Skip to main content
  • 01 oktober 1991

Is er voor links nog hoop?

Clemens Raming

In Konfrontatie nummer 1 plaatsten we een reactie van Clemens Raming op het nulnummer van Konfrontatie. Het stuk beschreef het mechanisme van het omschrijven van een misstand, naar het wekken van verontwaardiging en vervolgens hopen op protest. Deze 'linkse verontwaardiging' was volgens de schrijver failliet, in het bijzonder op het punt van politieke werfkracht. In dit artikel probeert Clemens Raming enig antwoord te geven op de vraag "Hoe dan wel?". Dit vervolg hebben we overgenomen uit het septembernummer van Lekker Fris, maandblad vanuit de regio ArnhemNijmegenWageningen.

Ook al loop ik niet rond met een verlossend antwoord op zak, er zitten enkele ideeën in mijn hoofd die er graag uit willen. Tegelijkertijd had ik een aantal bedenkingen die voor mij reële moeilijkheden zijn.

1) startproblemen

Ten eerste is het allang bekend dat radikaal links in een radikaal isolement verkeert. Duidelijk is ook dat het aanwakkeren en mobiliseren van verontwaardiging geen geschikte methode is om dat isolement te doorbreken. Als dat inzicht niet bij jezelf is geaktiveerd, zou je je moeten afvragen of je gehechtheid aan de bestaande verzetskultuur niet groter is dan je behoefte aan een uitweg uit het isolement. Als dat zo is staat de vraag: "laat eens horen hoe het wel kan" voor "probeer me in beweging te brengen". Maar dat is een uitnodiging waar ik voor pas.

Ik kan er inkomen wanneer iemand zegt: "Als we tegen een overmacht vechten, laat onze strijd dan eerder de uitdrukking van onze verzetshouding zijn dan dat we ons opknopen aan de illusie de wereld te kunnen veranderen." De krisis van links is geen puur negatieve toestand. Een voordeel is dat ze aanspoort tot het afschaffen van overspannen voorhoedepretenties met bijbehorende revolutionaire kretologie, zwaarwichtige strategiediskussies en ideologische moord en doodslag. Als je kiest voor jezelf niet voorbijrennen, optrekken met mensen bij wie je je thuis voelt, je inzetten voor beperkte doeleinden en er voor de rest het beste van hopen, voel ik me niet geroepen om daartegen van leer te trekken.

Nu de tweede moeilijkheid. De devaluatie van de linkse verontwaardiging maakt deel uit van een toestand, de krisis van links geheten. Hier zitten nog een reeks andere kanten aan vast. Moet die krisis niet eerst degelijk in kaart worden gebracht voordat we naar een kans op het overwinnen ervan gaan speuren? Alleen, waar is het einde? Ik wil niet beschrijven en ontleden totdat iedere lezer die geen theoreticus is opstapt en ik door de bomen het bos niet meer zie.

Ik beperk me daarom in deze analyse tot wat ik voor de kern van de linkse narigheid houd: het streven naar machtsvorming, ten bate van radikale veranderingen, zit vastgeklonken aan het idee van een 'strijd om de macht'. Ik ben het met anarchisten eens dat het aan de macht zijn van wie of wat dan ook moet verdwijnen. Alleen zie ik geen heil in een polariserende houding tegenover de staatsmacht, want de mensheid is er nog niet rijp voor om alle macht van bovenaf van zich af te schudden. Beter lijkt het mij na te gaan waar de tijd wellicht wel rijp voor is. Vanuit die instelling wil ik de krisis van links bekijken.

2) de impasse

Rechts is aan de macht, dat betekent dat de strijd tussen rechts en links zich afspeelt in de marges van een heerschappij van rechtse denkkaders. Deze heerschappij vertaalt zich in richtingwijzers. Links kijkt aan tegen richtingborden die vooruitstrevende bedoelingen naar de zijlijn sturen. Die geven aan dat je, om de vrede te dienen, mee moet doen aan het voorbereiden van oorlog. Om armoede te bestrijden het spel van de rijken mee moet spelen, en om het milieu te redden de ekonomische groei moet bevorderen.

Stel je voor wat er gebeurd zou zijn wanneer een Nederlandse regering, in plaats van op de WAO te bezuinigen, zich voornam om de winstbelasting te verhogen; het oorlogszuchtige Amerikaanse optreden in de Golfkrisis veroordeeld had; geweigerd had het Schengenakkoord te tekenen.

Rechts is dan ook niet aan de macht omdat we een rechtse regering hebben. Het ligt omgekeerd: omdat rechts aan de macht is kan er alleen meer of minder rechts geregeerd worden. De sociaaldemokratie vertegenwoordigt het streven om er binnen dit kader nog het beste voor links van te maken. Vroeger plachten sociaaldemocraten hun aanpassingsbewegingen op te vatten als onderdeel van een geleidelijke omvorming van de kapitalistische in een socialistische maatschappij. Dat eindresultaat zou tot stand komen via steeds verdergaande regulering van de ekonomie. Intussen bleken de ondernemers keer op keer suksesvol in het reguleren van de sociaaldemokraten. Toen in de tachtiger jaren het geloof in de overheidsbureaucratie het begaf en het vrije ondernemerschap triomfeerde, werd het woord 'maatschappijhervorming' geruisloos uit het sociaaldemokratisch woordenboek verwijderd.

Wil links een toekomst hebben, dan zal de strijd tegen de richtingwijzers van de heersende macht nieuw leven ingeblazen moeten worden. Alleen zie ik geen heil in het opvatten van die strijd als een strijd om de macht. Strijd tegen een overmacht is geen aantrekkelijk gevecht. Bovendien, en dat lijkt mij doorslaggevend, stuiten we op een tegenstrijdigheid. Hoe vooruitstrevend kan men in een machtsstrijd te werk gaan? Eist zo'n gevecht niet het overmatig aktiveren van de primitieve lagen in onze hersenschors waar zwart-wit denken, machtsbegeerte en gewelddadigheid hun wortels vinden? En wat betekent dat anders dan dat menselijkheid en redelijkheid naar de kelder gaan?

3) de vertwijfeling

Wat dan wel? In theorie is het alternatief snel geformuleerd. Mensen moeten worden aangesproken op hun vermogen om goede en verkeerde uitgangspunten te onderscheiden, het openleggen van problemen te prefereren boven het verdoezelen ervan, en verantwoordelijkheid te nemen voor het verzetten van de bakens in die richting. Aktiveren van inzicht en verantwoordelijkheid is echter nooit een gemakkelijke weg. Als je met politiek te maken krijgt overheerst zelfs een beeldvorming die het bewandelen ervan bitter weinig sukses belooft.

De krisis waar links nu in rondzwalkt heeft te maken met gebrek aan vertrouwen in de politiek als zodanig. Het traditionele geloof van links in de politiek is geschokt en heeft ruimschoots plaats gemaakt voor vertwijfeling en defaitisme.

In de eerste helft van de zeventiger jaren verkeerden grote delen van links nog in een overgepolitiseerde toestand. De maakbaarheid van de samenleving stond hoog in het vaandel. Zo glom de PvdA van ijver om voor ieder probleem een subsidieregeling te bedenken, en vatten sommige radikale groepen onder het motto 'het persoonlijke is politiek' het leven tot in zijn alledaagse beslommeringen op als een aaneenschakeling van politieke keuzes.

Anno 1991 kijken talloze linkse mensen, op z'n minst gevoelsmatig, tegen de politieke werkelijkheid aan als tegen een wezenloos log gevaarte. Een gevaarte dat alleen door harde druk van onderaf nog enigszins van het vermenigvuldigen van ellende valt af te houden. Zo zijn in veel landen de militaire budgetten onder druk komen te staan omdat een meerderheid van de bevolking ze te hoog vindt. Maar het verkorten van de dienstplicht of afbestellen van een duikboot zijn absoluut geen begin van een breuk met het militarisme. En hoe zou je een Derdewereld-politiek, die systematisch streeft naar het opheffen van armoede en onderdrukking, kunnen afdwingen van politici die functionarissen van het economisch imperialisme van de rijke landen zijn? Of, waartoe zal alle onvrede over het afbreken van sociale zekerheden anders leiden dan tot geschuif in de marge van de gevestigde prioriteiten?

Natuurlijk, als steeds meer mensen alsmaar vredesgezinder, ecologisch denkender enzovoorts zouden worden, zou dat tot het verzetten van de politieke wegwijzers moeten leiden. Maar het domineren van de rechtse denkkaders betekent juist dat tendensen in de richting van zo'n omslag naar het kerkhof van de halfslachtigheid worden geleid. De politieke machthebbers en hun intellektuele en journalistieke hofhouding praten over milieubehoud en vredesprocessen, ontwikkelingshulp en mensenrechten. Of over 'het ontzien van de minima' (de uitdrukking alleen al) en de kwaliteit van het onderwijs en de gezondheidszorg. Tegelijk laat men, direkt of indirekt, weten dat aan de uitgangspunten van de gevestigde maatschappelijke en politieke orde niet te tornen valt: dus hoeft niemand zich uit te sloven om, met die uitgangspunten korresponderende, eigen denk en gedragspatronen te veranderen. Tegenbewegingen die het zonder de werfkracht van een stimulerend politiek leiderschap moeten stellen kunnen hier nooit tegen op.

'Politiek leiderschap' is een beladen term. We herinneren ons maar al te goed het leiderschap van 'de Partij' in de kommunistische staatsbureaucratieën, of het leiderschap van een zekere meneer Bush in de Golfoorlog. Om van een verder verleden maar te zwijgen. Ook dit hoort bij de slechte reputatie die het verschijnsel 'politiek' in de loop der tijden heeft opgebouwd.

4) de onverbeterlijkheid van politiek

"Politiek is vuil" zegt men. Dit houdt niet in dat het er in de politiek smerig aan toe gaat omdat politici nu eenmaal niet deugen. Eerder geldt het omgekeerde: politici bedienen zich van smerige praktijken omdat politiek dat van hen vergt. Als ze er ook nog plezier in hebben is dat meegenomen. Hieruit volgt niet dat je alle politici en politieke partijen op een hoop zou kunnen gooien en de mensen in de Oost-Europese landen geen reden hadden om zich over de aftocht van het staatscommunisme te verheugen. 'Politiek is vuil' slaat op een kern van slechtheid die overal opduikt waar politiek bedreven wordt en die lijkt samen te vallen met de kern van de politiek zelf. Het politieke leven zit kennelijk zo in elkaar dat diverse vormen van benedenmaats gedrag, zoals zwart-wit denken, misleiding, demagogie en ellebogenwerk stelselmatig meer kans op beloning maken dan hun tegendeel.

Linkse politiek heeft zich tot nu toe meestal ingespannen om aan deze stand van zaken te beantwoorden, of op z'n best om de nadelen ervan te beperken. Niet om te proberen of er iets tegen te doen valt. Talrijke mensen die met idealistische bedoelingen in een linkse politieke organisatie aan de slag gaan, stappen daar vroeg of laat weer uit met een kater over wat ze daarin zijn tegengekomen.

De rottigheid van de politiek valt natuurlijk niet alleen bij de politici te bezichtigen. Want al gaat het niet op dat ieder volk de regering krijgt die het verdient, er zit wel een kern van waarheid in deze stelling. Als mensen in grote meerderheid niets liever wilden dan op een eerlijke, rechtvaardige en vooruitziende manier bestuurd te worden, zou het er in de wereld anders aan toe gaan.

Het noodzakelijk sluitstuk van het geloof in de slechtheid van de politiek is de leer van de oppervlakkigheid en manipuleerbaarheid van de massa. Het begrip 'massa' omvat bij voorbaat de associaties oppervlakkigheid, materialisme enzovoorts. Dat zou tot daar aan toe zijn als daarnaast niet de associatie van 'massa' met 'het gewone volk' bestond. Alsof er naast de domme massa een kulturele bovenlaag bestaat die helaas geen kans krijgt om haar verheven inzicht tot gelding te brengen. Al blijkt die superioriteit zelden. Niet uit het feit dat zo veel intellectuelen achter het fascisme en het stalinisme hebben aangelopen. En als je de bijdragen van 'hooggeleerde' mensen aan politieke discussies bekijkt, krijg je de indruk dat het begrip 'politiek' voor velen van hen een signaal is om met spoed hooggeroemde intellectuele waarden als zorgvuldig argumenteren en openheid voor de opvattingen van andersdenkenden overboord te gooien. In plaats daarvan bedient men zich van de oogkleppen van de partijdigheid, het konformisme en de illusie.

Zo maak je ook mee hoe ongeleerde mensen, die als het om hun persoonlijke zaken gaat met een weloverwogen oordeel voor de dag komen, hun afwegings- en inlevingsvermogen op nul lijken te zetten wanneer er bepaalde politieke en maatschappelijke kwesties op het scherm verschijnen. De mens is een vat vol tegenstrijdigheden, en het is vooral de maatschappij die bepaalt wat daarin naar boven komt. Als ik dit overdenk kan ik niet meedoen met het terugvoeren van de schijnbare onverbeterlijkheden van de politiek op ijzeren waarheden over 'hoe de mens nu eenmaal is'.

De politiek heeft een lage dunk van mensen en de mensen hebben een lage dunk van de politiek. Dat is de vicieuze cirkel van zichzelf waarmakende slechte verwachtingen waarin het politieke leven gevangen blijft. In de ervaring van de vicieuze cirkel zit een kwellende tegenstrijdigheid: je beseft dat het anders moet kunnen, maar tegelijk voel je je van dat andere gescheiden. Het definiëren van een situatie als vicieuze cirkel is echter de eerste stap naar het doorbreken ervan. Al garandeert die ene stap natuurlijk niet dat er een doorbraak mogelijk is en dat deze doorbraak, als ze mogelijk is, zal lukken.

5) het monster Staat

Het oerbeeld van de politiek is het systematisch in de weer zijn van groepen om hun machtspositie te versterken. Zulke groepen noemt men, in de ruime zin van het woord, 'partijen'. Politiek begint waar mensen de koppen bij elkaar steken om te beraadslagen hoe ze hun belangen tegenover die van anderen kunnen doorzetten. Men stort zich niet onbesuisd in een krachtmeting, maar zint op middelen om winstkansen te versterken of dreigend nadeel te ontlopen. Hoe verbreden we onze achterban? Met wie kunnen we een bondgenootschap sluiten? Moeten we op een kompromis aansturen? Waar men zich stelselmatig met zulke vragen bezig houdt wordt politiek bedreven.De politiek verwijdert zich dus enerzijds van het simpele rechttoe-rechtaan konflikt, maar komt anderzijds niet toe aan het zoeken naar oplossingen op basis van een grondige analyse van problemen en open diskussie. In deze betekenis strekt het woord 'politiek' zich uit naar alle situaties waarin op zo'n berekende manier met tegenstellingen wordt omgegaan.

Specifiek voor de politiek is het kultiveren van tegenstellingen: de partijdigheid als systeem. Zo zie je bij een kamerdebat hoe de woordvoerders van partijen en de regering hun verhaal afsteken maar dat er niet echt gediscussieerd wordt. Soms, in dramatische situaties, lijken de sprekers echt moeite te doen tegenstanders van hun gelijk te overtuigen, dat lijkt dan meteen op een slecht toneelstuk. Stel je voor dat een regering zich door de oppositie laat overtuigen dat ze helemaal op het verkeerde spoor zit. Zoiets zou verraad aan de politiek zijn, het hele parlementaire systeem zou in het ongerede raken. De politiek moet tegen de aanslag van het nadenken beschermd worden.

Nu de vraag waar deze hoofdrol van de partijdigheid in de politiek vandaan komt. Dit is de ingang van het labyrint van de staatstheorie, waar vele grote denkers op mij neerblikken. De centrale kenmerken van de instelling 'staat' zijn ten eerste soevereiniteit: het voorrecht om op eigen grondgebied, (in principe) zonder inmenging van buitenaf, aan iedereen de wet te stellen. Ten tweede het geweldmonopolie: het exclusieve recht om intern en naar buiten toe als gewapende macht op te treden. Hieruit volgt dat de interne oerfunktie van de staat bestaat uit het voorkomen van wetteloosheid en gewapende strijd tussen groepen. De externe oerfunktie is het zich weren, defensief of offensief, in een gewelddadige wereld.

Organisatorisch gezien is het grondbeginsel van de staat de splitsing tussen overheid en onderdaan. Dit is meteen het zwakke punt van de staat: hij belichaamt geen samenbindende kracht die in staat is desintegratie en verwildering te overwinnen. Het is immers gebrek aan samenbindende kracht die de behoefte oproept aan een instantie die 'wet en orde' oplegt. Door met het geweldmonopolie een permanente fysieke overmacht te kreëren, wordt niet de vijandschap tussen groepen geslecht, maar alleen het gewelddadig uitvechten ervan geblokkeerd. Eerst is er wetteloosheid en bloedige tweespalt. Via de roep om een sterk gezag verschijnt vervolgens de staat en ontwikkelt zich achter de schermen van het staatsgezag de politiek als 'voortzetting van oorlog met andere middelen'(1).

6) het verdriet van de demokratie

Vanouds pleegt men de morele zwakheid van de staat te kompenseren door haar macht voor te stellen als een "hogere autoriteit" die boven de tegenstellingen staat. Opdat het volk zich achter de door God gezalfde vorst zal scharen of blaken van toewijding aan de alom bejubelde grote leider.

Het voordeel van de demokratie is dat ze de verheerlijking van de staatsmacht een kopje kleiner maakt door de overheid-onderdaan splitsing tot een onpersoonlijk, puur funktioneel, gegeven te herleiden. Door deze ontpersoonlijking van de staatsmacht kwam er ruimte voor het openlijk bekritiseren van de machthebbers. De strijd om kontrole over de staatsmacht kon in principe een openbaar karakter krijgen, waarbij het volk in de gelegenheid werd gesteld om zijn duit in de stembus te doen.

Dus dienen wij te geloven dat de parlementair-demokratische staat nog wel een machtsinstituut is, maar in elk geval geen heerschappijbedrijf meer. Heerschappij is immers macht in het kwadraat, de volledige greep van de machthebber op wat er in zijn domein gebeurt. Het geweldmonopolie tendeert wel naar heerschappij, maar het gebruik daarvan staat in de demokratie onder kontrole van onderaf. Hoewel je een ander idee zou kunnen krijgen als je ziet hoe een instelling als de BVD gecontroleerd wordt.

De koppeling van 'heerschappij' aan fysieke overmacht is niet sluitend. De staatsmacht staat niet alleen, hij wordt ingebracht in een samenwerkingsverband met andere machten: kerk, grootgrondbezit, kapitaal. Een recenter beperking is het steeds verder inkapselen van de soevereiniteit van staten in supranationale netwerken. Je moet dus het geheel bekijken en je afvragen of daarin de parlementaire demokratie heerschappijopheffend funktioneert.

Het duidelijkste kenmerk van heerschappij is dat onvrede niet puur in toom gehouden wordt door met een krachtmeting te dreigen. Ze ontkracht ook bij voorbaat, door het imponeereffekt van haar overmacht, iedere denkbeweging in die richting. Bijvoorbeeld: de wegwijzers van de economische macht geven aan dat de overheid moet bezuinigen en het verschil tussen nettolonen en de totale loonkosten verkleind dient te worden. Verzet hiertegen brengt al gauw averechtse effekten als inflatie en werkloosheid teweeg. De politiek voelt zich vervolgens gedwongen om te snijden in de inkomens van achterblijvers en te beknibbelen op de zorg voor demente bejaarden.

Op dat moment zou, in een samenleving die bulkt van de welvaart, aan de orde moeten komen dat er iets hartgrondig fout zit. Maar dat is precies wat niet gebeurt. Dit leidt tot de konklusie dat de parlementaire demokratie, en in overtreffende mate de Nederlandse, niet heerschappij-opheffend funktioneert.

7) het aandeel van de politieke kultuur

Als je te maken krijgt met een macht waar je niet tegen op kunt, probeer die dan te ondergraven. Een voor de hand liggende manier om de macht van rechts te ondergraven is het aanzwengelen van fundamentele diskussies over de inrichting van de maatschappij en de wereldorde. Want het is moeilijk om daarbij niet in de gaten te krijgen hoe zorgwekkend de toekomst van de wereld er, binnen de rechtse denkkaders, uitziet.

Een belangrijk punt voor links is nuchterheid in het formuleren van doelstellingen die de inzet van politieke machtsvorming zouden moeten zijn. Hooggestemde idealen worden bedorven als men ze aan anderen wil opleggen. De opgave van de politiek is het verbeteren en het verdedigen van de strukturele levensvoorwaarden van mensen: vrijheid van armoede en onderdrukking, bescherming tegen terreur en oorlogsgeweld, milieubehoud, aanbod van ontplooiingskansen. Als je je aan de meer elementaire kriteria op deze punten houdt, doe je ruimschoots genoeg om voor utopist te worden uitmaakt.

De vraag is wel hoe je zulke diskussies op gang kan krijgen en van een breder draagvlak kan voorzien. Als wij met rechts willen discussiëren en rechts niet met ons, discussiëren wij dan niet, zoals vanouds, alleen met elkaar? En natuurlijk wil rechts niet serieus over het funktioneren van onze maatschappij en over het profiel van een nieuwe wereldorde praten. Wie aan de macht is heeft geen behoefte aan diskussies waarin de grondslagen van die macht ter sprake komen. Dus als er gediskussieerd moet worden, dan bij voorkeur op een manier waar niemand wijzer van wordt.

Opperhoofden die zich binden aan het zorgvuldig zoeken naar de beste oplossing voor problemen geven daarmee hun machtsvoorsprong op andersdenkenden prijs. Het is niet waarschijnlijk dat hun achterban hen daarom zal huldigen. De machthebbers drukken dan ook als vanzelfsprekend de gedachte de kop in, dat zij beschikbaar moeten zijn voor open diskussie over hun standpunten en beleid, of schepen deze gedachte met schijnvertoningen af. En zo hebben we ons met z'n allen aangepast aan een politieke kultuur waarin het woord als machtsmiddel de vloer aanveegt met de taal als communicatiemiddel.

Degenen die het tegen de zittende machthebbers opnemen spiegelen zich aan dit gedrag en demonstreren door vastberaden, energiek en ongevoelig optreden hoe ook zij in staat zijn anderen hun wil op te leggen. Juist groepen die machteloos zijn voelen zich gedwongen om door middel van wilskrachtige presentatie, geharnaste taal en probleem-onderdrukkende leuzen duidelijk te maken dat zij op het machtsfront meespelen.

Nu is het bijzondere van politiek gedrag dat men niet alleen zegt hoe men over iets denkt, maar dat standpunt uitdrukkelijk betrekt op de vraag hoe er geregeerd moet worden; en daarbij niet alleen zegt wàt er moet gebeuren maar vooral ook dàt het moet gebeuren. Kenmerkend voor het politieke spel is ook het gas terugnemen: het doorzetten van bedoelingen wordt afgewisseld of afgeremd door het eieren voor zijn geld willen kiezen. Kan men niet beter een kompromis sluiten dan buiten spel gezet worden? Groepen die bij voorbaat buiten spel staan, zoals radikaal links, hebben geen mogelijkheid voor zo'n terugtrekkende beweging. Dat stelt hen bloot aan het blijven steken in machteloze verontwaardiging.

Tegenover de beweging van verontrusting, verontwaardiging en verzet, zullen we een contrabeweging nodig hebben die leidt naar het opnieuw overdenken van de situatie, inklusief de eigen rol daarin. Maar deze gedachte is problematisch, want bij zo'n contrabeweging krijg je te maken met wat ik betiteld heb als de aanslag van het nadenken op de politiek. Je komt terecht bij je eigen onzekerheden, twijfels, ambivalenties, onderdelen dus van het menselijk bestaan, waarvan de onbruikbaarheid op het politieke toneel dubbel en dwars bewezen lijkt. Aan de andere kant zou, door het toelaten van deze onpraktische elementen, een wisselwerking tussen verzet en beschouwing kunnen ontstaan. Ik wed dat daardoor politiek weer boeiend en uitdagend zou worden.

Ik hoop dat ik aannemelijk heb kunnen maken dat de kans op het overwinnen van de krisis van links gezocht moet worden in het loslaten van het beeld van de politiek als een dans om de macht. Ik meen dat de historische ontwikkeling op de hand is van deze gedachte. De soevereine staat is in verval, de staatsmacht lekt weg naar supranationale platforms, ambtelijke werkgroepen en onderonsjes van ambtenaren met belangenvertegenwoordigers. Met de klassieke staatsmacht zijn ook de bestaande politieke spelvormen in verval geraakt.

Politiek moet het hebben van leiding geven, maar hoe kan er leiding zijn als de kern van problemen steeds wordt omzeild. Hierdoor verkommert de politiek tot een aanhangsel van de staatsbureaucratie. De produktiewijze van het politieke bedrijf zit, in vergelijking met de procedures die in de rest van de maatschappij ontwikkeld zijn, zo primitief in elkaar dat de politiek om degradatie vraagt. Die spiegelgevechten en dat machovertoon, alle kronkelwegen en nutteloze woordenstromen: wat moeten we daar in onze postindustriële samenleving mee aan? Als je deze gedachte doortrekt groeien we toe naar een ander soort heerschappij als die waar de politiek zich nog op blind staart: de onaantastbare overmacht van een alomvattend netwerk van regelmechanismen.

Dus denk ik dat het tijd is om na te gaan en uit te proberen hoe er in de politieke kultuur enige progressieve ontwikkeling op gang kan komen. Een eerste stap in die richting lijkt dat je de staatsmacht niet vastpint op haar aftakelende hoedanigheid van dwangmacht. Het politieke bestel kun je dan bekijken als mogelijkheid om mensen, op grond van inzicht en verantwoordelijkheidsbesef in beweging te brengen. Waarmee uiteraard ook alles wat om het bestel heen cirkelt, politieke partijen, buitenparlementaire aktie en pressiegroepen, publiciteit, in een ander licht komen te staan.

Clemens Raming

(1) Deze definitie van de politiek is afkomstig van de Franse filosoof Michel Foucault (1984).