Skip to main content
  • 01 november 1991

De betekenis van uitkeringsstrijd

Chris Bischot

Het interview met het Landelijke WAO beraad in het vorige nummer van Konfrontatie was voor Chris Bischot aanleiding op te roepen serieuze zelfkritiek toe te passen op het functioneren van de huidige uitkeringsgerechtigden organisaties. Daarbij legt hij de nadruk op de kracht van autonome zelforganisatie.

Na een lang voorspel is nu de totale afbraak van het sociale zekerheidsstelsel echt begonnen. Werd er tien jaar geleden bezuinigd op uitkeringen en lonen onder verwijzing naar een economische crisis, nu worden er andere redenen aangedragen: begrotingstekort, milieuvervuiling, te groot aantal WAO'ers. In de laatste campagne richt de overheid zich met woord en beeld op degenen met een WAO uitkering: zij zijn de huidige zondebok. Maar niet alleen degenen die nu al arbeidsongeschikt zijn worden de dupe. Ook zij die het gaan worden kunnen geen aanspraak meer maken op een uitkering in het kader van de WAO en de grieperigen onder ons hangt een verkorting van de vakantie boven het hoofd.

Opvallend is dat aan dergelijke campagnes ook wordt meegedaan door organisaties en personen die zichzelf links noemen. Zoals Groen Links met haar manifest waarin ze op grond van haar groene geweten stelt dat de uitkeringen niet omhoog kunnen. Activisten uit allerlei uitkeringsgerechtigdengroepen praten met hen mee en vormen zo al jarenlang een barrière bij het concretiseren van acties.

actie onderzoek

In het verslag van een actie onderzoek door een groep uitkeringsgerechtigden (waaronder de auteur van dit artikel) dat in oktober 1990 onder de naam "Onderzoek naar armoede, beleid en verzet" door het VOVA werd gepubliceerd is aangetoond dat de zogenaamde economische crisis van begin jaren tachtig geen crisis was, maar een herstrukturering. Deze is nog steeds gaande en heeft als doel de verhoging van de winsten.

De vernietiging van het milieu en de noodzaak van aandacht daarvoor mag niet gebagatelliseerd worden, maar is het wel zo zinvol om na te gaan hoeveel er op wereldschaal wordt verwoest? Is het niet belangrijker om die verwoesting te stoppen? Er moet in de geïndustrialiseerde wereld onderzoek worden gedaan naar de veroorzakers van de ecologische ramp. Een kernvraag hierbij zou die naar het verband tussen het economisch systeem in al haar facetten, bijvoorbeeld de transportsector, en de milieuverwoesting moeten zijn. Een dergelijke benadering is rechtvaardiger dan uitkeringsgerechtigden aanspreken op hun verantwoordelijkheid: zij zijn nu al degenen met de minste koopkracht. Juist in het belang van het milieu zou hun inkomen moeten worden verhoogd. Het is hen nu immers onmogelijk om milieubewust in te kopen omdat in de mens- en milieuvriendelijke winkels alles veel duurder is dan in de supermarkt.

Is het mogelijk de strijd van uitkeringsgerechtigden te ontwikkelen tot een effectieve verdediging van het stelsel van sociale zekerheid? En, een volgende belangrijke vraag, is hiervoor voldoende steun te vinden bij andere lagen uit de bevolking?

vakbeweging

De ervaringen tijdens ons onderzoek geven helaas geen grond voor optimisme. De rol van de vakbeweging is het eerste feit dat somber stemt. Veel groepen in de afzonderlijke bonden zijn wel de strijd aangegaan met de werkgevers en de regering. Zo staken ze bijvoorbeeld ondanks gerechtelijke verboden, waardoor ze bij hun gevecht tegen onrechtvaardigheid een deel van hun inkomsten moeten derven. Dit is met name het geval bij Rotterdamse havenarbeiders. Maar de houding van de top van de vakbeweging is ongeloofwaardig. Vanuit de basis werd aangedrongen op een algemene staking op de dag van het begin van het debat in de Tweede Kamer, maar de vakbondsleiding beperkte zich tot een oproep tot een massale bijeenkomst op 5 oktober op het Malieveld. Een bijeenkomst die ze politiek gezien niet wist uit te buiten. Want wat zou een betere voorbereiding op een 24 uur staking zijn geweest dan juist die manifestatie op 5 oktober, toen een kwart miljoen mensen hun strijdbaarheid toonden?

Ten tweede is ook de rol van de leiding van de uitkeringsgerechtigdenbeweging voor kritiek vatbaar. Het al eerder genoemde onderzoeksverslag van VOVA bekritiseert met name het achterwege laten van collectieve belangenbehartiging, de keuze voor de parlementaire weg en de toenemende hoeveelheid werk enkel om de interne structuur te handhaven. Bovendien constateerden de onderzoekers een gebrek aan interne evaluatie en zelfkritiek. Dit laatste bleek ook weer in een aantal interviews met de landelijke WAO beweging in Konfrontatie, Solidariteit en andere bladen. Het mobiliseren van mensen is niet enkel een kwestie van geld, zoals in een van deze gesprekken werd beweerd, maar vooral van motivatie. Nog niet zo heel lang geleden waren er massale demonstraties tegen de plaatsing van kruisraketten, zonder dat er gratis treinkaartjes werden uitgedeeld. Maar niet alleen de wao-beweging treft dit verwijt, ook voor andere organisaties geldt deze kritiek.

actiemiddelen

De uitkeringsgerechtigdenbeweging is gedurende de afgelopen jaren de diskussie over andere actiemiddelen dan demonstraties steeds uit de weg gegaan, tot aan vandaag toe. Toch geeft het beleid van werkgevers en overheid er blijk van dat zij niet erg gevoelig zijn voor demonstraties. Stakingen, bezettingen en blokkades, uitgevoerd door zowel werkenden als niet werkenden, kunnen soms wel tot resultaten leiden. De geschiedenis van de autonoom ontstane uitkeringsgerechtigden organisaties (WAO groepen, "vrouwen in de bijstand" en werklozenbelangen organisaties) laat ook zien dat acties met een defensief karakter weinig effect sorteren. De vakbeweging en de politieke partijen lieten het dikwijls afweten en dit gebrek aan steun leidde tot meer en meer pessimisme onder de activisten van de uitkeringsgerechtigdenbeweging.

Een daarmee samenhangende ontwikkeling binnen deze groepen is de toenemende oriëntatie op het organisatorisch functioneren. Zo kwam er steeds minder directe aandacht voor de collectieve belangenbehartiging. Toen "De Arme Kant van Nederland" in mei 1990 op het Malieveld in Den Haag een grote bijeenkomst organiseerde en daar de eis stelde dat de uitkeringen met 15% verhoogd moesten worden om enkel de opgelopen achterstand in te halen hielden verschillende groepen van uitkeringsgerechtigden zich op de achtergrond. Desondanks zijn er onder hen nog steeds die wel pleiten voor acties met een offensief karakter en die in overleg de daartoe geschikte actiemiddelen willen gebruiken.

Acties in het kader van burgerlijke ongehoorzaamheid zouden hierbij een even grotere plaats moeten innemen als bijvoorbeeld grote demonstraties. Inmiddels bereiden enkele uitkeringsgerechtigden een proces tegen de staat voor. De aanklacht: het gedurende tien jaar onthouden van 75 miljard gulden aan mensen die daar krachtens hun uitkering recht op hadden. Bovendien is in dezelfde tijd ook nog de kwaliteit van huisvesting en gezondheidszorg voor deze mensen achteruit gegaan.Het VOVA onderzoek zegt het volgende: "Geduldig moet gewerkt worden aan het mobiliseren van de uitkeringsgerechtigden achterban die nu verschijnselen vertoont van apathie, angst en vermoeidheid en die zich platgewalst voelt door de ideologie van de bestaande politiek. Daarbij is een initiatief van BASISGROEPEN nodig uit de verschillende takken van de beweging. Vanuit de top kan het formuleren van de juiste eisen om de koopkrachtachterstand in te halen en de juiste actiemiddelen om succes te bereiken niet verwacht worden. Juiste eisen en actiemiddelen kunnen weer mobiliserend werken op de achterban en haar motiveren om hardnekkig te strijden voor succes."

politiek perspectief

Uitkeringsgerechtigden vormen een belangrijke factor in de strijd voor structurele maatschappelijke veranderingen: zij hebben geen enkele officiële vertegenwoordiging die in de bestaande organen hun belangen kan behartigen. Juist om de reden zouden zij een belangrijke rol kunnen spelen bij het vormen van een politiek perspectief. Evenals er parallel aan de Verenigde Naties een organisatie bestaat van landen en volkeren die niet zijn vertegenwoordigd, zouden de groepen van uitkeringsgerechtigden in Nederland een alternatieve politieke tribune kunnen opbouwen. Zo zou er een soort basisorganisatie kunnen ontstaan voor mensen met een uitkering, een vertegenwoordiging van hen die niet worden vertegenwoordigd.

De vraag hierbij is of deze groep wel homogeen genoeg is om een dergelijke eenheid te kunnen realiseren. Enerzijds bestaan er veel verschillen tussen de posities van allerlei groepen uitkeringsgerechtigden. De situatie van vrouwen met een uitkering bijvoorbeeld is dikwijls moeilijker dan die van hun mannelijke lotgenoten. Al deze verschillen worden echter kleiner naarmate de nu nog bestaande variatie in soorten en maten van uitkeringen uiteindelijk wordt beperkt tot slechts een enkele: de bijstand. VOVA spreekt in haar onderzoeksrapport de vrees uit dat de Europese Eenwording deze eenzijdige nivellering alleen maar zal versnellen.

Anderzijds ligt er aan al die verschillen tussen uitkeringsgerechtigden wel degelijk een collectief lot ten grondslag. Deze collectiviteit biedt perspectieven voor nieuwe politieke strijd. De volgende stelling van VOVA illustreert deze zienswijze: "De vorming van een onderklasse op Nederlands en West Europees niveau is in eerste instantie economisch bepaald. Het fundamentele verschil is dat het niet langer gaat om het in stand houden van een arbeidsreserveleger alleen, waarbinnen men (tijdelijk) buiten het arbeidsproces staat, maar dat nu een deel sociaal en economisch vereenzaamt. Voor zover mogelijk neemt zij deel aan flexibele arbeid zoals thuiswerk. De onderklasse is vrijwel definitief afgesneden van het sociale en economische leven en in de maatschappelijke afvalbak gedumpt. Zij mag geen rol meer spelen bij het bepalen van de toekomst en is overgeleverd aan sociale vervreemding, apathie en onmacht. Of, meer wetenschappelijk gedefinieerd: de onderklasse is een groep mensen die, hoewel in vele posities levend, in ieder geval gemeen hebben dat zij in dezelfde verhouding staan tot het bezit en beheer van de produktiemiddelen en dat zij bovendien praktisch uitgesloten zijn van deelname aan het produktieproces."

Vormen de zes miljoen uitkeringsgerechtigden die Nederland telt dan de enige groep die in staat is om een nieuw politiek perspectief te ontwikkelen, dat ook nog eens krachtig genoeg is om de samenleving structureel te veranderen? Dat is misschien een al te stellige bewering, maar vast staat dat met name zij de onrechtvaardige mechanismen in deze maatschappij aan den lijve ondervinden. Desondanks is hun politieke bewustzijn in het algemeen niet scherper dan dat van mensen met een baan. Dit lijkt te duiden op een toenemende politieke gezapigheid. Dit gegeven bemoeilijkt het onderzoek naar en de eventuele opbouw van een nieuw politiek perspectief, dat bovendien onder druk staat van internationale, economische en politieke ontwikkelingen. Echter, de westerse samenleving kent zóveel diepe maatschappelijke tegenstellingen dat het niet mogelijk zal zijn die te blijven overbruggen. Dit versterkt het vertrouwen in de mogelijkheid tot structurele veranderingen.

Chris Bischot