Skip to main content
  • 23 juli 2023

Uitstervensbegeleiding

Eva Bardi

Ik las het boek Apocalypsofie, van Lisa Doeland. De schrijfster waarschuwt ervoor om ons ons einde als soort voor te stellen als een knal, een event. Hollywood heeft ons opgezadeld met het idee dat we overal en altijd de regie voeren, ook over onze toekomst. Maar ons uitsterven is geen belofte aan de horizon waarin een heldenrol is weg te geven. Het is integendeel een langzaam proces dat al gaande is.

De ondertitel van Apocalypsofie luidt: Over recycling, groene groei en andere gevaarlijke fantasieën. Doeland geeft hiermee aan dat ‘verantwoorde afvalverwerking’ neerkomt op boerenbedrog, en is bedoeld om de kapitalistische groei-ekonomie in stand te houden. Zij bepleit een andere houding ten aanzien van verrotten en vergaan, eentje waarin wij leren om dat op een ‘goede’ manier te doen.

Maar Doeland is beter thuis in afval en de verwerking daarvan dan in stervensbegeleiding. Dat bezorgde mij teleurstelling bij het lezen van haar boek. Ik blijf zitten met het gevoel dat zij uiteindelijk toch kiest voor de rebellie tegen het einde (deelname aan XR), en de dood de dood laat. Ik vind het prima dat ook zij zich geroepen voelt om op een autoweg te gaan zitten, maar ik wil niet dat we als soort op de wip blijven zitten.

‘Wat als er niemand meer is om überhaupt nog de vraag te stellen naar het goede, het ware, en het schone?’, zo vraagt Doeland zich op de achterkant van haar boek af. En ergens in haar verhaal stelt zij dat ons lichaam uiteindelijk alleen maar een huis van onze ‘geest’ is. Dat die geest na het (uit-)sterven wellicht voortleeft. Maar hoe bevrijdend is dat? Met andere woorden: waarom niet in de uitsterving de bevrijding gezocht, juist van die geest?

Ikzelf heb van alles in mijn geest moeten laten voortduren. Ik heb geloofd dat ik mijn vader in Australië kan terugvinden en ik heb het zoeken naar (sporen van) hem nooit opgegeven. Het land waarin ik geboren en getogen ben -Joegoslavië- is opgehouden te bestaan maar het is er in mijn herinneringen en zal daarin nooit door iets anders vervangen kunnen worden. Hoe fijn is dat? Het is een marteling.

Toevallig las ik voor het verschijnen van Apocalypsofie half juni, een ander boek, een roman: Galápagos, van Kurt Vonnegutt (1985). Daarin kijkt een ik-figuur een miljoen jaar terug, naar de mensheid zoals wij die kennen. Een reeks hilarische gebeurtenissen drijft een groepje mensen naar de Galápagos-eilanden waar zij als enigen van onze soort overleven. Een miljoen jaar daarna zijn ‘wij’ er nog steeds, maar in een gemuteerde vorm, als vis-achtigen.

Vonnegutt geeft in zijn boek aan hoe we voor de ramp niet meer in de evolutie pasten: we hadden te grote breinen, waarmee we zowel de Negende symfonie van Beethoven hebben kunnen componeren als De Bom. Een miljoen jaar na 1985 kan niemand meer muziek componeren maar zijn we ook vergeten dat we dat ooit konden. Of waarom we dat deden. Zodat het geen pijn doet. We voelen geen pijn meer. Zoals Vonnegutt het stelt: we voelen niets meer.

Zo te sterven zou voor mij 'goed' zijn ...