Skip to main content
  • 18 april 2005

Het recht op gevangenschap

Joke Kaviaar

'Champagne,' zei het ultrarechtse kamerlid Wilders. Dat is diegene die er net zulke ideeën op nahoudt als onze minister van deportatiezaken Verdonk, alleen durft hij het wel eerlijk te zeggen en daar houd ik van. Het geeft de politicus een gezicht in plaats van een masker.

Ja, een fles champagne zal hij ontkurken op de dag dat hij kamp Zeist mag verlaten, zo heeft hij gezegd. Dat zou op die dag nog een maand duren. Een hemeltergende maand nog in een cel door te brengen. Of nee, in twee cellen, want als bedreigd kamerlid krijgt hij de ruimte. Maar hij weet hoe het voelt, bezweert hij, en het is vreselijk om je tijd in een cel te moeten slijten. Ieder ander die dit tegen me zegt, zal ik de hand schudden, zoals die gezichten die ik in kamp Zeist achter de tralies zag, maar waarnaar ik enkel zwaaien kon. Die gezichten van die mensen die er voor onbepaalde tijd wachten. Die gezichten, daags voordat ik hoorde dat heer Wilders nog een maand te gaan had in kamp Zeist. Daags voordat hij aankondigde hoe hij van plan was de intrek in zijn nieuwe, zwaarbeveiligde, woning te vieren. Ik houd van die eerlijkheid, heb ik zojuist geschreven. Welnu, laat ik ook eerlijk zijn. Ik heb gekeken bij kamp Zeist. Het is een plek van onheil en Wilders is de enige die daar werkelijk thuishoort. Maar dan wel met de deur op slot.

 

Kamp Zeist. Het ligt langs de A28, tussen Soesterberg en Amersfoort, goed verscholen tussen de bossen. Ik heb het gezien. Op de dag dat ik er kwam, had mijn behoefte de waarheid van een ontmenselijkend beleid nogmaals en in weer een andere gedaante onder ogen te zien mij naar dit kamp  gedreven.

Kamp Zeist, belichaming van een met oerwoud aan regels ondoordringbaar gemaakt beleid dat mensen, vanwege hun door onze xenofobe wetten niet toegestane aanwezigheid in dit land, opsluit. Stel je voor! Een Afrikaan als buurman! Stel je voor, zomaar iemand die hier 'alleen maar' is gekomen omdat hij honger heeft. Een 'economische' vluchteling. Dat is toch geen reden voor asiel! Of die vrouw die helemaal geen politieke motieven heeft, aldus de IND, alleen maar persoonlijke, want zij is slechts verkracht en dat is een schande in haar land dus zij kan niet meer terug. Ja, stel je voor. En hoe durven die 'asielhoppers' nu te zeggen dat zij zich bedreigd voelen, nu zij in kamp Zeist zijn opgesloten in afwachting van hun uitzetting? Had dan meegewerkt! Was dan weggegaan! En wat nu 'bedreigd'? Alleen een Wilders heeft het recht zich bedreigd te noemen! En er wordt toch voor hen gezorgd? Ze krijgen toch te eten? Alles wordt toch voor hen geregeld? Het vliegtuig staat klaar, alleen nog even die handtekening!

 

Denkend aan dit alles, zocht ik de ingang van het kamp. Ik reed langs het militair luchtvaartmuseum waar het vliegend wapentuig met trots wordt uitgestald. Dan verder, een stuk verder, en daar vond ik het: 'Detentiecentrum Zeist'. Dat was voor de verandering nu eens niet moeilijk en wel zo duidelijk. Adres: Richelleweg 13.
'Verboden Toegang. Gevaarlijk. Bewaking met honden'. Ik ging de korte weg naar het toegangshek op. Meteen kwam er een bewaker op me afgelopen. Wilde me vast vragen wat ik kwam doen en of ik iets zocht.
Ja! De menselijkheid! Maar dan was ik zeker niet aan het goede adres. Ik besloot te keren en gebaarde dat ik kennelijk verkeerd was gereden want ik hoefde die lakei in uniform niet zo nodig te spreken en er viel daar bij de ingang geen cellencomplex te bespeuren. Ik wist de man af te wimpelen. Maar waar was het dan wel? Nog wat verder reed ik, en opnieuw tegen een verbod op: 'Schietterrein. Levensgevaarlijk. Verboden Toegang. Schietoefeningen en niet gesprongen munitie. TANKS'
Maar deze dag was het stil. Er werd niet geoefend. Maar wanneer wel en hoe vaak? Hoe vaak wordt die mensen in hun cel schrik aangejaagd door geweervuur, door bommen die afgaan, door het ronken van tanks, de geur van buskruit? Hoe vaak worden die mensen daarbinnen aan echte oorlogssituaties herinnerd omdat onze soldaatjes weer even met die rommel mogen spelen? Want je weet maar nooit wanneer ons vredig land in oorlog wordt gestort. Onze grote vriend Wilders zal geen hinder van hebben van de oefeningen. Hij heeft er niets te vrezen. Hij loopt er gewoon de deur uit, bekonkelt de hele dag zijn misselijkmakende politieke strategieën in Den Haag en brengt er dan hooguit de nacht door, dromend van het spuiten van de champagne.

Maar ík ontkurk de champagne pas als al die opgesloten onschuldigen hun vrijheid terug krijgen. Ik laat de kurk niet eerder knallen dan dat alle 'detentiecentra' met de grond gelijk zijn gemaakt. Ja, mijn champagne komt pas tevoorschijn als de mensenrechten weer worden gerespecteerd. Als 'vrijwaring van angst' en 'vrijwaring van armoede' niet alleen nog maar stoffige geschreven regels zijn die slechts door een handjevol voor staatsgevaarlijk uitgemaakte idealisten zoals mijzelf van waarde worden geacht.

Van het champagnecitaat van Wilders had ik tijdens mijn speurneuzerij rond kamp Zeist nog niet gehoord. Ik dacht alleen maar 'Hoe krijgen we ooit die mensen hieruit?', terwijl ik daar liep en de geur van dennenbomen inademde. Een geur die me niet eerder zo vals had toegeschenen. In de buurt moest een begraafplaats zijn, had ik gezien. De hele omgeving ademt er de dood, als je er open voor staat om het op te merken. En nu, ik was er helemaal voor teruggereden, had ik het gevonden en liep langs het hek. Het buitenste hek.
Het was nog maar het buitenste hek. Daarbinnen was nog een hek. Dan manshoge rollen NATO prikkeldraad. Dan nog een hek, net als bij Zestienhoven afgeschermd met dat legergroene zeil. En daarachter kon ik nog net de bovenkant van de witte barakken zien. Schuin aflopende daken met golfplaat bedekt. De barakken bestonden kennelijk uit twee verdiepingen, de bovenste voorzien van gesloten rolluiken. Van de onderste kon ik nog net de getraliede ramen zien, en dat er stapelbedden stonden, elke cel voor meer personen, klein, ze leken me niet meer dan twee meter breed. Uit informatie over kamp Zeist wist ik dat de mensen daar om de tijd dat ik er liep, half zes in de middag, al 'achter de deur' zaten.
Wel zo rustig. Doodt u de tijd maar met televisie kijken, daar hebben wij in voorzien. Dan mag u zien wat u mist, wat u niet krijgen kunt. En als u er genoeg van heeft, kijkt u dan naar buiten, waar onze burgers genieten van de vrije natuur.

 

Terwijl ik mijn notities maakte, jogden regelmatig mensen langs. Ze keken even naar me, met steeds weer diezelfde vragende blik; 'Valt er hier iets te zien?' Ja, er valt iets te zien. Hoge toegangspoorten. Camera's. Hiermee verdedigt ons land zich tegen 'ongewenste elementen', tegen 'terrorisme', tegen een dreiging van buitenaf die door de opgesloten 'gelukzoekers' wordt vertegenwoordigd. Want laten we wel wezen; wie geluk zoekt, is gevaarlijk. Zoeken naar geluk? Dat is toch crimineel? Toch? Behalve natuurlijk waar het gaat om 'pioniers' en 'kolonisten', onze 'ontdekkingsreizigers'. De avonturiers van het westen hadden immers nooit kwaad in de zin. Zij veroverden de wereld en brachten er 'beschaving' en nu is de wereld is van ons en dat is logisch, nietwaar?

Laat ik het zo zeggen; De buren in de cel naast Wilders hebben net zoveel rechten als hij. Rechten die heten 'ondeelbaar' en 'universeel' te zijn. Kiezen of delen dus. En aan delen lijken wij hier in Nederland, in heel Europa, een hartgrondige hekel te hebben. En dat ligt niet alleen aan Wilders. En ook niet alleen aan Verdonk. Het ligt aan alle regerende partijen die hen voorgingen en die net zo verantwoordelijk zijn voor de huidige wetgeving. Opsluiten die lui, om hen de waarde van vrijheid bij te brengen. Genade? Een hek met schrikdraad rond het Binnenhof! Een uurtje luchten per dag op het plein, maar dan wel met z'n allen want als er eentje niet naar buiten wil, gaat het feest niet door. Ja, precies hetzelfde regime als in kamp Zeist. Daar heeft u recht op, want u heeft dezelfde rechten als deze gevangenen.

Ach, wat zal het uithalen, deze fantasie, zolang niet de daad bij het woord wordt gevoegd. Wat zou het helpen als ik daar bij kamp Zeist, in mijn eentje tegenover zoveel be'veilig'ing, mijn vuist ten hemel hief en riep 'Vrijheid voor allen!'? En dus zwaaide ik, beschaamd, naar gevangenen die mij voorbij zagen lopen. Beschaamd, omdat zij net zoveel recht op mijn vrijheid hebben als ik, of andersom: ik net zoveel recht om het niet te hebben als zij. Ik zou willen dat het nut had om zo te redeneren, maar voor nu leken zij daarbinnen blij met een voorbijganger die hen opmerkte en naar hen zwaaide want er werd direct terug gezwaaid. Ik hoorde kievieten kletsen, lijsters en roodborstjes zingen, maar vanuit daarbinnen hoorde ik niets. Potdicht zat het er. Dicht genoeg om het gekwinkeleer niet te horen maar de schietoefeningen wel, voelbaar als elke klap weer een slag in het gezicht. Levend begraven.

 

Nog eenmaal reed ik na afloop langs de ingang van kamp Zeist. Er stond een man in duur pak, oplettende blik, mobiel te telefoneren. Nee, dit was geen gevangenisbewaker. Dit was een lijfwacht van onze eenzame held, die kennelijk in aantocht was. Even verderop, bij de ingang van het schietterrein, een patserige gepantserde donkerblauwe wagen met daarin een dito man in dito pak met dito oplettende blik en dito mobiele telefoon. Er wordt hard gewerkt aan de veiligheid van dit land!