bijna alle grote BRD-ondernemingen aan, de bedrijven en de fabrieken te willen overnemen of met hen te willen samenwerken. Ook dit is slechts bij een aankondiging gebleven. De Hüls AG engageert zich met Buna Werke, wat betreft de rubberproduktie. Volkswagen wil volgend jaar in Zwickau een eigen montagefabriek bouwen, Opel en Mercedes hebben iets dergelijks gepland. De aangekondigde investeringen van de auto-industrie zullen ook plaatsvinden, overigens zal er voor de arbeidsmarkt pas in de loop van 1992, 1993 of 1994 resultaat te zien zijn. De verzekerings- en de energiebedrijven uit de BRD hebben de desbetreffende markt onder elkaar verdeeld, en de bedrijven die binnen hun sector passen ingelijfd. Bovendien is momenteel niet bekend of er grote investeringen, waardoor arbeidsplaatsen behouden kunnen blijven en zelfs nieuwe kunnen ontstaan, door het BRD-kapitaal zijn gepland. De oude DDR wordt gebruikt als pure afzetmarkt voor Westduitse produkten en zo zal het voorlopig ook wel blijven. Vooral ook wanneer er door de BRD- regering geen verandering wordt aangebracht in de Treuhandpolitiek. Zolang privatisering de voorkeur geniet boven sanering, is niet te verwachten dat de situatie in de DDR zal veranderen.

De naam 'Treuhand' suggereert, dat het voormalige volkseigen kapitaal voor de DDR, respektievelijk haar bevolking, beheerd wordt. Het tegendeel is echter waar. Want de Treuhand bedrijft een politiek die de belangen van het westen dient en analoog aan de verhoudingen in de BRD, wordt de oude DDR, de mensen die daar leven, als `human capital' gezien en dienovereenkomstig gebruikt, of niet, zoals nu het geval is. De hele Treuhandpolitiek is er alleen op gericht om voor de ondernemingen uit de oude BRD concurrentievoordelen, ook met betrekking tot de DDR, te behalen, zonder dat dit de concurrentiepositie op de wereldmarkt aantast.

oosteuropa: het nieuwe, oude achterland

De BRD zal ook na de hereniging met de DDR haar koers binnen de EG voortzetten. Dit betekent, samen met Frankrijk en Groot Brittannië, een hegemonie te vestigen en deze uit te bouwen. Het zal erop neerkomen dat het Europese economische gebied in drieën verdeeld zal worden. Dominerende kracht van de EG wordt de kern BRD, Frankrijk, Groot Brittannië en de Beneluxlanden. Daarna volgt de rest van de EG, de overgebleven EVA (Europese Vrijhandels Associatie) landen en in aansluiting daarop de Oosteuropese staten. De economische kracht van de BRD is daarbij in meerdere mate de spil van de toekomstige Europese orde.

Reeds voor het instorten van het reële socialisme was de BRD het economische trekpaard van de Europese integratie. Geen enkel besluit met betrekking tot de EG kon en werd tegen de vastberaden wil van de regering in Bonn genomen, het maakt niet uit welke partij de bondskanselier heeft geleverd. In nauwe samenwerking met Frankrijk werd en wordt de gemeenschappelijke markt tot een manifestatie van het welzijn van de Franse en Duitse economische groei. Natuurlijk profiteren ook andere staten van de algemene welvaartsontwikkeling in West Europa, maar hoe groter de afstand tot de EG kern is, zowel geografisch als politiek, des te kleiner is het voordeel voor die nationale staatshuishoudingen.

Evenwel biedt de EG voor de lidstaten voordelen op de internationale handelsmarkt. Aan de ene kant is de EG voor de lidstaten een gesloten binnenmarkt. Door de douane-unie en de invoerpolitiek krijgen hun produkten binnen de EG grote kostenvoordelen. Aan de andere kant ondersteunt en subsidieert de EG de export van haar produkten, zoals de produkten van de kunstmatig opgekweekte landbouwmarkt of andere dingen, er is nauwelijks een produkt dat niet door de EG wordt gesubsidieerd, zodat het in staat is te concurreren op de wereldmarkt. Aangezien de wereldmarkt, met het oog op de toenemende recessie in de Verenigde Staten, de aanhoudende positieve ontwikkeling van de conjunctuur in Japan, alsmede de door de IMF en de Wereldbank bij de zogenaamde Derde Wereldlanden opgelegde exportpolitiek, steeds krapper wordt, krijgen de voormalige Comecon-staten een functie toebedeeld, die hen niet geheel onbekend is.

Ten eerste fungeren zij als afzetmarkt voor Westeuropese produkten. Maar zij moeten daarvoor wel eerst op orde gebracht worden. Op het niveau van levens- en inkomensverhoudingen moeten voorwaarden geschapen worden, die op z'n minst overeenkomen met de levensstandaard in de Zuideuropese landen. Dit moet gebeuren door middel van een stapsgewijze aanpassing aan de EG. Eerst krijgen landen zoals Polen, Tsjechoslowakije en Hongarije de 'eer' om van het westen leningen en investeringen te bemachtigen, onder de voorwaarde dat zij daarmee opdrachten van EG lidstaten afhandelen. De verantwoordelijkheid voor dergelijke zaken berust bij bankconsortiums, die onder leiding staan van de Deutsche Bank of de Dresdener Bank.

Maar ook op overheidsniveau is de BRD hierbij toonaangevend. Doordat de sociaal-liberale coalitie in de jaren zeventig een opendeur-politiek naar het oosten voerde, heeft de BRD ook politieke concurrentievoordelen. Er zijn niet alleen goede diplomatieke contacten, ook de leidende krachten van de Duitse industrie staan op goede voet met de bovenste etages van de Comecon-staten. Dit heeft in het verleden al een positieve uitwerking gehad op het Duitse kapitaal en zal zich in de toekomst ook bewijzen. De ondersteuning van de hervormingsprocessen in de Sowjet Unie en de andere staten van het voormalige Warschau Pact, staat gelijk aan een krediet op de toekomstige markt en de invloedssferen. Polen, Tsjechoslowakije en Hongarije worden omgebouwd naar 'tussenstaten', om als springplank naar het verdere oosten te kunnen dienen. Natuurlijk zal ook de economie van deze staten hiervan profiteren, maar de belangrijkste winsten zullen geïncasseerd worden door het Duitse kapitaal en de overige EG centra. Men kan de situatie en de functie van de bovengenoemde drie staten vergelijken met hun situatie tussen de twee wereldoorlogen: bemiddelaar en schakel tussen Oost en West Europa. De andere Oosteuropese staten zullen zich tevreden moeten stellen met een statistische functie en met het kopen van Westeuropese handelswaar. Alleen de Sowjet Unie zal, afhankelijk van haar eigen binnenlandse politieke ontwikkelingen, een aparte positie innemen. Hoe die er uit zal zien, is op dit moment niet te voorspellen.

In ieder geval zal de BRD de staat zijn, via welke de contacten met het oosten zullen lopen. Hetzij de stroom van goederen en diensten, hetzij de politieke verbindingen. En deze worden met bijzonder veel liefde in stand gehouden. Maar alle humanistische pretenties daargelaten: het is slechts politieke flauwekul, wanneer de Europese Karel de Grote-prijs dit jaar naar de Tsjechische president gaat en deze in zijn rede over een gemeenschappelijk Europees huis filosofeert. Enerzijds wil hij met Tsjechoslowakije ook bij dit huis horen. En anderzijds klinkt het eleganter en minder agressief, wanneer er over een gemeenschappelijk Europees huis gesproken wordt. Noch de daders, noch de slachtoffers van deze koude annexatie van Oost Europa door het westerse kapitaal, worden zichtbaar. Allemaal schijnen ze in een huis te wonen en gemeenschappelijke interessen te hebben. Bewust wordt er niet bijverteld wie er in de kelder huist en wie er ruzie maken om het penthouse. Het zuiden woont al in de kelder, de westelijke staten van de voormalige Comecon mogen de keldertrap vegen, de rest moet buiten blijven.

De vergrote BRD zal proberen, ondanks de problemen in de nieuwe deelstaten, haar positie in de EG vast te houden. En dit zal, gezien haar economische kracht, ook wel lukken. Alle stemmen die in het kader van de DuitsDuitse hereniging erop gehoopt hadden, dat de BRD zich in de dit economische brok zou verslikken, worden er momenteel en in de nabije toekomst mee geconfronteerd, dat de BRD als een versterkte imperialistische macht uit de strijd naar voren zal komen. 'Centraal Europese macht', is het predicaat dat de Bondsrepubliek zichzelf zal toeëigenen. Daarbij wordt niet alleen de pretentie geuit de hegemonie binnen de EG te manifesteren, maar ook de voortrekkersrol met betrekking tot de economische annexatie van Oost Europa, wordt hierdoor ter sprake gebracht.

Wanneer men hier spreekt van een heropleving van het Duitse imperialisme, negeert men het feit dat dit al bestaat sinds het zogenaamde Wirtschaftswunder. Het gevaar van de Duitse politiek schuilt niet alleen in de economische macht van de BRD, maar, sinds de hereniging met de DDR, in een onverbloemd en onbeschaamd imperialisme, waarmee politieke en economische aanspraak gemaakt wordt op Oost Europa. "Economisch een reus, politiek een dwerg", deze kritiek van Franz Josef Strauß uit de jaren zestig, heeft voor de jaren negentig geen geldigheidswaarde meer. Want de grote verliezer van weleer, is allang uitgegroeid tot een bepalende factor van de imperialistische uitbuiting.

(Overgenomen uit Arbeiterkampf (AK))