-
23 mei 2021
Onno Ruding, lijk een fieniks!
Ze weten van dolheid niet meer wat ze doen: het songfestival komt met Jantje Smit, niet om te zingen maar om in 42 talen goeienavond te zeggen (hetgeen mislukte want elke keer klonk het toch op zijn Volendams...). En het CDA heeft zelfs Onno Ruding uit het graf gelicht. Wij zestigers weten nog wel om wie het gaat, en zouden het kereltje op een zebrapad niet zien gaan en fluitend voor de tweede keer de gristendemokratische hemel inzenden. Maar voor de jongere lezers moeten we Onno even duiden.
Ruding zat op het geld voor Ruud Lubbers, in de jaren tachtig van de vorige eeuw. De jaren tachtig zagen de verkwanseling van de Nooit meer oorlog-gedachte, en onze uitlevering aan het neoliberalisme van Reagan en Thatcher. Lubbers noemde dit als premier no-nonsense-politiek. En Ruding stond als geldminister naast Lubbers op het schavot en trok het touwke strak.
Onno ging de geschiedenis in als de man van De Uitspraak van Ruding. Midden in die jaren tachtig werden twee miljoen uitkeringen niet gecorrigeerd voor de gierende inflatie en maakte stadsvernieuwing het wonen in de binnensteden onbetaalbaar. Opeenvolgende koude winters lieten mensen letterlijk doodvriezen, en men zag de eerste bedelaars sinds de oorlog.
Temidden van die duisternis deed Ruding zijn one-liner: de bakkers en slagers kunnen het nauwelijks aandragen. Hij bedoelde daarmee dat er niets aan het handje was, eenieder feitelijk in overvloed leefde en dat men dus niet zo moest zeuren.
Ruding verdween daarna naar een bank in de States, neoliberalisme werd het nieuwe normaal en Lubbers is als groot leider en visionair bijgezet in de annalen van de Nederlandse parlementaire geschiedschrijving. Van de jaren tachtig herinnert men zich alleen nog het begin -de Kroningsrellen- en het eind -de bewierookte val van het ijzeren gordijn.
Als een soort van Methusalem dook ie dus weer op, Ruding, Onno voor zijn vrinden. Een reliek. Hij zegt veurzitter in de plaats van voorzitter, en dat is niet omdat ie uit Twente komt maar omdat ie al lid van Minerva was voordat men daar in trimpakken van Benetton ging rondlopen en het over uitrollen en een klap erop geven ging hebben.
In zijn tijd zat extreem-rechts op de televisie achter een geranium en voor bloemetjesbehang, Janmaat werd nooit echt one of them. Nu schuiven all of them aan bij WNL op Zondag. Wij Nederland, daarvoor moesten we ons veertig jaar her vervoegen in een vies steegje in Rijswijk of Rotterdam-Zuid, vandaag marcheren ze weer vooraan.
Ruding spreekt er nu al weken achtereen over zijn CDA, wat die club moet doen met Pieter Omtzigt. In die jaren tachtig had je ook een Pieter Omtzigt, zelfs twee tegelijk. Twee mennekes, Scholten en Dijkman, die in de Kamer apart gingen zitten van hun gristenbroeders. Hun afvalligheid draaide destijds mede om het zogenoemde kruisrakettenbesluit, Omtzigt is meer de roepende in de woestijn.
Rudings weurden en zinnen worden gebracht in de context van de kabinetsformatie, dat Nederlandse eufemisme voor volksverneukerij. Hij kan het nog, de oude baas. Bakkers en slagers heb je niet meer, dus daar zul je hem niet over horen. Maar hij heeft voor De Afvallige uit Oldenzaal wel wat aardigs in petto:
Omtzigt dient nu thuis te blijven en voldoende rust te nemen.
Niet minder, vooral ook niet meer. Drie pillekes daags, en Uw geliefde kan het recept verkrijgen. Je hoort zo weer de jaren tachtig, met die klap op nonsense. Geen praatgroepen meer, net zo min als lang haar bij mannen, ruim baan voor de yuppen. Omtzigt is niet belangrijk maar een dolleman, en het is tijd dat het eens gezegd wordt…
Denkelijk gaan we er meer van krijgen, van die Rudings. Wie zijn er nog net niet dood en toch lid van het CDA? Den Dries, Andries Van Agt, met racefietsje en Palestijnensjaal. Balkenende, van het traporgel, Hanja Maij-Weggen, was ook een heel koddige… De Denktank der Lage Landen… Of zullen we de polder maar vol leggen met zebrapaden…?
(verscheen 26.5 ook op Kleintje Muurkrant, in de serie Onze milde kant)