Skip to main content
  • 04 mei 2007

Meer dan een verloren slag: de PvdA en de verkiezingen van november 2006

Ron Blom

Ter rechter- en linkerzijde deden de Partij voor de Vrijheid (PvV) van Wilders en de SP het bijzonder goed. Het beeld werd bevestigd bij de Provinciale Statenverkiezingen van 7 maart 2007. Hoe is deze ommekeer in de kiezersgunst te verklaren?
Het inmiddels gevormde kabinet Balkenende IV rustend op een coalitie van CDA, PvdA en Christen-Unie (CU) kon alleen een meerderheid in de nieuw te kiezen Eerste Kamer behalen door de groei van de CU. De PvdA kon weer meeregeren, maar ten koste van wat?

Ondanks alle goede vooruitzichten in het begin van 2006 leed de PvdA op 22 november van hetzelfde jaar een gevoelig verlies. Het CDA werd de grootste partij in de Kamer en de Socialistische Partij dreigde de PvdA voorbij te streven. Het was de partij duidelijk dat er een onderzoek moest komen naar de oorzaken. Daarom verscheen onlangs onder redactie van Frans Becker en René Cuperus (beiden werkzaam bij het aan de Partij van de Arbeid verbonden wetenschappelijke bureau Wiardi Beckman Stichting) een scherpe analyse van de nederlaag van de sociaal-democraten bij de Tweede Kamerverkiezingen.

Het boek ‘Verloren slag. De PvdA en de verkiezingen van november 2006’ behandelt door middel van een zestal bijdragen de oorzaken van de nederlaag en gaat nader in op de campagne van de PvdA, het leiderschap van Wouter Bos, het beeld van de partij(en) in de media, de kracht van de rivaliserende SP en de onderliggende maatschappelijke trends. De bijdrages zijn toegankelijk geschreven en gaan tevens in op de raadsverkiezingen 7 maart 2006 – het hoogtepunt van de anti-Balkenende stemming in Nederland - en op bijvoorbeeld het referendum met betrekking tot de Grondwet van de Europese Unie. Nederland leek schoon genoeg te hebben van het neoliberale beleid van Balkende en Co en zou dan niet logisch zijn, dat vooral de PvdA hier van zou profiteren? Hoe anders zou het uitpakken op 22 november. Vooral het hoofdstuk geschreven door Gerrit Voerman en Paul Lucardie over de sociaal-democratisering van de SP is zeer helder in de analyse van het ontwikkelingstraject van de partij van Marijnissen. De SP is meer dan voorheen een werkelijke concurrent van de PvdA geworden. Niet alleen electoraal, maar ook ideologisch en programmatisch vlak.

Wat zijn de oorzaken?
De redacteuren van ‘Verloren slag’ stellen: ‘Het verlies lag voor een deel aan een onhandige campagne, een zwak beeld in de media en te weinig aansprekend leiderschap; voor een deel aan het politieke klachtenveld – een opkrabbelend kabinet, een verandering in het humeur van de kiezer en scherpe concurrentie, waaronder een hevige strijd met het CDA en een schijnbaar onstuitbare opkomst van de SP; voor een deel aan verwaarloosd partijonderhoud van de PvdA; en voor een deel aan dieper liggende trends die zich niet rechtstreeks in stemgedrag laten vertalen, maar daarop wel invloed uitoefenen. Het gaat dan om de effecten van de globalisering; van de Europese integratie; de vertrouwenscrisis van de politiek; de wrijvingen die immigratie met zich meebrengt – en om de nieuwe verdeling van kansen op maatschappelijk succes.’

Als voorbeeld van een gebrekkige campagne springt in het oog de ontwikkelingen rond de AOW in het voorjaar van 2006. Een voorgestelde zogeheten fiscalisering van de AOW raakte controversieel door heftige kritiek van met name oud-PvdA-coryfee en Volkskrant-columnist Marcel van Dam. Het CDA speelde hier handig op in met de leus ‘Met Bos ben je de klos!’ Het verzet in de afgelopen jaren van oppositieleider Bos tegen het CDA-VVD kabinet (en D66) bestond vooral uit het propageren van ‘een redelijk alternatief’ en ‘de pijn eerlijker verdelen’. Bos liet ook merken niets te zien in een gezamenlijk optrekken met SP en GroenLinks. De doelstelling bij de verkiezingen was dan ook regeringsverantwoordelijkheid samen met het CDA.

Partij in spagaat
‘Verloren slag’ beoordeelt de PvdA als een partij in spagaat: ‘Vanouds berust de PvdA op een coalitie van arbeiders, middengroepen en intellectuelen; van ‘de onderkant van de samenleving’ en de modale Nederlandse werknemers tot aan ‘yuppiesocialisten’. De partij is al enkele decennia bezig met het steeds meer afstand nemen van de traditionele sociaal-democratische opvattingen en tegelijkertijd wilde ze al die verschillende groepen blijven bedienen. We kunnen hierbij denken aan het afschudden van de ideologische veren onder Wim Kok, de deelname aan regeringen met CDA en VVD die verantwoordelijk waren voor neoliberaal beleid.
De samenwerking met de VVD onder de noemer van ‘Paars’ was de typisch Nederlandse uitwerking van de sociaal-liberale Derde Weg, zoals voorgestaan door Tony Blair in Engeland en Bill Clinton in de VS. De PvdA is bovendien ook steeds meer een bestuurderspartij geworden. Gewone vakbondsleden en buurtactivisten voelden zich er niet meer thuis. Het veelbesproken ‘type Jan Schaefer’ zag je nauwelijks meer. Een deel had inmiddels de overstap gemaakt naar de SP.
Wat de PvdA ook nekte was natuurlijk het economisch herstel. Dat straalde af op de zittende premier. Dat dit tegelijkertijd niet alles zegt blijkt wel uit de winst van de SP. De PvdA had zich echter in tegenstelling tot de tomaatsocialisten nooit fundamenteel uitgesproken tegen het neoliberale beleid van Balkenende. Door te wijzen op het economisch herstel leek Balkenende zijn harde ingrepen achteraf te kunnen legitimeren.

Wat is er van het traditionele sociaal-democratische gedachtegoed overgebleven?
De PvdA heeft zich net als haar zusterpartijen in de rest van de wereld neergelegd bij het kapitalistische bestel. Vooral onder omstandigheden van economische groei, zoals in de periode na de Tweede Wereldoorlog (‘golden age’) was er ruimte voor hervormingen. De dreiging van het communisme droeg daar eveneens aan bij. Voor het establishment was het helder dat er zekere concessies moesten worden gedaan aan de eisen van de arbeidersbeweging. De combinatie van een neoliberale roll-back van de verworvenheden van de arbeiderklasse en de val van het communisme hebben geresulteerd in een crisis van de sociaal-democratische ideologie. De ruimte voor hervormingen van het kapitalisme binnen het bestaande systeem nam steeds meer af. In plaats daarvan begon de sociaal-democratie met het hervormen van haar eigen programma en ideologie. De PvdA deed mee in het koor van de privatiseringen en bezuinigingen. Ook op het vlak van asielbeleid bleken sociaal-democratische bewindslieden niet minder hardvochtig te zijn dan die van CDA of VVD. Het resultaat was een sociaal-democratische partij die dat alleen nog maar in naam was. Het programma, ideologie en partijoptreden verschilden nauwelijks meer van andere burgerlijke partijen.

Waarheen gaat de SP?
Ondertussen was een partij als de SP in staat om hier van te profiteren. De ruimte die de PvdA liet liggen werd ingenomen door de hardwerkende socialisten van de SP, die nog wel actief waren aan de basis. Volgens exit polls kwam een kwart van de SP-stemmen bij de PvdA vandaan. Vakbondsactivisten die in het verleden affiniteit hadden met de PvdA, stemmen nu op de SP of zijn er lid van geworden. Opvallend genoeg vinden we in ‘Verloren slag’ niets over de verandering van de traditionele band tussen vakbeweging en sociaal-democratie. De SP is er in geslaagd om steeds meer afstand te nemen van het klassieke socialistische gedachtegoed, zonder dat dit tot nu toe geleid heeft tot scheuringen. Bovendien bestaat er aan de linkerkant van die partij geen serieus electoraal alternatief.
De trek van de PvdA naar rechts bood de SP electorale mogelijkheden, maar daarvoor moest deze partij volgens Voerman en Lucardie wel iets doen: ‘Zij diende zich aan te passen om bij (meer) kiezers in beeld te komen. Evenals de PvdA werd ook de SP gematigder en pragmatischer – in onze optiek: niet langer socialistisch, maar geleidelijk aan meer sociaal-democratisch, zij het wel radicaler dan de PvdA. De SP streeft tegenwoordig immers niet langer naar socialisatie van de productiemiddelen of planning van de productie, maar naar versterking van de sociale verzorgingsstaat en regulering van de markt, met iets meer overheidsinvloed dan tegenwoordig. Bovendien heeft de partij de parlementaire democratie aanvaard. Deze positie lijkt ons kenmerkend voor de naoorlogse sociaal-democratie.’ De SP zelf is het met deze aanduiding eens, alhoewel ze daar weinig ruchtbaarheid aan geeft: ‘Met het typeren van de SP als sociaal-democratisch is niets mis, mits de aanduiding sociaal-democratisch + is’ aldus Tiny Kox, momenteel voorzitter van de Eerste-Kamerfractie van de SP.
De partij heeft inmiddels ook haar anti-NAVO-standpunt laten vallen en ook op andere onderwerpen schuift de SP naar het politieke midden. Gelukkig zijn er binnen de SP nog wel individuen, stromingen en groepen die het tij trachten te keren.

Twee sociaal-democratische partijen
Het is lastig een blauwdruk te geven voor de toekomst. Wel is het zeer aannemelijk dat de sociaal-democraten van de PvdA verder in een neerwaartse spiraal zullen geraken. Het onderzoeksrapport van Ruud Vreeman moet nog verschijnen en de uitkomst ervan zal verder bijdragen aan de crisis van de partij. Te verwachten is bovendien dat de netelige positie van Wouter Bos als verantwoordelijke minister van financiën weldra zal bijdragen aan de impopulariteit van de PvdA. Weer een sociaal-democratische minister die mag uitleggen waarom er bezuinigd dient te worden. De linkse concurrentie van de SP zal hier garen bij spinnen. Zeker is dat de structurele hegemonie van de PvdA op links weg is. De linkse concurrentie van de PvdA is nog nooit zo sterk geweest. Bovendien is de partij met het verder opschuiven van de SP hoogstwaarschijnlijk haar monopoliepositie binnen de Nederlandse sociaal-democratie kwijt.
Hiermee lijken de electorale perspectieven voor het ‘socialisme light’ van de SP zeer gunstig. De grote vraag is natuurlijk in hoeverre de SP blijft vasthouden aan een radicaal sociaal-democratische hervormingsprogramma. Niet uitgesloten mag worden dat ook deze partij uiteindelijk zodanig verandert onder invloed van de bestaande maatschappij, dat structurele hervormingen op spreekwoordelijke wijze achter de horizon verdwijnen. Een traject waar de klassieke sociaal-democratie bijna honderd jaar over heeft gedaan, maar dat als krachtige oppositie binnen de SP uitblijft ook in kortere tijd afgelegd kan worden.