-
01 november 2024
Radicale rechtvaardigheid, door Nani Jansen Reventlow
Radicale rechtvaardigheid. De wereld die we nodig hebben.
Nani Jansen Reventlow
Uitgeverij Murrow Amsterdam
2024
ISBN 9789048874095
De mensenrechtenadvocate Nani Jansen Reventlow heeft een boek geschreven dat precies op tijd komt. Op een moment dat we met een regering zitten die racisme tot vaandel verheven heeft en korte metten lijkt te willen gaan maken met zo ‘n beetje alles dat we maatschappelijk belangrijk vinden, brengt ze een bundel essays de wereld in die op een rijtje zet waarom en hoe we de strijd daartegen aan moeten gaan.
Als zwarte vrouw in die maatschappij beschrijft ze indringend hoe racistisch het zich verlicht wanende Nederland, waar de schrijfster geboren is, in feite is. En wat dat racisme te maken heeft met kapitalisme en seksisme. En wat we daar tegenover zouden moeten stellen om de tent overeind te houden en naar iets beters te komen. Radicale rechtvaardigheid dus, niet als wens, maar als noodzaak. Het boek is doorspekt met verwijzingen en aanbevelingen naar literatuur en denkwerk uit de hele wereld die daarbij kan helpen. En het is een in zekere zin optimistisch verhaal over de mogelijkheid om als burger actie te ondernemen, om good trouble te maken in een tijdperk dat dat allerminst vanzelfsprekend is.
“ We hebben een mozaïek van activisme nodig om verandering teweeg te brengen – het belangrijkste is dat we ons een weg blijven banen naar die rechtvaardige wereld”
Het eerste hoofdstuk in haar boek heet “ Een Ode aan Radicaal Zijn” en begint met een tamelijk dystopisch beeld van de verrechtsing om ons heen. Ze komt dan meteen met de aanbeveling om als reactie niet te kiezen voor de in de Nederlandse polder zo vaak geopperde gulden middenweg.
“De wens om altijd een middenweg te vinden, consensus te bereiken en ‘de andere kant’ niet van ons te vervreemden, houdt ons gevangen in narratieven vol racisme, vreemdelingenhaat, transfobie, vrouwenhaat, misogynoir, kapitalisme, noem maar op. (…) We moeten ons werk voortzetten en onze strijd voor radicale verandering nieuw leven inblazen. Ja, radicale verandering. Geen middenweg, geen compromissen, geen poldermodel. Wat we nodig hebben is regelrechte revolutionaire, radicale verandering.”
En vervolgens gaat ze uiteenzetten hoeveel werk er al verzet is om die verandering in beeld te krijgen en hoeveel strijdbare campagnes er al zijn. Daarvoor kijkt ze ver over de grenzen, met name naar voorbeelden van antikoloniale strijd en de visies die daarbij een rol spelen. Ze geeft ook uitputtend voorbeelden van acties die vruchten afgeworpen hebben, en benadrukt dat het niet altijd gigantische heldhaftige overwinningen behoeven te zijn.
Elk hoofdstuk in haar boek eindigt met aanbevelingen voor literatuur en voor perspectief, in denken en doen. Het tweede hoofdstuk (Heldenverering in Activisme) bekijkt de rol die mensen kunnen spelen. Met nadruk op voorbeelden van zwarte denkers en activisten. Het begint met bekende voorbeelden (al zijn veel opgevoerde personen dat niet) als de burgerrechtenbeweging in de VS.
Het hoofdstuk is een expliciete waarschuwing tegen het werken met heldhaftige rolmodellen. Bewegingen hebben altijd vooral bestaan uit duizenden mensen wiens namen niet bekend zijn geworden, maar die minstens zo belangrijk waren. Daarvan geeft ze indrukwekkende voorbeelden. De boodschap die ze meegeeft is dat het vechten voor verandering ook veel saai en ondankbaar werk vereist. En vooral ook: een plan, een strategie. Al hoef je niet te wachten, dat benadrukt ze ook, tot het plan er helemaal ligt en je alle antwoorden weet. Grote Leiders zijn in zekere zin ook een hinderpaal voor bewegingen en maakt ze kwetsbaar. En andersom: ze geeft voorbeelden van ‘gedecentraliseerde, leiderloze bewegingen’ in Nigeria of Brazilië die al jaren stand houden en veel resultaat boeken.Natuurlijk zijn ook die bewegingen op andere fronten kwetsbaar, en de discussie over de voor – en nadelen van verschillende strategieën is een sterk onderdeel van het boek. De conclusie is dat er vele activiteiten nodig zijn om vooruit te komen:
“We hoeven niet met zijn allen de barricades op te gaan, ons vast te ketenen aan een olietanker, een blik soep naar een schilderij te gooien of ons naar de rechtbank te haasten om strategische rechtszaken aan te spannen. We hebben allemaal onze sterke punten en we moeten ze gebruiken waar we kunnen.”
Het derde hoofdstuk (De Perfecte Eiser) gaat dieper in op het feit dat de omstandigheden van mensen bepalen hoeveel ze kunnen doen. Ook al zouden ze willen, de ene persoon heeft meer macht en relatieve vrijheid of bescherming, dan anderen. En dat geldt zeker ook bij – het specialisme van de schrijfster – rechtszaken. Het hoofdstuk gaat dan ook over het perspectief van de juridische kanalen te bewandelen om recht op te eisen. Het idee dat – ook in democratische landen – iedereen gelijk is voor het recht is vooral een hindernis bij het ontwikkelen van veranderingsgerichte strategieën. De blinde vlek voor racistische tendensen in de democratische maatschappij, zoals hoe verschillende bevolkingsgroepen verschillend behandeld worden door politie en justitie, maar ook in het dagelijks leven, wordt hier overtuigend aangekaart.
Het vierde hoofdstuk behandelt de vraag in hoeverre het recht gebruikt kan worden om systeemverandering af te dwingen. Ze legt met de titel (Over het Gebruiken van het Gereedschap van de Meester) meteen de lat ter hoogte van de Amerikaanse feministe Audrey Lorde, die stelde dat het (juridische) systeem gemaakt is om alleen de heersende macht te verdedigen. Nani Jansen Reventlow lijkt minder stellig en ziet een wisselwerking tussen gevestigde rechten en maatschappelijke opvattingen. Alleen daarom al zou het volgens haar de moeite waard zijn om bepaalde thema’ s te verankeren in rechten. Als voorbeeld huwelijksgelijkheid voor hbtqi+-rechten. Maar, verzekert ze, denk niet dat daarmee de strijd gestreden is, je zult het recht voortdurend moeten verdedigen.
“Procederen is een krachtig middel om verandering teweeg te brengen, maar het is moeilijk om het gebruik van rechtbanken en de wet niet te beschouwen als het ultieme gereedschap van de meester.“
Om dit dilemma de kop te bieden heeft de schrijfster zelf een organisatie opgericht met de naam Systemic Justice, ook om te voorkomen dat het alleen een mainstream instrument zou worden, voor witte NGO’ s. Ook het juridische veld is een strijdperk waar minderheden en mensen van kleur hun positie moeten bevechten. En ook daarbij is solidariteit van levensbelang.
“We moeten niet alleen de solidariteit tussen verschillende bewegingen versterken, maar ook onze verschillende tactieken met elkaar verbinden: structurele verandering is complex en we hebben een web van activisme nodig om de huidige systemen in beweging te krijgen.“
Het volgende hoofdstuk behandelt de klimaatcrisis en de noodzaak om die aan de koloniale wortels aan te pakken. Ook daarbij neemt de schrijfster ons mee naar voorbeelden uit de hele wereld, van de Sami in Scandinavië tot de Nederlandse Antillen. Ze zet overtuigend uiteen hoe overal de armste mensen de grootste prijs betalen, en tegelijkertijd de minste mogelijkheden hebben om zich te verweren. “De voorbeelden hiervan zijn overal om ons heen te vinden en de historische continuïteit is vaak in het volle zicht verborgen.” In dit hoofdstuk bekritiseert de schrijfster de werkwijze van westerse milieubewegingen die “volledig losstaat van de realiteit van de arbeidersklasse en geracialiseerde gemeenschappen.” En ook hierbij voert de schrijfster bewegingen en denkers aan die een alternatief bieden.
Hierna gaat Nani Jansen Reventlow in op een verrassend fenomeen namelijk de in de Westerse wereld zo vereerde Vrijheid van Meningsuiting. In haar eigen juridische praktijk heeft ze daar namelijk veel mee te maken gehad.
“Mijn kijk op de vrijheid van meningsuiting en de rol die dit in onze samenleving speelt is door de jaren heen ingrijpend veranderd. Dit komt door mijn geleefde ervaringen, maar ook door mijn professionele ontwikkeling; waar ik twintig jaar geleden een traditionele opleiding in internationaal publiek-recht volgde, leid ik nu een organisatie die onrechtvaardige machtsstructuren aan de kaak stelt.”
Het voert tot het misschien wel indringenste hoofdstuk, waarin uiteengezet wordt hoe verschillend de machtspositie van verschillende groepen in de maatschappij is als het gaat om hun vermogen en recht om hun stem te laten horen. En dat vooral gezien de communicatiemedia die zich de laatste tijd hebben ontwikkeld. Met de Palestijnen en Gaza als actueel voorbeeld, en wijze woorden over het feit dat je niet moet vergeten dat ook sociale media onderdeel zijn van ‘de markt’ en dus het kapitalisme. Maar reguleren van media op internet is meestal geen oplossing, eerder symptoombestrijding, volgens Reventlow. En citeert bell hooks om dat te onderbouwen:
“Feminist movement, black liberation struggle, and all our progressive political movements to end domination must work to protect free speech. To maintain the space for constructive contestation and confrontation, we must oppose censorship. We remember the pain of silence and work to sustain our power to speak – freely, openly, provocatively."
Maar als de inhoud van de berichtgeving in toenemende mate uit bewust gefabriceerde leugens bestaat, heb je natuurlijk een ander probleem, waar de schrijfster verder niet te zeer op ingaat. Wel eindigt ze dit hoofdstuk met de aanbeveling om ‘onafhankelijke media’ te steunen.
Het hoofdstuk daarna zoomt verder in op de digitale wereld en hoe daar technologie ernstige gevolgen heeft op het gebied van machtsongelijkheid en privacy en dus om regulering vraagt. Ze geeft veel goede voorbeelden, ook als het gaat om het financiële deel van de samenleving. Met de toeslagenaffaire als Nederlands voorbeeld. Het zijn veelal bekende verhalen, maar wat Reventlow bijzonder maakt is dat ze steeds de racistische aspecten van ontwikkelingen er bij haalt, die in de Nederlandse berichtgeving veelal ontbreken. En ook hier krijg je weer een aantal interessante bronnen aangeleverd voor verder lezen over de problematiek. En organisaties die aan oplossingen werken, zoals de Algorithmic Justice League van Joy Buolamwini. En ook op dat gebied moet er ‘gedekoloniseerd’ worden: bij de productie en zelfs bij de controle en de watchdogs moet de samenstelling van de medewerkers veranderen, en daarmee “het veld op structureel niveau veranderen” .
“Net als bij de andere onderwerpen waar ik het in dit boek over heb – of het nu gaat om klimaatverandering, herstelbetalingen of iets anders – moet ons startpunt op het gebied van technologie en de zogenoemde ‘digitale wereld’ het ontwikkelen van een geheel nieuwe visie zijn: een die niet is gebaseerd op dezelfde principes of aannames die ten grondslag liggen aan het huidige racistische, kapitalistische patriarchaat.”
Het hoofdstuk Herstel schetst oplossingen voor het feit dat de wereld onder zware koloniale verhoudingen is gemaakt tot wat die nu is; een deels onbewoonbare planeet vol onrecht en vol regeringen die op zijn zachtst gezegd aarzelen om er wat aan te doen. Waar te beginnen met daar wat tegenover te zetten? De historische onrechtvaardigheid van met name slavernij duurt nog steeds voort, bijvoorbeeld ex-kolonien die nog steeds hun kolonisator moeten betalen. Indonesië moest in 1949 6,5 miljard gulden compensatie betalen (omgerekend nu ongeveer het dubbele in euro’ s). Ook herinnert Reventlow aan hoe de koloniale mogendheden tot nu toe elke poging om te repareren wat er misdaan is, zo lang mogelijk traineren. En dat in weerwil van allerlei internationale verdragen. Het lijkt logisch als het gaat om ‘ het monetaire aspect’ maar zelfs het uiten van verontschuldigingen, of verwijderen van gedenktekens die het koloniale verleden glorificeren, wat niets kost, is er vaak niet bij. Het zit al jaren, eeuwen zelfs, muurvast en om uit de impasse te komen wordt door de filosoof Olúfemi Táíwò, in zijn boek Reconsidering Reparations geopperd om herstelbetalingen vooral in te zetten als manier om relaties te herstellen. En om het doel van een eerlijke nieuwe wereld te bereiken, waar iedereen belang bij heeft, ook de betalende Westerse wereld. En:
“We kunnen geen serieus debat over herstel voeren zonder dit expliciet te verankeren in antiracisme. In zijn boek How to Be an Anti-racist legt Ibram X. Kendi uit dat ‘niet racistisch zijn’ niet alleen ontoereikend maar ook een drogreden is. In plaats daarvan is het nodig om antiracistisch te zijn.”
Het laatste hoofdstuk (Afleidingen) behandelt de redenen waarom er zo weinig strijd voor verandering gevoerd wordt, en waarom die zo taai verloopt. Het gaat over de tegenwerkende hogere echelons, ook binnen de organisaties waar ze actief in was. Maar ook de radicale breuk met de heersende ‘ witte’ idee dat ze goed aan het doen zijn. De oplossing is dan zelf aan iets nieuws beginnen dat wel de waarden en analyses en visie op structurele verandering omvat. Maar ook dat is een taai proces, waar je zorgvuldig aan moet bouwen en tijd voor moet uittrekken. En je moet er ook tegen kunnen om genegeerd te worden en niet gezien, wat de andere manier is (naast tegenwerking) om je monddood te maken. En dan is racisme wel de grootste afleider, of zoals ze Audrey Lorde citeert: ‘This is an old and primary tool of all oppressors to keep the oppressed occupied with the master’s concerns’.En voor de uitsmijter op het gebied van oplossingen verwijst ze naar een klassieker in de radicale organisatiekunde, het Combahee River Collective uit 1977:
'We realize that the liberation of all oppressed peoples necessitates the destruction of the political-economic systems of capitalism and imperialism as well as patriarchy. We are socialists because we believe that work must be organized for the collective benefit of those who do the work and create the products, and not for the profit of the bosses. Material resources must be equally distributed among those who create these resources. We are not convinced, however, that a socialist revolution that is not also a feminist and anti-racist revolution will guarantee our liberation.’
Verder lezen in Konfrontatie
-
| Sacha van Ruth/Herbert Bitter | Imperialisme en Globalisering
-
| Peter Storm | Extreem rechts
-
| Weia Reinboud | Racisme