-
01 oktober 1991
Europa's andere ik
De geschiedenis van Europa is niet alleen een interne, maar ook een externe: zijn relatie met anderen. Stuart Hall onderzoekt de invloed van fundamentalisme en migratie uit de derde wereld op de Europese identiteit.
1992
Langzaam maar zeker komen voor Europa twee gedenkwaardige gelegenheden dichterbij. Het aftellen voor 1992, de geboorte van het nieuwe Europa, is al begonnen. Ondanks het thatcheristische achterhoedegevecht begint de supranationale gedaante van Europa vorm te krijgen. Deze gebeurtenis betekent intern bekeken het opheffen van belemmeringen voor bedrijfsleven en economie, het begin van harmonisatie en integratie waarvan iedereen hoopt dat het voorspoed zal brengen voor de volkeren van West-Europa. Hier betekent het het einde van het tijdperk van afzonderlijke natiestaten die heel lang de motor van Europa's groei van brandstof hebben voorzien. Opnieuw is Europa in staat om binnen haar eigen grenzen en met eigen middelen zowel materieel als geestelijk de voorwaarden voor een volgende fase van sociale ontwikkeling voort te brengen. Een tijdlang is dit het dominante verhaal van de moderniteit geweest; het ' geïnternaliseerde' verhaal van het kapitalisme dat uit de schoot van het feodalisme ontsproot en van Europa's aangeboren capaciteit om, als een zijderups, de omstandigheden van haar eigen evolutie vanuit haar eigen lichaam voort te brengen.
De andere gelegenheid markeert een even belangrijk maar minder vaak gevierd aspect. 1992 is ook het 500ste gedenkjaar van de zogenaamde 'ontdekking' van de Nieuwe Wereld door Christophorus Columbus. Samen met de Portugese ontsluiting van de Afrikaanse kust en de opmars in de Indische Oceaan en verder (daarin bijgestaan door Arabische handelaren die deze wateren al langer aan het bevaren waren) markeert deze gebeurtenis het begin van het tijdperk van Europese expansie; het proces van verkenning, verovering en kolonisatie waardoor in feite de hele aardbol op de ene of andere manier voor het karretje van Europa werd gespannen. De globalisering, waarover vaak wordt gesproken alsof ze begon met de 'Big Bang' en de computerisering van de effectenbeurs, begon in werkelijkheid met de 'vergissing' van Columbus en is sindsdien doorgegaan. (Hij was werkelijk op weg ergens anders naar toe en bleef er heilig van overtuigd dat hij, toen hij in de Nieuwe Wereld aankwam, net als iedere andere goede Europese zakenman, in Japan was gearriveerd.)
De externe relaties van Europa hebben van meet af aan in het verhaal van Europa centraal gestaan. Het verhaal van de Europese identiteit wordt vaak verteld alsof er van externe invloeden geen sprake zou zijn. Maar dit zegt ons meer over hoe culturele identiteiten worden geconstrueerd als 'denkbeeldige samenlevingen' door het onderscheid t.o.v. de anderen te accentueren, dan over de werkelijke relaties gebaseerd op oneerlijke ruil(handel) en ongelijke ontwikkeling van waaruit een gemeenschappelijke Europese identiteit is gesmeed. Nu het nieuwe Europa gestalte begint te krijgen, zorgt hetzelfde tegenstrijdige proces, waarbij symbolische territoria worden afgebakend en symbolische grenzen getrokken worden tussen binnen en buiten, intern en extern, 'behoren tot' en 'anders zijn', voor een stille begeleiding bij de mars naar 1992.
'het irrationele en barbaarse oosten'
Een van de sleutelterreinen van deze discursieve arbeid is, natuurlijk, Oost-Europa; een gebied dat voor West-Europa altijd grote moeilijkheden heeft opgeleverd. In het westen zorgde, wat wordt genoemd 'de groene zee der duisternis' voor een natuurlijke begrenzing. Maar in het oosten wil het continent niet natuurlijk eindigen. Het strekt zich uit tot de Oeral en verder, tot in het duistere onbekende waar de barbaren vandaan kwamen. Waar eindigt Europa en begint Azië? Het is een heel belangrijke vraag; van het vinden van een antwoord er op hangt Europa's voorspoed af. In de onderhandelingen tussen het kapitalistische Europa en de uiteenvallende communistische staten van Oost-Europa (de tweede wereld) staan we op het punt het antwoord te vinden.
Momenteel wordt de grens getrokken in termen van het contrast tussen het 'internationale' Westen en het 'nationalistische' Oosten. Terwijl in West-Europa de grenzen vervagen en eroderen, zo wordt ons verteld, is in Oost-Europa daarentegen sprake van een herlevend nationalisme. Het contrast tussen het 'rationele' en beschaafde Westen en het irrationele en barbaarse Oosten bevestigt deze contradictie. Natuurlijk, veel van de nationalismen die bijdragen tot het uiteenvallen van het oude communistische rijk worden gedreven door etnisch absolutisme, haat jegens het andere, raciale exclusiviteit en religieuze orthodoxie. Maar het geeft West-Europa weinig reden hierover te klagen. Haar eigen ontwikkeling vond plaats gesteund op nationalismen welke ook hun eigen raciale en etnische exclusieve karakter hadden. Het is niet verbazingwekkend dat de Kroaten, de Slovenen, de Letten, de Esten etc. de constructie van een kleine natie voor zichzelf lijken te beschouwen als een paspoort voor het Westen. Deze naar buiten tredende nationalismen zijn geen simpele herlevingen van het verleden maar bewerkingen ervan onder de omstandigheden van het heden; tickets die toegang verlenen tot het nieuwe Europa. Hoewel ze lijken op een terugkeer naar een historische agenda van voor 1914, functioneren ze als een manier om het verleden uit de weg te gaan en de moderniteit te verwelkomen (dat wil zeggen toegang tot de Euro-club).
migratie
Terwijl Europa steeds hechter wordt en naar elkaar toegroeit is eenzelfde praktijk van afbakening van territorium gaande m.b.t. de 'anderen' uit de derde wereld. Op het moment zijn de twee favoriete discursieve markeerpunten in dit vertoog 'vluchtelingen' en 'fundamentalisme'. De kwestie van de illegale immigratie staat opnieuw als een belangrijk punt in de Europese discussie op de agenda: de geduchte Franse socialistische minister-president Edith Cresson betreurt het dat 'van iedere tien immigranten wiens aanwezigheid hier illegaal wordt bevonden er slechts drie worden uitgewezen', en Jaques Chirac, die model staat voor de nieuwe Europese cosmopolitische verlichting, maakt opmerkingen over de 'herrie en stank' van buitenlanders die fatsoenlijke Franse mensen 'begrijpelijkerwijze gek' zou maken. Douglas Hurd en Kenneth Baker hebben gecompliceerde constructies bedacht rondom het onderscheid tussen 'politieke vluchtelingen' en 'economische migranten'. Politieke vluchtelingen hebben recht op een toevluchtsoord in het verlichte Europa, het huis van de vrijheid. Gewoonlijk zijn ze klein in aantal en is het vaak moeilijk overtuigend te bewijzen dat ze direct bedreigd worden door een onderdrukkend of tiranniek regime van het soort dat armoede en schulden kweekt; wat het mogelijk maakt om een behoorlijk deel van hen zonder omwegen terug te sturen in de open armen van de lokale politie.
Economische migranten daarentegen zijn simpelweg de ongewilde slachtoffers van 'normale' marktmechanismen zoals die in de periferie hun uitwerking hebben. Europa, door wiens financiële beleid de zelfvoorzienende landbouw in de Derde Wereld is vernietigd en wiens nieuwe GATT-regelingen de meeste van die landen zal verdringen van de handelsmarkten, is hen niets verschuldigd. Het is waar dat ze op hun fietsen sprongen (of beter, een enkeltje met het vliegtuig boekten) en, volkomen rationeel, op zoek gingen naar fortuinen op de enige plek waar fortuinen zijn te maken. Maar dat zal nooit opgaan. Opeens is de Europese welvaart een strikt Europese aangelegenheid, exclusief bestemd voor wat iedere zichzelf respecterende Euro-politicus 'onze bevolkingen' noemt. Geen wonder dat, toen de Berlijnse Muur viel, iedere zichzelf respecterende Pool en Oostduitser die een Lada had waarmee de tocht kon worden gemaakt aan boord ging en, net als Columbus op zoek naar het pure goud, koers zette naar het westen. De grenzen gaan dicht...
Het probleem is dat de 'barbaren' al binnen de poorten zijn. Colin Prescod's voortreffelijke BBC2 serie Black on Europe over de situatie van Westeuropese etnische minderheden heeft dat onder andere laten zien. Daarmee geconfronteerd doorstaat het Europese cosmopolitanisme de proef niet bepaald goed. Miljoenen moslims in Frankrijk, Soedanezsen en Ethiopiërs in Italië, Turken en Afrikanen in Duitsland, Portugal en Spanje, Aziaten en AfroCaraïben in Engeland, Indonesiërs en Surinamers in Nederland getuigen niet alleen van de werkelijke mechanismen van 'globalisering', maar ook van de moeite van Europa om zijn lange koloniale verleden met een vloeiende beweging af te stoten of om de periferie op haar plaats te houden.
etniciteit
De zogenaamde 'homogene bevolkingen' van het nieuwe Europa, het etnische absolutisme waarop de nieuwe 'openheid' wordt geconstrueerd, is op zijn best altijd een wat gecompliceerde metafoor geweest. Daffyd Ellis Thomas, MP voor Plaid Cymru, wees er onlangs op dat geen enkele Europese staat correspondeert met een volk. De Slovenen kunnen dan wel net zoals de Schotten, de Welsh en de Basken hopen een natie in het leven te roepen die een staat is, dat wil zeggen een staat die de uitdrukking is van een homogene etnische groep. Maar alle grote Europese naties zijn al hybridisch multicultureel. En nu wordt hier het meest verbijsterende aspect van de 'globalisering' aan toegevoegd: de migratiestroom die het heeft gestimuleerd. Mensen, door de wetten van de ongelijke ontwikkeling onvermijdelijk gedreven in de netwerken van het geïnternationaliseerde wereldsysteem, en al lang gewend om zowel in het 'lokale' netwerk van de traditionele samenlevingen als in het 'wereldwijde' netwerk van het internationale kapitaal te verblijven, hebben simpelweg hun schamele bezittingen bijeen gepakt en zijn, op zoek naar het paradijs, op weg gegaan om legaal of illegaal zichtbare of onzichtbare grenzen te overschrijden die er toe dienen om hen gevangen te houden in de 'achterlijkheid' van hun etnische particularismen. Iedere belangrijke Europese en Noord-Amerikaanse stad is vandaag de dag een multiculturele metropool.
fundamentalisme...
De categorie van het 'fundamentalisme', met nieuw elan ontwaakt ergens tussen de Rushdie-affaire en de Golfoorlog, is het laatste mechanisme dat er toe moet dienen om de migrerende miljoenen aan de andere kant van de omheining te houden. Het reduceert de buitengewone diversiteit en de toenemende verschillen, hetgeen een multiculturele wetmatigheid is, tot simplificerende tegenstellingen van Westers rationalisme, moderniteit en eenzijdige liberale verdraagzaamheid versus de terugkeer naar het irrationalisme van het etnische en religieuze particularisme. Ik zou willen dat liberalisme en fundamentalisme zo makkelijk in hun wederzijdse ruimtes te verspreiden zouden zijn.
Natuurlijk, er zijn 'fundamentalistische' regimes in de wereld; en hun terugkeer in raciale zuiverheid, religieuze orthodoxie en een streng cultureel traditionalisme hebben de miljoenen, onder hun heerschappij wegkwijnende, arme mensen weinig goeds gebracht. De door sommige westerse radicalen aangehangen visie dat we deze regimes moeten steunen omdat ze het Westen (soms) trotseren, is een ernstige dwaling die ons wordt opgedrongen door het feit dat we doorgaan met het hanteren van deze simpele binaire tegenstellingen. We zouden dit, in navolging van Marx' opmerkingen over het antisemitisme, niet 'het socialisme' maar het 'anti-imperialisme van de dwazen' kunnen noemen. Tijdens de Golfoorlog werd veel van deze dubieuze redenering gebruik gemaakt: omdat Saddam Hoessein 'slecht nieuws' voor Washington is, moet hij op de een of andere manier wel 'goed nieuws' voor de Iraki's zijn. Wat de arme mensen in de Derde Wereld nodig hebben tegen de oligarchische regimes die vaak in het zadel geholpen zijn met behulp van westerse steun en wapenhandel, is juist meer democratie en niet minder, net als wij.
Als concept dat ons zou kunnen helpen de snel veranderende relaties tussen de verschillende 'werelden' te begrijpen, is fundamentalisme in wezen nutteloos. De islam, de hoofdschuldige in dit fundamentalistische vertoog, is een verzameling zeer verschillende volkeren, geloven, tradities en praktijken. Het heeft met het christendom aanzienlijk meer gemeen dan andere wereldreligies met elkaar gemeen hebben. Mogelijk maakt het feit dat ze zo aan elkaar verwant zijn hen tot zulke onverzoenlijke vijanden; denk aan de manier waarop de christelijke, joodse en islamitische theologische geschiedenis samenkomt in Jeruzalem. Het hanteren van de term 'fundamentalisme' is een manier om deze diversiteit uit de weg te gaan, waarmee een gemeenschappelijke geschiedenis wordt vergeten die zo zeer verstrengeld is dat deze niet in een paar simplificerende slogans kan worden gevat. Het is überhaupt een weigering om met verschillen te leven. De reacties in de islamitische wereld op de 'fatwa' van de Ayatollah tegen Salman Rushdie waren in wezen veel verscheidener dan werd erkend; en ze hadden even veel te maken met de lokale contexten en historische conjuncturen waarin ze tot uitdrukking kwamen als met het 'essentiële fundamentalisme' dat ze daarmee representeerden.
...in het centrum van de 'moderniteit'
Als datgene wat we aanduiden met 'fundamentalisme' een defensieve en exclusieve terugkeer is naar een rigide en onveranderlijke versie van het verleden in het jasje van de Waarheid, dan is er veel van om ons heen te zien, niet in het minst in het zogenaamde 'moderne Westen'. De poging tijdens de Thatcherjaren om de door de markt aangezette vernietiging van het sociale netwerk van de Britse samenleving te cementeren door zich te beroepen op Victoriaanse waarden, het oproepen van 'Herrijzend Britannia' tijdens de Falklandoorlog, de 'ben je een van ons?'-test van Thatcher, de heldhaftige verdediging van het 'Engels-zijn' wat bij decreet is voorgeschreven door het Nationale Curriculum op scholen, de vijandige en gewelddadige reactie hier, en nog heftiger en venijniger in de VS, op 'multiculturalisme' - dit zijn maar een paar uiterlijke en manifeste signalen die er op wijzen dat een bepaald soort fundamentalisme goed gedijt in het centrum van de 'moderniteit'. Sommigen zullen aanvoeren dat het vanaf het begin inherent aan de moderniteit is geweest: de 'donkere schaduw' van de Verlichting.
In feite zijn 'globalisering' (wat een geur van moderniteit en cosmopolitanisme met zich meedraagt) en 'fundamentalisme' geen tegenpolen maar vullen ze elkaar aan; twee kanten van dezelfde medaille. Terwijl de nieuwe vormen van globalisering de gesloten compromissen tussen traditie en moderniteit in de Derde Wereld onder spanning zetten, roept het proces in antwoord daarop een taai 'lokalisme' in het leven.
Lokalisme kan louter defensief zijn, naar binnen gericht, exclusief, absolutistisch, een terugkeer naar een etniciteit in de vorm van een enclave. Maar er zijn vele 'etniciteiten', zoals er vele soorten nationalisme zijn, die niet allemaal onherroepelijk gespannen hoeven te zijn voor het karretje van een reactionaire politiek, zoals al te rationalistische versies van zowel liberalisme als marxisme ooit hebben beweerd. De constructie van alternatieve lokale geschiedenissen en culturen kan een middel zijn om de toekomst op te bouwen en is niet slechts een terugkeer naar de 'veilige haven' van het verleden. Het is eerder een 'uitvinding' dan een simpele herontdekking van traditie, die de gemarginaliseerde mensen de culturele middelen verschaft om deze nieuwe identiteiten en tegenverhalen te construeren. Zonder deze kunnen ze niet overleven, laat staan onderhandelen met het Westen over zaken die gelijkwaardige verhoudingen dichterbij brengen.
leven met verschil
Dit is waarom, paradoxaal genoeg, in het tijdperk van globalisering, de marges, de periferie en het 'lokale', actueel zijn en opnieuw hebben bewezen cultureel de meest produktieve ruimte te zijn. Geconfronteerd met de tegenstrijdige realiteiten van de 'globalisering' is iedereen op zoek naar z'n etniciteit: niet de zuiverheid van zijn oorsprong wat in een migrerende wereld onmogelijk te ontdekken valt, maar eenvoudig het feit dat men van afzonderlijke plaatsen komt, afzonderlijke talen spreekt, duidelijke culturele tradities met zich meedraagt, dat men behoort tot afzonderlijke landschappen en met vele anderen die niet 'hetzelfde' zijn een afzonderlijk stuk geschiedenis gemeen heeft. Kortom, leven met in plaats van eenvoudig vergeten van 'verschil'. Dit is te verkiezen boven het eindeloze vergeten: het historische geheugenverlies gecombineerd met een verschraalde postmoderne nostalgie, wat het handelsmerk van de globalisering is.
Identiteit is altijd een open, complex en onbeëindigd proces, altijd 'in aanleg' (in Europa in dezelfde mate als in het Midden-Oosten, Afrika of de Caraïben). Het beweegt altijd naar de toekomst via een symbolische omweg door het verleden. Het produceert nieuwe subjecten. Maar ze dragen altijd de onuitwisbare sporen van hun specifieke geschiedenissen, tradities en culturen met zich mee, waaruit identiteiten zichzelf vormen, zichzelf nieuw produceren. De mensen in de periferie hebben geen andere culturele middelen waarmee ze zichzelf kunnen verdedigen tegen de homogeniserende 'onverschilligheid' van de globalisering, geen andere talen waarmee een andere, meer inheemse verzameling moderniteiten voor henzelf kan worden gedefinieerd. In deze zin is de opleving van etniciteit (slechts enkele varianten ervan zijn 'fundamentalistisch') een produkt (naast vele andere) van de 'globalisering'. De meest subversieve van talrijke onvoorziene gevolgen ervan.
Stuart Hall
Stuart Henry McPhail Hall (3 February 1932 – 10 February 2014) was a Jamaican-born British Marxist sociologist, cultural theorist, and political activist. Hall, along with Richard Hoggart and Raymond Williams, was one of the founding figures of the school of thought that is now known as British Cultural Studies or the Birmingham School of Cultural Studies.