-
10 april 2006
Violet met 'n tint roze
Toen ik de leeftijd had om te dwepen, dweepte ik met hem. Andere kandidaten voor mijn grenzeloze 16-jarige bewondering -Mao, Johan Neeskens en Lou Reed bijvoorbeeld- waren bezig in iets waarin ik nooit hun niveau zou kunnen bereiken. Maar omdat ik in mezelf 'n groot schrijver vermoedde, liep ik weg met Reve. Het eerste boek waarom ik huilde was van hem (“Nader Tot U”, de gedichten), mijn opstellen voor Nederlands op de middelbare school waren geheel in zijn stijl.
Toen ik de leeftijd had om 'n ego op te bouwen, had ik Reve als leidraad. Ik verdedigde tegenover mijn medestudenten zijn “Racistisch gedicht” op 'n Nacht van de Poëzie te vuur en te zwaard. Ook ik kleide en boetseerde 'n god die als twee druppels water op mijzelf leek en noemde die katholiek. En hoe kon dit geweldige “Ik” dat ik aan het worden was, mooier tot voltooing komen dan in 'n boek met een titel die bij voorbaat ademloos maakt, het lezen van dat boek eigenlijk overbodig?
Toen ik de jaren des onderscheids bereikte, las ik zijn nieuwe boeken niet maar zijn oude nog eens en nog eens. Voor mij bleef “De Avonden” het beste boek van na de oorlog juist omdat het vlak na die oorlog geschreven was en het woord oorlog er niet in voor komt. Ik kende nu het kunstje. In de herinnering van een ander beklijven, geschiedenis maken, iets achterlaten- dat was niet iets voor met het oog op de naderende dood, op het sterfbed, maar integendeel voor tijdens het leven zelf.
Revisme dus. Toeslaan wanneer de ander er het minst rekening mee houdt. Even in zijn of haar neus peutert. Of kinderen krijgt. Wanneer ik voorgoed afscheid neem van ergens, iets of iemand, vertel ik die anekdote uit “De Avonden”, die over de man die uit het gekkenhuis ontslagen wordt. Gevraagd naar wat hij nu gaat doen, zegt hij dat dat van alles kan zijn maar dat hij misschien wordt wat hij was voor zijn opname: theepot.
Revisme dus. Het laatste boek dat ik van hem las, was “Een Eigen Huis”. By the way de enige Reve waarin meneer mij een erectie bezorgde door het beschrijven van 'n van zijn kant gezien tegennatuurlijke daad met een Engelse dame. Er komt een verhaal in voor over konijntjes of haasjes (“Daar wil ik nu vanaf wezen”) die 'n huis van stront bouwen en het geloof ik ook nog met elkaar doen. Dat verhaal heb ik in 1982 voorgelezen. Aan de doelgroep. 'n Brugklas in Gouda.
Ik was die herfst would be leraar geschiedenis. De school was het Sint Anthonius College, katholiek dus. Ik vond mijn leerlingen toe aan iets anders dan “Jan, Jans en de kinderen”. En mijzelf aan 'n nieuwe uitdaging. Ik wist dus dat ik m'n kop in de strop stak maar bereikte alle aan mij toegewezen klassen met mijn boodschap voordat ik bij de rector moest verschijnen. Omdat de man het bij een berisping en verbod liet, genoot ik tijdens de rest van de stage met volle teugen van het ontzag dat de leerlingetjes voor me hadden gekregen.
Vierentwintig jaar later krijg ik gelijk. In de Reve-terugblik tijdens het NOS-journaal zit 'n man, 'n jongen nog zoals ik toen, tussen kinderen één en al oor voor wat hij voorleest. Het verhaal is de versie met Sinterklaas maar de “grote bolus van kak die de Sint bakt uit zijn eigen achterste” werkt niet minder op de lachspieren van het kleine publiek. De snik van Joop Schafthuizen, het oordeel van Harry Fullis, zelfs de stem van Reve zelf waarmee hij ooit op de radio “De Avonden” integraal voorlas -niets haalt het voor mij bij dit korte beeld. Gelijk hebben en gelijk krijgen. Revisme dus. In de woorden van de bedenker van dit moois zelf: “Ik denk dat God in grote lijnen gelijk heeft.”
Hij heeft het dus toch nog geschreven, “het boek dat alle boeken overbodig maakt, behalve de Bijbel en het telefoonboek.” “Het Boek van Violet en Dood”. Ik wist niet dat het bestond en zou het toch niet hebben gelezen. Want het heette altijd anders. Decennialang verwees Reve er ons naar als “Het Boek van het Roze Violet en de Dood”. 'n Boek zonder de titel die bij voorbaat ademloos maakte, moet als ongeschreven worden beschouwd en zo is het goed...