Skip to main content
  • 19 januari 2008

Van A naar B

Willem Bos

Stel, ik ga van mijn huis in Amsterdam nieuw west naar Utrecht CS. Op de fiets ben ik in zeven minuten op station Lelylaan. Van Lelylaan gaan er treinen naar Schiphol en naar Amsterdam Centraal, daar kan ik overstappen op een trein naar Utrecht. Maar veel makkelijker is het om de metro lijn 50 te nemen. Dan kan ik of op station Zuid op de trein van Schiphol naar Utrecht stappen of even langer blijven zitten tot station Duivendrecht en daar de trein van Amsterdam CS naar de domstad nemen. Als ik toch eerst met de metro ga kan ik nog makkelijker de halte Heemstedestraat nemen, dat is maar 3 minuten fietsen.

Tot zover is het simpel. Even op internet de tijden opzoeken, een keuze maken en wegwezen.  Maar dan komt het kaartgebeuren. In de metro de strippenkaart. Bij het NS station Zuid of Duivendrecht vlug metro uit, trap af naar automaat, kaartje kopen en weer terug het perron op. Ik kan ook mijn reis op Lelylaan beginnen en daar een treinkaartje kopen van Duivendrecht of  Zuid naar Utrecht en terug. Dan de terugweg. In Utrecht neem ik natuurlijk de eerste trein richting Amsterdam. Als die naar CS gaat moet ik in Duivendrecht uitstappen, stempelen en metro 50 in. Als het een trein naar Schiphol is hetzelfde op station Zuid. Maar soms denk ik  als ik eenmaal in de trein zit, dat ik eigenlijk wel tot Amsterdam CS wil blijven zitten, omdat ik gezellig in gesprek ben met iemand, of omdat ik dan net nog in de stad een boodschap kan doen. Vanaf Duivendrecht ben ik dan een grijsrijder. Behalve als ik op de heenweg in Zuid ben ingestapt, want dan ben ik vanaf Duivendrecht iemand die per ongeluk in de verkeerde trein is gestapt.

U begrijpt: in vergelijking met Afghanistan, Irak en het milieu zijn het probleempjes van niks, maar voor mij was het een reden om zeer gecharmeerd te zijn van het idee van een OV chipkaart.

Op een avond deelde ik mijn enthousiasme met mijn vrienden P. en J. die allebei jonger zijn, veel meer verstand hebben van bits en bytes en behept met een optimistische natuur. “Ach, dat is nog niks, die OV kaart”, reageert P. “Dat is nog maar een probeerseltje, de techniek is al veel verder.” “Oh”, zeg ik, en voel dat het wat schaapachtig klinkt. Maar P. gaat gewoon door. 'Ja, joh, met die nieuwe techniek word het hele verdelings- en toewijzingsprobleem radicaal opgelost.” Ik voel me nog iets dommer dan daarvoor, en blijkbaar is dat aan me te zien, want nu neemt J. het woord en op zijn 'kom maar oudje ik leg het je wel uit' toon, begint  hij me bij te scholen. “Kijk, er zijn er nog steeds allerlei diensten waar mensen gebruik van maken zonder er voor te betalen. Jij loopt bijvoorbeeld op straat en daar brandt straatverlichting, er ligt bestrating. er zijn groenstroken en zo voorts. Maar betaal jij voor het gebruik daarvan?” “Ik betaal toch belasting”, zeg ik, en het klinkt alsof het iets is om je eigenlijk voor te schamen.“ “Ja”, zegt  J. “maar dat betaal je ook als je binnen blijft zitten. Je betaalt niet het fei-te-lij-ke gebruik.” Hij legt een irritante nadruk op dat woord.

“Ik ga even plassen”, komt P. er tussendoor en staat op. “Dat is een goed voorbeeld”, zegt J. “Kijk, vroeger betaalden mensen in Amsterdam niet voor hun water, niet voor hun gebruik.” Gelukkig laat hij dit keer dat woordje 'feitelijk' achterwegen. “Ze betaalden voor de aansluiting en een vast bedrag . Ook als ze de hele dag de kraan lieten lopen. Dat kan natuurlijk niet, dat kost veel te veel water. Toen zijn er overal meters geplaatst en nu betaal je wat je gebruikt.” Ik hoor P doortrekken, en in een poging tot lolligheid, zeg ik: “Nou in dit geval, betaal ik wat P. gebruikt”. “Precies,”antwoordde J. “Als jij de waterrekening betaalt ben je misschien wel zuiniger met water geworden, maar zijn je huisgenoten dat ook?”

Ik denk aan mijn dochter en kan niet anders dan hem gelijk geven.“Kijk, persoonlijke toerekening van alle kosten, daar gaat het om,” gaat  P. verder. “De techniek daarvoor is er gewoon. In de medische wereld wordt die al lang gebruikt. Een onderhuidse chip kan precies registreren wat  jij doet. Welke bus of trein je neemt, hoe lang je over een verlichte weg loopt, hoeveel water je gebruikt”, “Zelfs de rioolbelasting kan op de boodschap nauwkeurig worden berekend”, vult  de inmiddels teruggekomen P. aan. “Ja precies, zegt J. “en ook de gevaarlijke gewoontes die invloed hebben op je ziektekosten kunnen in rekening worden gebracht en met een sensortje op je fiets kan iedere fietskilometer weer geld opleveren.”

We praten er nog een hele tijd over door. Hoe verder het gesprek gaat, hoe enthousiaster mijn vrienden worden en hoe unheimischer ik me begin te voelen. Mijn tegenwerpingen worden weggewuifd. “Privacy?, kom toch, maak je geen illusies. ze weten nu al, via je betaalkaart, je internetgebruik, je bonuskaart en weet ik veel, alles van je. En trouwens, wat kan het jou schelen als ze weten hoe vaak je naar de wc gaat?” betoogt J. “En trouwens dan kunnen ze ook zien wanneer ze een prostaatoperatie voor je  moeten plannen”, voegde hij er aan toe. Ik lachte maar mee, en schonk de glazen nog eens vol.
Ik doe een laatste poging.  “Maar dat gaat toch allemaal ontzettend veel kosten, alleen al de invoering van die OV-kaart kost anderhalf miljard euro.” “Ach jij altijd met je kosten”, werpt P. tegen, “het geeft toch ook  werkgelegenheid, het is toch innovatief. En trouwens de vooruitgang kan je nu eenmaal niet tegenhouden.”  We nemen er nog een en dan is het bedtijd.

Die nacht slaap ik slecht. Ik moet er niet alleen twee keer uit, maar ik heb ook steeds het gevoel dat ik in de gaten word gehouden.

De volgende avond moet ik naar Utrecht. Bij de metro stempel ik mijn strippenkaart en wurm me langs de OV poortjes die daar al en hele tijd staan te glimmen vooruitlopend op de invoering van chipkaart. Kleredingen denk ik, en ik voelde me bekeken. De metro is op tijd en de trein heeft gelukkig een kleine vertraging zodat ik op station Duivendrecht rustig een kaartje kan kopen. In Utrecht koop ik beneden bij de bussen een nieuwe strippenkaart zodat ik op de terugweg vanaf Duivendracht of  Amsterdam Zuid meteen door kan reizen.

Die nacht slaap ik  beter. Wel heb ik een rare droom. Ik heb verschillende afspraken, één in Utrecht, één in de Bijlmer en nog één ergens anders. Het is heel ontspannen, maar toch heb ik het gevoel dat er iets mist. Ik loop rustig van de metro naar de trein en stap in Utrecht zo de bus in. “Goedemorgen”, zegt de chauffeur vriendelijk. Dan schiet  het me te binnen en ik mompel iets tegen hem: kaartje, stempelen. “Meneer is nog niet helemaal wakker geloof ik”, is zijn antwoord. “We leven in de 21e eeuw hoor,  kaartjes dat is toch al weer een paar jaar terug.” “Maar de kosten, feitelijke toerekening”, hoor ik me zelf zeggen. “Ach meneer u betaalt toch belasting, u heeft er toch ook baat bij dat de lucht schoner is dan vroeger. En u gaat toch niet méér reizen alleen omdat het nu gratis is. Nee, meneer, ga zitten want ik moet optrekken.” Ik voel een lichte schok en dan word ik wakker.