-
01 september 1991
Verzet tegen biotechnologie - persverklaring Razende Rooiers
Eind juli werden verschillende proefvelden voor genetisch gemanipuleerde landbouwprodukten door de aktiegroep de Razende Rooiers omgeploegd. Het waren proefvelden in het Zeeuwse Rilland, in Wageningen en in Bant/Flevoland. Hieronder hun uitgebreide persverklaring.
In dit artikel gaan we uitgebreid in op enkele punten. Ten eerste op de gevolgen van biotechnologie voor de voedselproduktie (voedsel). Om daarna deze gevolgen af te zetten tegen de voorgehouden oplossingen die biotechnologie zou bieden (biotechnologie: kwaal of remedie?). In het derde punt wordt biotechnologie geplaatst in de huidige politiek-maatschappelijke verhoudingen, en wordt de verbondenheid van wetenschap en bedrijfsleven geschetst (technologie en politiek). De kritiek op de biotechnologie richt zich niet alleen op de politieke en economische verhoudingen; ook op de er achterliggende ideologieën (reductionisme en racisme). Als vijfde wordt de huidige en de op handen zijnde octrooiwetgeving beschreven (octrooiwetgeving).
Als laatste gaan we in op de noodzaak van verzet tegen biotechnologie (verzet tegen biotechnologie).
biotechnologie
'Biotechnologie in dienst van mens en milieu' is het soort slogan waarmee wordt geprobeerd de invoering van biotechnologie te legitimeren. Sterker nog, je kunt het zo gek niet bedenken of een biotechnologische oplossing lijkt aan de horizon te gloren. Biotechnologie als oplossing voor de honger in de wereld, biotechnologie als zegen voor de milieuproblematiek, biotechnologie als oplossing voor het gebruik van bestrijdingsmiddelen. "In biotechnologie heeft moeder natuur haar nieuwe minnaar gevonden" (NRC, 9 maart 1989), oreerde professor de Boer van Genfarm BV, om vervolgens doodleuk voor te stellen embryo's van zijn gemanipuleerde koeien te aborteren als het experiment mislukte, en hij is echt niet de enige die patent heeft op dit soort uitspraken.
Op het moment dat wetenschap en bedrijfsleven de loftrompet steken over de zegeningen voor de mensheid die ze menen binnen handbereik te hebben, is een gepast wantrouwen op zijn plaats. Een nauwere blik op de betekenis van biotechnologie leert al snel dat ze oplossingen biedt zonder vragen te stellen, zonder te benoemen waarom problemen ontstaan, laat staan ze werkelijk op te lossen. Biotechnologie kan nooit meer dan een technocratische oplossing bieden, bedoeld om bestaande verhoudingen te bestendigen.
Onze kritiek richt zich op de invoering en toepassing van de nieuwste vormen van biotechnologie. Aan de basis van deze moderne vormen liggen enkele nieuwe technologieën ten grondslag zoals de recombinant-DNA-technieken, enzymentechnologie en fermentatietechnologie. Biotechnologie is op zich geen nieuwe technologie en het sluit aan op in de landbouw aanwezige trends.
De methode waarop en de omvang waarin dit gebeurt en het uitgebreide scala aan mogelijkheden is daarentegen wel nieuw. De invoering van deze vormen van biotechnologie leiden tot grote veranderingen in machtsverhoudingen op mondiale schaal en dan met name in de voedselvoorziening.
voedsel
Mag het dan vaak zo lijken dat komkommers in een plastic velletje in de supermarkt groeien, de realiteit van de voedselproduktie is toch een andere. Technologie is een steeds belangrijkere rol gaan spelen in de voedselproduktie. Dit heeft twee belangrijke trends teweeggebracht, die allebei een toenemende afhankelijkheid betekenen voor de daadwerkelijke producenten van voedsel: boeren en boerinnen zowel hier als in de derde wereld.
De eerste trend die de afhankelijkheid doet toenemen is de groeiende beschikkingsmacht van enkele multinationals over een aantal basiselementen in de produktie en verwerking van voedsel. Deze basiselementen in de landbouw zijn onder invloed van de technologie omgevormd tot industriële activiteiten. Bij deze elementen moet gedacht worden aan inputs (zaden, pootgoed, bestrijdingsmiddelen, machines), de verwerking van landbouwprodukten tot voedsel, en de distributie van deze verwerkte produkten. Biotechnologie probeert dit systeem te vervolmaken.
Als we bijvoorbeeld kijken naar de maaizaadhandel dan blijkt die in handen van twintig grote ondernemingen te zijn gekomen, en bestrijdingsmiddelen worden geleverd door tien grote ondernemingen. Het onderzoek dat door hen of in hun naam wordt verricht, moet leiden naar het resistent maken van planten tegen bestrijdingsmiddelen. Boeren en boerinnen die zaad van een onderneming kopen zullen ook het bijbehorende bestrijdingsmiddel van die onderneming moeten kopen. Zonder dit middel is het gemanipuleerde zaad vrijwel waardeloos. Voor de ondernemingen is dit een uiterst winstgevend handeltje, voor de boeren en boerinnen betekent het afhankelijkheid. Daarnaast zijn de biotechnologische planten die geleverd worden bij voorkeur hybride. Dat betekent dat de kwaliteit van de plant slechts een jaar standhoudt, waarna de natuurlijke zelfbestuiving van de volgende generaties tot inteelt leidt en de opbrengsten dalen. En dat betekent weer dat er elk jaar nieuw, duur zaad moet worden gekocht.
De tweede trend wordt gevormd door de immer voortgaande pogingen grondstoffen onderling uitwisselbaar te maken, waardoor de multinationale ondernemingen minder afhankelijk worden van bepaalde grondstoffen. De invoering van biotechnologie versterkt ook deze trend. Biotechnologie zet de deuren wagenwijd open naar het volledig kunstmatig produceren van voedsel waardoor gelijktijdig de vernietiging plaatsvindt van bestaande landbouwmethodes.
In bijvoorbeeld de verwerking van de landbouwprodukten tot voedsel gaat de enzymentechnologie een steeds belangrijkere rol spelen; 50% van de enzymenproduktie is in handen van twee ondernemingen. Met behulp van biotechnologie kan de industrie landbouwprodukten steeds beter splitsen in componenten als koolhydraten, eiwitten en vetten. Hieruit kunnen zij vervolgens weer nieuwe voedingsmiddelen samenstellen. Zo is het steeds meer mogelijk landbouwprodukten onderling uitwisselbaar te maken als grondstoffenbron voor de industrie.
Beroemd voorbeeld en eerste wapenfeit van de biotechnologie is in dit verband de biosynthetisch gemaakte zoetstof isoglucose, beter bekend onder de merknaam als Aspertaam of Nutrasweet. Met de komst van dit in de frisdrankenindustrie toegepaste produkt werd op een aantal plaatsen de rietsuikerproduktie overbodig en werden de bestaansmogelijkheden van de rietsuikerboeren van de ene op de andere dag vernietigd.
Het gehele proces van biotechnologisch onderzoek tot en met het commercieel toepasbaar maken van die technologie is kostbaar en daarmee alleen voorbehouden aan een aantal 'reuzen' waardoor er een concentratie optreedt van bedrijven die gericht ontwikkelingen in de agrarische sector kunnen sturen en zo de producenten afhankelijk maken. De landbouwproducenten worden hiermee tot speelbal tussen de verschillende ondernemingen die kunnen dicteren waar, wat en hoeveel geproduceerd moet worden. Toch blijven de biotechnologische ondernemingen volhouden dat ze het beste met de mensheid voor hebben.
biotechnologie: kwaal of remedie?
De biotechneuten zitten ondertussen wel met een probleem. Ze twijfelen er zelf aan of mensen wel zo happig zijn op de biotechnologische produkten. Want die moeten wel gekocht worden, anders is het niet interessant. En er bestaat vrij veel weerstand tegen de biotechnologische manipulaties. "We zullen biotechnologie stap voor stap moeten invoeren", aldus Peter van den Elzen van Mogen (HP 11.11.89),"anders hebben we miljoenen voor niks geïnvesteerd." Daarom maken de PR-bureaus overuren en draait het lobby- en propaganda-apparaat op volle toeren. 'Oplossing van de honger' en (de best verkopende slagzin dezer dagen) 'goed voor het milieu' zijn de toverformules die uit de kokers van de reclamejongens zijn gerold. Deze argumenten die ter legitimering dienen voor de invoering van biotechnologie blijken echter lang niet zo solide als de biotechneuten ons willen doen geloven.
Als biotechnologie de oorlog aan de honger verklaard heeft, valt dat niet te rijmen met de gevolgen die de uitwisselbaarheid van grondstoffen heeft voor de produktie en export van landbouwgewassen in landen van de derde wereld. Daarmee worden direct de bestaansmogelijkheden van de producenten aangetast. Niet dat de huidige situatie zo toe te juichen is, maar wat er nu gebeurt is weer een nieuwe stap in het onmogelijk maken van de zelfbeschikking en zelfvoorziening van mensen. Het zijn niet de boeren in de derde wereld die bepalen wat ze produceren en hoe ze zichzelf in leven houden.
We noemden als voorbeeld al de rietsuikerboeren. Maar ook de cacaovervanging, waar Unilever aan werkt, zal desastreuze gevolgen hebben voor bijvoorbeeld een land als Ghana, dat voor zijn inkomsten grotendeels afhankelijk is van de export van cacao. De trend is duidelijk: multinationals worden steeds onafhankelijker van natuurlijke bronnen en omstandigheden. De wereldbevolking wordt steeds afhankelijker gemaakt van de produkten van wereldwijde bedrijven. De derde wereld, waaruit het erfelijk materiaal is weggehaald dat wordt gebruikt voor de genetische manipulatie, wordt meer en meer gedwongen voor duur geld "veredelde' variëteiten te kopen, inclusief alle benodigde bestrijdingsmiddelen. Anders geen zaad, geen planten, geen voedsel.
Net als indertijd bij de Groene Revolutie zullen de ondernemingen de te ontwikkelen produkten en prijzen bepalen. En de parallel met de Groene Revolutie gaat nog verder. Ook toen claimden de ondernemingen de oplossing te hebben gevonden, werden er gouden bergen beloofd en werden kritische geluiden terzijde geschoven. Inmiddels is duidelijk dat de met de Groene Revolutie ingezette intensivering van de landbouw geen oplossingen heeft gebracht, maar nieuwe problemen. De kwaliteit van de grond en daarmee die van de landbouwprodukten, wordt minder. Om dit probleem, en de 'oude' problemen van honger en milieu op te lossen, zeggen de ondernemingen alweer een middel te hebben gevonden: biotechnologie. Maar nog steeds is er geen enkele reden om te geloven dat honger hiermee zal verdwijnen. De marginalisering van de derde wereld wordt eerder weer een stap verder gebracht.
Ook op het gebied van milieu rammelen de heilsboodschappen der biotechneuten aan alle kanten. Technieken, gebruikt om 'milieuvriendelijke' zaden te kweken die bijvoorbeeld ziekte-resistent zijn zodat er minder bestrijdingsmiddelen gebruikt hoeven te worden, zijn dezelfde technieken als die waarmee zaden geproduceerd worden die resistent gemaakt zijn tegen bepaalde pesticides. Hierdoor zal het gebruik van bestrijdingsmiddelen juist toenemen. Aangezien de meeste zaadleveranciers tegelijkertijd bestrijdingsmiddelen verkopen, is een afname van het gebruik van giftige bestrijdingsmiddelen domweg niet in hun belang. Bovendien verandert dit niets aan de oorzaken van de kwetsbaarheid van planten voor ziekten en het uitgroeien daarvan tot plagen waarvoor bestrijdingsmiddelen 'noodzakelijk' zijn. De oorzaken liggen in het genetisch identiek maken van planten waardoor ziektes van een enkele plant een bedreiging voor de gehele oogst vormen.
Daarnaast wordt de genetische diversiteit en het genetisch erfgoed vernietigd. De afgelopen decennia is het aantal gewassen dat de mens nuttigt als voedsel drastisch teruggelopen. De mondiale voedselvoorziening wordt voor 75% verzorgd door acht landbouwgewassen en 50% van de wereldbevolking wordt slechts gevoed door drie gewassen, tarwe, rijst en maïs. Behalve de afname van al deze gewassen neemt ook het aantal variëteiten af. Deze tendens wordt versterkt doordat steeds meer van deze soorten en variëteiten in handen komen van een steeds kleiner aantal multinationale ondernemingen. Zij halen het genenmateriaal weg uit de derde wereld. Het wordt opgeslagen in genenbanken en verdwijnt uit het natuurlijke milieu waar het duizenden jaren gedijde, sterk en veelsoortig werd. Het weggeroofde genetisch materiaal wordt opgeslagen in de laboratoria van de grote ondernemingen, uiteengerafeld en op de gewenste manier weer in elkaar geflanst.
Zo'n 93% van al het genetisch materiaal staat ter beschikking van industriële en wetenschappelijke genenbanken in het westen. De biotechnologisch opnieuw samengestelde planten hebben voor de industrie interessante eigenschappen, waardoor andere eigenschappen verloren gaan. Deze genetische verarming vergroot de kwetsbaarheid van planten opnieuw. Nieuwe ziekten kunnen daardoor weer vat krijgen op de planten, waar ze op hun beurt weer resistent tegen gemaakt moeten worden: een vicieuze cirkel van schimmels, bacteriën, virussen, insekten, ziekteverwekkers die sterker en sterker worden, waartegen steeds ingrijpender manipulaties moeten worden ondernomen.
Ook de risico's verbonden aan biotechnologie betekenen eerder een gevaar voor het milieu dan een bescherming ervan. Tot op zekere hoogte kunnen risico's en gevaren worden aangegeven, maar gedeeltelijk zijn de risico's van het in de natuur brengen van planten met genetisch gemanipuleerd materiaal domweg niet te overzien. Wat biotechneuten en wetenschappers al helemaal niet kunnen, en soms willen ze dat nog wel eens toegeven, is bepalen in hoeverre risico's aanvaardbaar zijn. 'Aanvaardbaarheid' is de uitkomst van politieke en maatschappelijke besluitvorming. Risico's zouden afgewogen dienen te worden tegen alternatieven zoals een ecologische manier van produceren. In het gejubel over biotechnologie is precies de aanwezigheid en wenselijkheid van alternatieven datgene wat onder de tafel verdwijnt.
Is hier nu alleen sprake van een meningsverschil tussen voor en tegenstanders van biotechnologie? Een meningsverschil dat door een deskundige en ter zake doende uitwisseling van argumenten uit de wereld geholpen kan worden? Of is er alleen maar sprake van misverstanden of verschillen in interpretaties?
technologie en politiek
Een aureool waarmee biotechnologie zich graag omgeeft is de zogenaamde neutraliteit ervan. De technologie wordt als iets neutraals voorgesteld, voortgebracht door waardevrije wetenschappers en in praktijk gebracht door goedwillende ondernemers.
Maar technologie is nooit iets neutraals, iets wat buiten de maatschappelijke verhoudingen zou bestaan en ontstaan. Technologie is verbonden met 'macht' en de inhoud en inzet van technologieën is dan ook altijd het resultaat van politiek-maatschappelijke machtsverhoudingen. Autoriteiten kiezen technologieën; zij hebben de macht hun keuzes door te drukken en maken slechts die keuzes die hun eigen belangen dienen. Als ze al de mogelijkheid hadden gehad, zouden arbeiders dan gekozen hebben voor technologieën die hen van hun werk beroofden? Als ze al de mogelijkheid hadden gehad, zouden boeren dan hebben gekozen voor technologieën die hun land vergiftigden, hen in de armen van multinationals dreven en vaak hun ondergang betekenden?
"Het intellectuele kapitaal, de wetenschappelijke bronnen en een positieve houding ten opzichte van technologische innovaties zijn de belangrijkste wapens van de geïndustrialiseerde landen in de nieuwe vorm van internationale competitie en onderlinge afhankelijkheid," (Wetenschap & Samenleving nr. 1, 1990) stelden de westerse geïndustrialiseerde landen en dat laat weinig te raden over. Als de westerse politieke en commerciële belangen zó groot zijn is het naïef te veronderstellen dat daarin nog plaats zou zijn voor de belangen van andere mensen.
De veranderingen in de biotechnologie worden dan ook niet alleen maar mogelijk gemaakt door de huidige stand van de technologie, maar vinden plaats in de dynamiek van algemene politieke en economische herstructureringsprocessen. Sinds de jaren zeventig vindt er een intensieve strijd plaats om de invulling van maatschappelijke verhoudingen en het produktieproces. De in de jaren zeventig pijnlijk gebleken afhankelijkheid van brandstoffen heeft ook de westerse afhankelijkheid van andere grondstoffen in een ander licht geplaatst.
Gecombineerd met een diepgravende economische crisis werd gezocht naar nieuwe mogelijkheden om uit deze politiek-economische crisis te geraken. Enerzijds door de toename van de controle in westerse landen over essentiële zaken als voedsel, maar ook energie; anderzijds door de uitbreiding van wat als waar verhandelbaar is op de markt. Cellen, stukjes DNA en genen zullen handelswaar worden, waarmee dik geld verdiend wordt. Het gaat dan niet om de kwalitatieve verbetering van de levensvoorwaarden van mensen maar om de onderwerping van alle facetten van het menselijk leven en de natuur aan de belangen van winstgevendheid, beheersbaarheid en zekerstelling van macht.
Zo ontstond er een felle ruzie tussen de Amerikaanse biotechnologische gigant Gentech en de World Health Organisation over een vaccin tegen malaria. Omdat Gentech geen royalties werden gegarandeerd voor iedere aangewende dosis, weigerde ze noodzakelijke vervolgonderzoek te doen. Ze zou daar dan immers niet van profiteren. Ziekte onder arme mensen of hun andere problemen zijn niet interessant, winstgevendheid wel.
De multinationale ondernemingen krijgen door hun monopoliepositie steeds meer mogelijkheden producenten tegen elkaar uit te spelen. Steeds meer zullen plaatselijke economische en politieke omstandigheden gaan bepalen welke produkten er worden verbouwd.
Hierdoor verandert ook de politieke rol van de staat in de voedselsector. De rol van natuurlijke voedseloverschotten, of de werking van voedselembargo's, maar natuurlijk sowieso de distributie van voedsel, zal door de biotechnologische ontwikkelingen veranderen. Doordat biotechnologie de onderlinge uitwisselbaarheid van grondstoffen vergroot en daarmee de produktie van een bepaald land onafhankelijker maakt van de toevoer van specifieke grondstoffen uit andere landen, verschuiven machtsverhoudingen. Politieke macht lijkt zich niet langer primair te baseren op het al dan niet beschikken over grote voedseloverschotten, maar zich te verplaatsen naar de fase die aan het daadwerkelijk produceren van voedsel vooraf gaat. En daar zitten de multinationals.
De inputs van de multinationale bedrijven leggen de boeren niet alleen een specifieke vorm van landbouw op (met dus ook ingrijpende consequenties voor arbeidsverhoudingen), maar programmeren in feite ook de resultaten van de 'nationale' landbouwsector. Er vindt een machtsverschuiving plaats van boeren en overheden naar het bedrijfsleven. Waar, wanneer en op welke wijze een landbouwprodukt moet worden gezaaid en geoogst, en hoe het landbouwprodukt industrieel moet worden verwerkt, wordt beslist in de directiekamers van enkele multinationals. Honger maakt gehoorzaam. Zaad is daarmee een politiek wapen dat meer kan afdwingen dan militaire dreiging. De werkelijke betekenis van biotechnologie ligt in deze overgang naar een nieuwe politieke organisatie van de voedselproduktie in de wereld.
De biotechnologen en hun supporters vermijden echter zorgvuldig begrippen als 'macht' of 'economische belangen' in de discussie te betrekken. De wegbereiders van biotechnologie presenteren zich bij voorkeur als onafhankelijke deskundigen. Het zijn deze 'onafhankelijke' deskundigen die samen met industriëlen en hoge ambtenaren in allerlei commissies de inzet van biotechnologie stimuleren. Soms staan ze rechtstreeks op het loonlijstje van biotechnologische bedrijven, soms kunnen ze vanuit de met 'objectiviteit' omhangen ivoren torens van de universiteit hun werk verrichten. Maar het mooiste is natuurlijk een combinatie daarvan. Zoals de eerder geciteerde meneer de Boer: de helft van zijn tijd is hij hoogleraar te Leiden en de resultaten van de onderzoeken van zijn vakgroep gaan naar het bedrijf Genfarm, waar, je raadt het al, dezelfde de Boer de andere helft van zijn tijd als directeur werkzaam is.
Universiteiten en onderzoekscentra in Nederland doen in toenemende mate onderzoek voor het bedrijfsleven. De zogenaamde derde geldstroom van universiteiten is de laatste jaren verveelvoudigd. Universiteiten proberen elkaar af te troeven in contractresearch en het laten dicteren van onderzoeken door multinationals is op dit moment eerder een teken van het goed 'aanvoelen' van de tijdgeest, dan een reden om het schaamrood op de kaken te krijgen. De exclusieve resultaten van onderzoek in ruil voor aandelen of een flinke som geld ineens. 'Laat het over aan de sterken' lijkt het devies, 'laat het over aan de deskundigen, laat het over aan de technologie, dan komt het vanzelf wel goed'. Waar hebben we dat eerder gehoord?
reductionisme
Maar het zijn niet alleen economische en politieke oorzaken die de invoering en het belang van biotechnologie kunnen verklaren. Zonder de achterliggende ideologie erbij te betrekken valt het verschijnsel niet volledig te analyseren en te kritiseren.
Aan de basis van het biotechnologisch denken ligt een klassieke reductionistische visie op het leven: het idee dat je alles kunt rationaliseren door het te ontleden, op zoek te gaan naar de kleinste verklarende eenheid, in dit geval het DNA. Als je het kleinste element hebt ontleed en begrepen kun je alles verklaren. Het leven is niets anders dan de som der delen. De wereldvoedselproblematiek teruggebracht tot een DNA-structuur. Alsof de grote wereldproblemen kunnen worden opgelost door middel van ultra-moderne technologieën. Het is een voortzetting van het idee dat de natuur beheersbaar en dus uit te buiten is. De uitbuiting van de natuur middels industriële landbouw bleek alleen maar mogelijk door gebruik te maken van kunstmest en bestrijdingsmiddelen. Aan deze methoden heeft de natuur haar grenzen gesteld: uitgedroogde en vervuilde gronden, verontreinigd bodemwater en vervuilde lucht. De biotechnologie probeert de industriële produktie, die uitermate winstgevend is, voort te zetten door de natuur als factor dan maar uit te schakelen. Omdat de natuur zo 'onvolmaakt' is, is niet te voldoen aan mensenwensen en moet ze maar veredeld en gemanipuleerd worden. Professor Retel, biochemicus: "Als je ziet dat de schepping niet functioneert zoals wij dat graag zouden willen, dat wij eigenlijk van mening zijn dat er dus duidelijke fouten in zitten, dan is het ook niet onlogisch dat wij op een gegeven ogenblik zeggen: dat gaan wij proberen te verbeteren" ('Beter dan God', VPRO-tv, 1 maart 1987). En de vervreemding, zij schrijdt voort...
Er bestaan geen technische oplossingen voor problemen die ontstaan door uitbuitingsverhoudingen en een dolgedraaide manier van produceren. Integendeel, biotechnologie zal deze verhoudingen in stand houden en verscherpen. Biotechnologen zoeken dan ook geen oplossingen voor problemen in de landbouw, maar zijn bezig met het hanteerbaar maken van effecten van de huidige manier van produceren.
racisme
Er ligt ook een uitgesproken racistisch idee aan het biotechnologisch concept ten grondslag. Racistisch omdat boeren in de derde wereld, die eeuwenlang planten hebben gezocht, veredeld en verbeterd nu als primitieven van hun akkers worden verdreven door en ten bate van blanke technologie en economie. Hun rest niets anders dan de trek naar de slums van de steden, het perspectief van de hongersnood. Biotechnologie is daarmee de voortzetting en verfijning van de bestaande racistische praktijk, waarin derde wereldlanden in een keurslijf worden geperst dat op de maat van de westerse, blanke belangen is gesneden.
Het wordt voorgesteld alsof de derde wereld een blanco gebied is, alsof daar niet al sinds mensenheugenis technieken en technologieën bestaan, kennis van de natuur, milieu, voeding. Maar vanuit moderne westerse ogen is dit allemaal inferieur, minderwaardig, oninteressant gefröbel. Superrassen, superdieren en superplanten zijn wat we nodig hebben, het hele leven moet veredeld worden. Dat de introductie van westerse technologieën economische en sociale structuren in de derde wereld omver ploegt lijkt er niet toe te doen. De westerse manier van leven is immers superieur, dus moet die ook maar aan anderen worden opgelegd. Westerse technologieën zijn binnen westerse politieke, sociale en economische omstandigheden ontwikkeld. 'Modernisering' betekent dan ook onveranderlijk ontwrichting.
octrooiwetgeving
Een belangrijk moment in de commercialisering van biotechnologie is het verkrijgen van octrooien op een middels biotechnologie 'nieuw' gecreëerde plant. Levensvormen worden daarmee eigendom van ondernemingen. 'Anders is het commercieel niet interessant', luidt de redenering en de openhartigheid en eerlijkheid ervan is een verademing vergeleken met de technische rookgordijnen die meestal uit de laboratoria opstijgen. Op het ene moment worden - onder verwijzing naar het gemeenschappelijke eigendom - variëteiten die in de derde wereld worden aangetroffen voor een schijntje naar de geïndustrialiseerde landen verhuisd. Terwijl op het andere moment de in de geïndustrialiseerde landen middels biotechnologie gemanipuleerde variëteiten strikt afgeschermd worden. Plotseling dient er dan intellectueel eigendom, kwekersrecht, maar het liefst wereldwijd erkend octrooirecht te worden toegekend.
Nu is de octrooiwetgeving nog niet altijd zo ver. Vooruitlopend op veranderingen in deze wetgevingen worden er alvast massaal octrooien aangevraagd bij octrooibureau's. Het zal dan ook niemand verbazen dat er op Europees nivo een sterke lobby (Green Industrial Biotechnology Platform, GIBIP) bestaat om een zo ruim mogelijke octrooiwetgeving te verkrijgen. De nu opgestelde wetgeving, die voor goedkeuring bij het Europees Parlement ligt, is zo vaag dat patentering van menselijk materiaal niet is uitgesloten.
Nederland moet er binnenkort ook aan geloven. In augustus 1991 is er een Tweede Kamer- debat gepland over octrooi- en kwekersrecht. Op dit moment geldt nog steeds het kwekersrecht. Met het kwekersrecht in handen is de kweker als enige gerechtigd om het nieuwe ras te verkopen. De essentie van het kwekersrecht zit in het feit dat het nieuwe ras beschikbaar blijft voor anderen voor verdere veredeling. Het octrooirecht gaat verder. De octrooihouder hoeft zijn nieuwe ras namelijk niet ter beschikking aan anderen te stellen. Een octrooihouder heeft de volledige zeggenschap over het gebruik van het nieuwe ras en de nakomelingen ervan.
De Nederlandse politiek lijkt zich nauwelijks te interesseren voor het octrooivraagstuk. In de Tweede Kamer is er tot nu toe zeer weinig over gesproken. Binnen het kabinet heeft minister Bukman van Landbouw al toegegeven aan de druk van het Ministerie van Economische Zaken om akkoord te gaan met octrooien op delen van planten. De politieke partijen twijfelen nog...
verzet tegen biotechnologie
Ons is het volstrekt duidelijk wat biotechnologie betekent en wiens belangen ermee gediend worden. De gevolgen hiervan zijn al zichtbaar.
Een haast totale controle van multinationale ondernemingen over voedselproduktie. Vernietiging van authentieke en zelfvoorzienende landbouwsystemen. Industrieel eigendom van leven. Het loslaten van gemanipuleerd materiaal in de natuur, waarvan de gevolgen niet te overzien, laat staan terug te draaien zijn. De biotechnologische en, in het verlengde daarvan, de genentechnologische ontwikkelingen gaan sneller dan de stoutste fantasieën. En de inzet is erg hoog.
Verzet - in welke vorm dan ook - tegen biotechnologie is niet alleen noodzakelijk, het is ook legitiem. Zonder enige vorm van inspraak, instemming of discussie over de wenselijkheid ervan vinden er ingrijpende veranderingen plaats. Helaas is dit niet uniek. Onder strikte geheimhouding (concurrentie!) bepalen managers en wetenschappers ons toekomstige leven. Openbare controle of inmenging is niet van toepassing.
Ongevraagd krijgen we een gemanipuleerde, pardon, gemodificeerde aardappel of tomaat op ons bordje gekieperd, verliezen boeren en boerinnen van de ene dag op de andere hun zelfstandigheid of bestaansmogelijkheden, dreigen fragiele ecologische evenwichten verstoord te raken en worden de laatste restjes 'natuur' onderworpen aan de nietsontziende logica van winst- en verliesrekeningen.
En de politiek? De officiële versie van het verhaal wil nog steeds dat het parlement bepaalt hoe de samenleving ingericht wordt. Daarom moeten we op het parlement wachten en haar besluiten respecteren, op straffe van criminalisering en vervolging. 'Als op wetenschappelijk gebied belangrijke doorbraken tot stand komen laat de wetenschap dat de politiek weten' ('Beter dan God', VPRO-tv, 1 maart 1987), is een van de ongelooflijke facades waarachter alle partijen zich verschuilen. 'Even Mogen bellen'.
Ondertussen doen staatscommissies bestaande uit onafhankelijke deskundigen, dat wil zeggen fervente voorstanders, aanbevelingen voor verder onderzoek, verstrekken subsidies en keuren veldproeven goed. Zo nu en dan mag directeur Lucas Reijnders van de stichting Natuur en Milieu de functie van rituele schaamlap op zich nemen, om nog een zekere kritische schijn op te houden. Professor Schilperoord, een van de grootste pushers van biotechnologie en hoogleraar te Leiden, aanwijzen als deskundige en adviezen laten verstrekken, is zo'n beetje hetzelfde als Freddie Heineken voorzitter maken van een staatscommissie ter bevordering van de geheelonthouding, of Van Wachem (de toenmalige baas van Shell, red.) de wenselijkheid van het terugdringen van het benzineverbruik laten beoordelen. De mythe van de fatsoenlijke, calvinistische, oprechte Nederlandse parlementaire democratie is een hardnekkige. Of het nu onwil of onkunde is van de politiek dat gebeurt wat gebeurt, is uiteindelijk echter niet zo'n vreselijk interessant vraagstuk.
Feit is dat de biotechnologische maffia relatief ongestoord haar praktijken kan uitoefenen. Of ze slaagt in haar plannen is uiteindelijk het resultaat van maatschappelijke strijd. Aan ons dus de opgave een politiek te bedenken die de biotechnologische dromen een hak zet, die in staat is een streep te trekken. Zie hier onze bijdrage. Bedoeld om de discussie los te maken, maar ook om daadwerkelijk biotechnologie te saboteren. Daarom hebben we gekozen voor het verstoren van een veldproef. Veldproeven vormen de schakel tussen de laboratoriumfase en de eindfase van het te verkopen produkt. Zonder deze tijdrovende en kwetsbare fase, waarmee veel geld gemoeid is, is een commercieel eindprodukt niet mogelijk. Nu zijn alle fasen in dat proces voor de fabrikant van belang, maar een veldproef is moeilijker even over te doen. Vandaar. Om te kunnen schoffelen hoef je in ieder geval geen deskundige te zijn.
Juli 1991, De razende rooiers
veldproef wageningen
Op de Lawickse Allee 166 in Wageningen is in het weekend van 27/28 juli 1991 een veldproef met aardappelen vernield. Deze veldproef was een onderdeel van de veldproeven die het biotechnologie bedrijf Mogen op 33 plaatsen in Nederland laat uitvoeren. Voor de vernieling in Wageningen is gekozen omdat daar wordt onderzocht in hoeverre de genetisch gemanipuleerde aardappelen tot een nieuw gecreëerd ras behoren. Op grond van de uitkomst van dat onderzoek kon Mogen bescherming (kwekersrecht of octrooi) op de plant aanvragen.
veldproef rilland
In het weekend van 27/28 juli 1991 hebben wij een veldproef van maisplanten van het bedrijf Van de Have BV in Rilland vernield. Het betrof hier een veldproef van maisplanten waarin PTC-resistentie is ingeplant. Het ging om resistentie tegen het onkruidbestrijdingsmiddel Basta. Doel van de veldproef was het bepalen ven kenmerken ven genetisch gemanipuleerde maisplanten onder veldomstandigheden. Van de Have BV is een dochter van de Suikerunie, en met een omzet van een paar honderd miljoen gulden per jaar een van de grotere veredelingsbedrijven in Europa.
veldproef bant
In Bant (gemeente Noordoostpolder) is in het weekend van 27/28 juli 1991 op het perceel Klutenweg 26 een veldproef van dertig genetisch gemanipuleerde aardappelplanten vernield. De planten en knollen zijn achtergelaten om verspreiding in het milieu te voorkomen. De aardappelknollen zijn beschadigd zodat verdere experimenten hiermee onmogelijk zijn. Hiermee is het experiment van het bedrijf Hettema Zonen Kweekbedrijf BV (Randweg 25 Emmeloord) volledig vernield. Hettema voerde de proef uit met drie genetisch gemanipuleerde aardappelrassen: Kennebec, Spunta en Desiree. De proef zou duren tot november 1993. De drie rassen waren resistent gemaakt tegen het aardappelmotje (tubermoth). De proef zou moeten uitwijzen wat de werkelijke resistentie in het open veld is. Van de rassen Desiree en Spunta zijn tien planten resistent gemaakt voor het onkruidbestrijdingsmiddel BASTA van Hoechst. Dit biedt de mogelijkheid BASTA in hogere dosis te gebruiken zonder dat de plant hiervan schade oploopt. Uit milieuoverwegingen onacceptabel vanwege de grotere hoeveelheid bestrijdingsmiddel die zal worden gebruikt.
De gemanipuleerde planten zijn afkomstig van het Belgische bedrijf Plant Genetic Systems (PGS). De PGS heeft al eerder meegewerkt aan experimenten met aardappels die resistent waren gemaakt voor het aardappelmotje. In 1988 en 1989 zijn in Spanje en België veldproeven geweest. Door aanpassingsproblemen is de proef in Spanje mislukt. In België zijn de planten tijdens de groei niet getest op resistentie, wel zijn naderhand in laboratoriumproeven knollen onderworpen aan verdere experimenten. In 1989 is een veldproef van PGS in Wageningen vernield door de Ziedende Bintjes. Ook daar werden destijds proeven gedaan met aardappelen die resistent waren voor BASTA van Hoechst.
Sinds begin 1991 is Hettema een samenwerkingsverband aangegaan met Prosperina BV en richt zich hiermee op ecologische en biodynamische aardappelenteelt. Hettema heeft dus tegelijk een vinger in de pap bij biotechnologisch onderzoek en levert ook pootaardappelen aan ecologische en biodynamische boeren.
Ecologische en biodynamische landbouw werken principieel op een milieu- en diervriendelijke wijze. Dit impliceert een werkwijze die dichter bij de natuur staat, in tegenstelling tot de conventionele landbouw, waar problemen door grootschaligheid op een effectgerichte manier bestreden worden. De ecologische en biodynamische landbouw wil problemen juist bij de bron aanpakken. Resistentie door genentechnologie is effectgericht, planten worden resistent gemaakt voor ziektes zonder de werkelijke oorzaken daarvan te bestrijden (grootschaligheid, de verplichting steeds meer te produceren en genenerosie door plantenveredeling). De visie van ecologische en biodynamische boeren is hieraan absoluut tegenstrijdig.
Wij roepen Prosperina BV op haar banden met Hettema te verbreken en voortaan beter op te letten met wie ze in zee gaat. Het lijkt ons dat slechts weinig klanten van Prosperina gediend zijn van onderzoeken als die wij verstoord hebben. Mocht Prosperina onverhoopt vasthouden aan haar betrekkingen met Hettema dan leidt dat wellicht tot een boycot van Prosperina BV zelf. De dertig planten die zijn vernield waren bestemd voor vermeerdering. Met de gevormde aardappelknollen zouden in de komende twee jaar planten worden opgekweekt waarmee uiteindelijk resistentie experimenten zouden plaatsvinden. Door de proef in het eerste jaar geheel te vernielen is Hettema (en de PGS) genoodzaakt de proef weer opnieuw te beginnen. Hettema kan nu beslissen te stoppen met experimenten op het gebied van genetische manipulatie. Ze kan er ook voor kiezen door te gaan, met de kans wederom getroffen te worden door acties.