-
21 februari 2010
Dode taal
In Helsinki kunnen buitenlandse toeristen een rondleiding door de stad bestellen in vijf talen. Ze zitten in een tram en luisteren in een walkman naar engels, duits, frans, zweeds of latijn. Ja, het staat er echt: latijn, uitgesproken zoals wij van nu vermoeden dat de latijnen van 1500-2000 jaar geleden het spraken. Alsof Fins al niet moeilijk genoeg is voor die vakantiegangers. En het blijft niet bij sightseeing in Helsinki. De dame die in die tram trakteert op een dode taal is dezelfde die op de nationale radio eens per week op zaterdag het wereldnieuws vertelt, ook weer in de woorden van Ceasar en Cato de Oudere. Barack Obama die vene, vidi en vici. Uitgeluld ben je.
Nederlands is voor immigranten in principe een dode taal. Potjeslatijn. Letterlijk dus. 'n Recept van de dokter in het hollands? Zolang jij als allochtoon weet dat je dat recept hebt meegekregen omdat je koppijn hebt, maal je er niet om dat je dat papiertje niet lezen kunt. Nederlands moet dus voor immigranten tot leven worden gewekt. Twee omstandigheden vertragen dat proces. Het gebeurt nu onder dwang. En Nederland trekt zoveel immigranten dat die in hun moerstaal kunnen blijven leven.
Geweld is natuurlijk nooit de manier om iets tot leven te wekken. Mensen naar taalcursussen dwingen onder dreiging van geldboetes, uitzetting en wat niet al, werkt averechts en is alleen maar een uiting van onzekerheid van de kant van de dominante groep. Een nieuwkomer in Nederland kan met een voormalige landgenoot trouwen, naast voormalige landgenoten gaan wonen, bij het boodschappen doen in zijn eigen taal te woord worden gestaan en de krant kopen die hij thuis ook las.
Hier in Finland heb je nauwelijks immigranten, honderdduizend op een bevolking van vijf miljoen. Voor hen is het dus gemengd huwen, de buurman met een hoofdknik groeten, de opschriften op groente en fruit spellen en verrast opkijken omdat de kaas uit Edam komt. Hier worden zij niet naar een taal- of inburgeringscursus gedwongen omdat die niet bestaat. Het Finse woord voor integratie is assimmilatie.
Hier sterft dus de moedertaal. Eerst raakt ze verstild, in een versie die taalonderzoekers „eiland-taal" noemen, een taal die van buiten niet meer gevoed wordt. Dan wordt ze oud, archaisch, met woorden die voormalige landgenoten niet meer gebruiken en dus niet meer verstaan. En dan valt ze uit elkaar, raakt verward in de nieuwe taal van de omgeving, wordt haperend uitgesproken, houterig neergeschreven. Aangetast door Alzheimer.
Er zijn drie dingen die tot het eind in de moedertaal gebeuren. Tellen, lachen en doodgaan. Rekenen doen mensen altijd en overal in hun eerste taal. Ook humor is erg taalgebonden. Niets is beter dan een grap in je moerstaal. Al het andere is echter overgeheveld naar de andere, de tweede taal. Denken, dromen, beminnen, vloeken, pijn en paniek - alle hebben nieuwe woorden gekregen en een nieuwe lading.
Behalve doodsangst. Er is een film waarin een jonge man aanspoelt op een eiland. Hij wordt opgevangen door de plaatselijke bevolking, hij trouwt een vrouw uit hun midden, hij wordt vader etcetera. Maar dan wordt hij ziek, lijdt aan hoge koorts. Hij ijlt en roept in zijn moedertaal om water. Zijn vrouw begrijpt niet waarover hij het heeft en de man sterft aan uitdroging...