-
01 juni 1991
'Schieten met inkt' - Ngugi wa Thiong'o en de dekolonisering van Kenia
Ook de Keniaanse schrijver Ngugi wa Thiong'o was spreker op de conferentie De dekolonisatie van de verbeelding, het nieuwe Europa en zijn anderen. Wegens kritiek op de machthebbers in Kenia leeft hij al acht jaar in ballingschap. Ondanks het regeringsverbod op zijn boeken is Ngugi 's lands bekendste schrijver en in Nederland verschenen twee van zijn romans, "Slechts een korrel graan" en "Bloesems van bloed" in vertaalde versie. Naast schrijver is Ngugi een belangrijke stem van de, deels ondergrondse, oppositie tegen het bewind van Daniel arap Moi. Mijn gesprek met hem verliep in een ontspannen sfeer. Hij had jetlag, ik een kater. Feesten en voetbal, natuurlijk Ruud Gullit, maar ook dekolonisatie en bevrijding. Over het laatste gaat dit artikel, nadat eerst een korte schets wordt gegeven van de politieke situatie waartegen Ngugi strijdt.
Kenia wordt door veel mensen als een relatief welvarend en politiek stabiel land gezien. Er is inderdaad nauwelijks sprake van acute hongersnood zoals in de buurlanden Soedan, Ethiopië en Somalië maar ondervoeding, slechte behuizing en gebrek aan vele andere elementaire voorzieningen maken het leven voor de meeste Kenianen zwaar en onzeker.En Kenia is, vergeleken met andere Derde Wereldlanden, inderdaad politiek vrij stabiel. Sinds het land zich in 1963 losmaakte van Groot Brittanië, is er slecht 1 wisseling van de macht geweest. Nota bene gewoon omdat Daniel arap Moi 's lands eerste leider Jomo "Burning Spear" Kenyatta na diens overlijden in 1978 opvolgde. Moi verving het politieke credo van Kenyatta, "Harambee" (samenwerking), voor "Nyayo" (in de voetsporen van) ter benadrukking van de voorgenomen politieke continuïteit.
Achter het masker van "Harambee" en "Nyayo" gaat echter een politiek systeem schuil dat het land de stabiliteit van bovenaf met geweld oplegt. Vele politici hebben grote belangen in het bedrijfsleven en dankzij nauwe banden die zij onderhouden met militaire machthebbers heeft zich in Kenia met militaire en economische steun van het Westen een kleine machtige elite gevormd. Interne concurrentiestrijd binnen die elite en de onderdrukking van groepen die daartoe niet behoren hebben al vele slachtoffers geëist en maken het land bij nader inzien wel degelijk tot een politieke en sociale tijdbom.
Amnesty International protesteert al sinds het begin van de jaren tachtig tegen de schendingen van de mensenrechten in Kenia. Haar rapporten doen jaarlijks verslag van martelingen, geheime en onwettige hechtenis, terdood-veroordelingen en verdwijningen. Vorig jaar februari verdween de toenmalige minister van buitenlandse zaken Robert Ouko op raadselachtige wijze en werd na enkele dagen dood en zwaar verminkt teruggevonden aan de oever van het Victoriameer. Volgens waarnemers werd hij te populair in het land en daarom een gevaar voor Moi's positie. De speurneuzen van Scotland Yard vonden bewijzen dat Ouko op bevel van de veiligheidsdienst was vermoord. Dit is waarschijnlijk met medeweten van Moi gebeurd aangezien alle lijnen in het zeer hiërarchisch gestructureerde staatsapparaat bij de president uitkomen.
De bevolking reageerde furieus op de moord. In verschillende steden braken rellen uit waarin opheffing van de eenpartijstaat, waarin Moi's partij KANU de dienst uitmaakt, werd geëist. Zeker honderd mensen werden door de oproerpolitie doodgeschoten en bekende oppositieleiders als Kenneth Matiba, Charles Rubia (beide oud-minister) en Raila Odinga verdwenen achter de tralies.
ander protest
Strijd en moord binnen de elite is niet een fenomeen van de laatste jaren. In 1969 al werd Kenyatta's gedoodverfde opvolger Tom Mboya vermoord en hetzelfde lot was opposant Josiah Kariuki beschoren in 1975. Net als bij de moord op Ouko wezen toentertijd de beschuldigingen richting de president, toen nog Kenyatta, en deden zijn getrouwen verwoede pogingen om resultaten van het onderzoek naar de moorden te verdoezelen. Een verschil met de protesten uit die tijd is echter hun, mede door kerkelijke organisaties bevorderde, politisering in de laatste jaren. Dit resulteert, net als in vele andere Afrikaanse staten, in de roep om een meerpartijenstelsel vanuit de bevolking.
In deze protesten speelt Ngugi wa Thiong'o een belangrijke rol. Steeds meer mensen realiseren zich volgens hem dat de problemen die zij in hun dagelijks leven ervaren te maken hebben met de manier waarop Moi de macht hanteert. Geloofden de Kenianen in de jaren zestig en zeventig nog dat de zwaar bevochten vrijheid een verbetering van de leefomstandigheden zou gaan opleveren en werd er door hen alleen kritiek geuit op corrupte en incompetente politici, in de jaren tachtig raakte hun geduld op en gingen zij in toenemende mate hun ellende met structurele machtsongelijkheid in verband brengen.
"Vele mensen hebben in de loop der jaren Moi petities aangeboden waarin zij om aandacht voor hun problemen vroegen," aldus Ngugi, "nu worden de mensen zich bewuster van de politieke fundamenten van hun onderdrukking: Moi en het eenpartijsysteem. Dat is een zeer belangrijke verandering."
schieten met inkt
Ngugi ijvert sinds zijn debuut "Weep not child" uit 1964 voor herwaardering van Kenia's eigen culturele waarden en normen als wapen in de strijd tegen het kolonialisme. Ook spreekt uit zijn boeken waardering voor de Mau Mau vrijheidsstrijders en solidariteit met boeren en arbeiders. Gaandeweg ontwikkelde zich in zijn werk tevens steeds meer woede ten opzichte van Kenia's "laffe" machthebbers, die zich na de onafhankelijkheid niet hebben ingezet voor landhervorming en herverdeling van macht maar vooral geïnteresseerd waren in het overnemen van Britse eigendommen. Dat zijn populariteit onder de bevolking verschilt met die onder de elite is dan ook allerminst verwonderlijk.
Tot eind 1977 was Ngugi hoofd van de Literaire Faculteit van de Universiteit van Nairobi. Toen werd hij gearresteerd en zonder vorm van proces een jaar vastgehouden. Moi verbood geleidelijk aan al zijn werk. Ngugi's verhalen bleven desondanks geliefd onder de bevolking, die zich genoodzaakt ziet haar vertelcultuur in ere te herstellen. Wat immers niet in het openbaar gelezen mag worden, kan altijd nog worden beluisterd.
Ondertussen verblijft Ngugi al sinds 1982 in ballingsschap. Hij doceert zes maanden per jaar Vergelijkende en Engelse literatuur aan de Yale Universiteit in Connecticut (VS) en verblijft de overige tijd in Londen, voornamelijk werkend aan politieke en literaire essays.
Dat zijn werk door de regering verboden is bewijst dat ook literatuur kan bijdragen aan politieke verandering.
"Literatuur werkt in het gebied van de verbeelding," betoogt Ngugi, "cultuur beïnvloedt de wijze waarop wij tegen het leven, de wereld, waarden, relaties en macht aankijken. En ook tegen degenen die die macht hanteren welke ons leven beïnvloedt en onze welvaart verdeelt. Zelfs persoonlijke relaties kunnen niet ontsnappen aan de machtsrelaties in een systeem. Het systeem bepaalt vaak hoe mensen met elkaar kunnen omgaan. Dus hoe we ook naar de maatschappij kijken, literatuur beïnvloedt het beeld van onszelf daarin. Daarom heeft een ballpen power."
Ngugi schiet met inkt, alhoewel hij het gebruik van kogels wel aanvaardbaar acht.
"Schrijven is schrijven, het heeft een functie in maatschappelijk verandering. Maar een boer heeft die ook, op een andere manier maar even belangrijk. En zo heeft ook gewapende strijd een functie. De maatschappij is georganiseerd rondom geïnstitutionaliseerd geweld. Mensen moeten daar op verschillende manieren tegen strijden, ook gewapend als het moet. Gewapende strijd is echter geen doel op zich."
Ook het ANC heeft bij de vrijheidsstrijd in Zuid Afrika, naast andere middelen, de wapens ter hand genomen. ANC-leider Nelson Mandela was vorig jaar na de moord op Ouko onverwacht op bezoek in Kenia. Hij hield zich volgens velen opmerkelijk op de vlakte over het gewelddadige politie-optreden tegen de betogers.
Ngugi: "Eerlijk gezegd denk ik dat het tijdstip van het bezoek de mensen heeft verrast. Als het eerder bekend was geweest dan had de bevolking daarop ingespeeld, dan had Mandela een groots welkom gekregen en was het bezoek meer openbaar geweest. Hij heeft de demonstranten die dagen inderdaad niet expliciet gesteund. Hij praatte echter wel vol bewondering over de Mau Mau strijd en over de meest aansprekende figuur daaruit, Dedan Kimathi. Dat is al heel wat als je je bedenkt dat Moi de Mau Mau als wetgevend raadslid hielp onderdrukken en ruim vijf jaar geleden ieder publiek debat over het historisch belang ervan heeft verboden. De bevolking kan als het ware tussen de regels door lezen en heeft de uitspraken van Mandela zeer gewaardeerd. Onder de gegeven omstandigheden heeft hij dus nog niet zo slecht opgetreden."
bevrijding
Sinds 1977 schrijft Ngugi vooral in de eigen stamtaal, het Kikuyu. Een logische stap voor iemand die herwaardering van de Keniaanse culturen propageert.
"De reacties vanuit de bevolking waren positief," aldus Ngugi, "ik heb het in eerste instantie voor hen gedaan maar vind het zelf ook leuk om in het Kikuyu te schrijven."
Het Westerse ontwikkelingsmodel bepaalt volgens hem te veel de ontwikkelingen in de Keniase maatschappij. De Engelse taal is hierbij een zeer belangrijk medium. Beide verhinderen een directe communicatie tussen de verschillende Keniase culturen en talen, die nodig is om een echte Keniase cultuur en literatuur te laten opkomen. Een dialoog tussen de stammen zal een gevolg van een meerpartijensysteem zijn. Het gevaar van stammenstrijd wordt door Moi ten onrechte als argument aangevoerd om de bevolking democratische rechten te onthouden. Het zijn immers politici als Moi, zelf de laatste jaren een effectieve vacaturebank voor leden uit zijn eigen Kalenjinstam, die uit machtspolitieke overwegingen stammen tegen elkaar opzetten en uitspelen. Volgens Ngugi kunnen regimes of oppositiebewegingen, dat hangt af van de belangen, dit blijven doen omdat zij steun ontvangen vanuit het Westen.
Ook voor de stabiliteit van het Moi-regime is militaire en economische steun uit het buitenland belangrijk. Met name uit de VS, die eind jaren zeventig hierin de positie van de Britten overnamen. De Amerikanen hebben met een marinebasis in de havenstad Mombasa en een luchtmachtbasis in Nairobi belangrijke militaire steunpunten voor hun politiek in deze regio van de Indische Oceaan. De bases hebben de VS na 1982 mogen bouwen in ruil voor voedselhulp aan de Keniase regering. Die vreesde namelijk voedselrellen omdat ze, uit honger naar buitenlandse deviezen, te veel graan had uitgevoerd. Zij maakte van de nood een deugd door dit "Food for bases"-contract te tekenen. Die deugd, gewaarborgde stabiliteit door aanwezigheid van de Amerikanen, werd overigens niet als zodanig ervaren door officieren van de Keniase luchtmacht. Zij voelde zich in hun eer aangetast en pleegden een staatsgreep welke echter door andere legeronderdelen verijdeld werd en hen derhalve niet het bedoelde eerherstel opleverde.
Ondanks hun aanhoudende steun aan menig repressief regime veroordelen Westerse politici telkens weer om het hardst de gewelddadige onderdrukking van binnenlandse protesten door diezelfde regimes. Na de onlusten van vorig jaar schortte de VS de toegezegde militaire hulp aan Kenia op. Onlangs hebben zij die echter weer hervat toen zij Kenia nodig hadden om onderdak aan 350 Libische "contra's" te verlenen. Die waren door de CIA in Tsjaad opgeleid maar moesten vluchten nadat Idris Deby, die anders dan zijn voorganger Hissène Habre op goede voet staat met de Libische leider Khadaffi, aldaar de macht kreeg. De VS constateerde "een verbetering van de naleving van de mensenrechten", hervatte de steun en bracht de Libiërs. Everything's back to normal.
Ngugi denkt dat het voor Afrika een hele verbetering zou zijn als het Westen zich zou terugtrekken.
"Men zegt dat de wereld haar gezicht van Afrika afwendt maar dat is helaas niet zo. Afrika wordt niet in staat gesteld om zelf de interne tegenstrijdigheden op te lossen." Er zit volgens hem maar een ding op: "Alleen een sociale strijd van de mensen zelf zal een einde kunnen maken aan hun uitbuiting. In deze strijd zijn het recht tot organisatie en het keuzerecht, en dat is meer dan kiesrecht alleen, cruciaal. Deze rechten betrekken de mensen namelijk in het proces van zelfschepping en zelfherschepping. Pas dan zijn ze in staat om hun eigen leven vorm te geven. En pas dan praat je over ontwikkeling. De mensen moeten daar zowel subject als object van zijn. Tot nu toe echter hebben ontwikkelingsstrategiën in Afrika ons altijd doen geloven dat er een interne tegenstelling bestaat tussen politieke en economische rechten. Ontwikkeling bestaat uit drie lagen. Het is zowel verbetering van economische omstandigheden als het verkrijgen van politieke macht en culturele, en daardoor mentale, bevrijding."
John Jansen