-
28 mei 2006
Zaans Meisje en de Drijvende Doodskisten
Na de brand in uitzetbajes Schiphol Oost schreef ik: “Zijn er nog nieuwe deportatiebajessen in aanbouw? Nog vóór er mensen in worden opgesloten met de grond gelijk maken!”
Nu is het zeven maanden geleden dat daar elf mensen het leven lieten. De bajes wordt weer in gebruik genomen. Kamp Zeist is net zo brandgevaarlijk. In Zestienhoven staat een loods, en van bajesboten kan minister Donner al helemaal geen genoeg krijgen. Die gristelijke griezel krijgt van mij als eerste een taart in die boeventronie van ‘m, maar dat terzijde.
Over die boten wil ik het nu hebben. Drijvende doodskisten zijn het. Maar ze stoppen mensen er levend in. Mooi sober, nietwaar, Piet-magere-Hein?
Dat heeft-ie met Verdonk zo afgesproken. Snel, goedkoop, adequaat, daadkrachtig. Met een rechte rug over de kromme ruggen van anderen. Er liggen er al twee in Rotterdam, inmiddels omgedoopt tot ‘Guantanamo Bay aan de Maas’, en er komen er snel meer bij. De gemeenten die de makkelijk afdrijvende betonnen bakken in hun haven laten dobberen, kunnen er goed aan verdienen, zoals de gemeenten Dordrecht, Maastricht, en als eerste: Zaanstad.
Wacht eens! Komen er bajesboten bij mij om de hoek? In mijn woonplaats? Wacht eens! Had die wethouder niet met aftreden gedreigd bij de komst van een vertrekcentrum? Alle vissenkoppen nog aan toe! Wat heeft die een berg boter op zijn hoofd!
Dat heeft-ie geweten! Hij kreeg van ondergetekende de vissekoppen tijdens een commissie getrakteerd. Twee weken later bracht ik de boter, bij de installatie van de nieuwe raad, onder het motto: Boter bij de vis.
“Een aanslag op de democratie!”
Nog één maand en dan willen ze die boten in gebruik hebben. Losgeslagen of niet. Tijd voor een nachtelijke burgerinspectie!
Het leek zomaar te kunnen. Ik sloop het terrein op, glipte op de boot, en… werd betrapt door bewakers. Hun zoeklichten schenen naar binnen. Telkens dook ik weg. Tenslotte verschool ik me in een cel in aanbouw. Het stonk er naar verf. Twee hele uren heb ik daar doorgebracht, afwachtend of ik gepakt zou worden of toch de dans zou ontspringen. Ik kon die boot niet af! De uitgang werd bewaakt. Als een rat in de val zat ik, maar het schip zonk toch niet en ik had alle tijd die cel goed te bekijken.
Da’s snel klaar: klein. De leefruimte is twee meter breed en drie meter lang. Zet daar dat stapelbed in en klaar is je deportatievoorportaal. Dunne wandjes ertussen, maar stevig genoeg om niet uit te kunnen breken. Een lange smalle gang. Luchtkooi d’r bij. Laat de gevangenen maar komen.
Voor nu zat ik daar nog. Het licht van de bouwlampen op de kade tekende het traliewerk af op de muur. Ik hoorde iets roepen, een hond blaffen. Ze kwamen de boot op! Politie!
Het duurde nog lang voor het gesnuffel dichterbij kwam. “Curiosity killed the cat” zei ik - grijnzend - tegen de hondengeleider die zijn zaklamp in mijn gezicht scheen, en verhuisde vervolgens, met de hulp van drie heren van de Zaanse hermandad, van een cel op de bajesboot naar één op het hoofdbureau van politie.
Uiteindelijk duurde mijn inspectie tot de volgende morgen elf uur. Bronnen in het Zaanse stadhuis vertellen me dat aldaar dezelfde middag nog werd rondverteld dat “die Kaviaar” de voorgaande nacht door de politie uit de bajesboot was gehaald.
Daar zijn ze bezorgd over: Er zou wel eens iets kunnen gebeuren met die boten, nog voor er - volgens goed democratisch gebruik - onschuldigen kunnen worden afgestraft.
Ja... wie weet…