-
07 oktober 2010
Tijd en geest
Ik sprak ooit iemand die de IJ-tunnel wilde opblazen. Omdat hij beschonken was en onze korte ontmoeting in het holst van de nacht plaatsvond, herinner ik mij het geval nu pas. Hoe anders zou ik vandaag gehandeld hebben. Ik zou hem vanuit mijn ooghoeken bespied en alle mogelijke uiterlijke kenmerken van de man in mijn hoofd opgeslagen hebben. Vervolgens zou ik naar het dichtstbijzijnde politiebureau zijn gelopen en mijn wetenschap aan een agent met een Pim Sieriks-snor verteld hebben. Daarna zou ik een tijdje de bedrijvigheid van bommenopruimingsbrigades en politiehelikopters rond de IJ-tunnel hebben gadegeslagen en 's ochtends zou ik hebben gewacht op het eerste verzoek voor een interview van een krant of televisieprogramma.
Pim Sieriks was 'n piloot die ooit een gekaapt vliegtuig rechtstreeks in handen van de Mossad of de CIA vloog en daarmee de status van Held kreeg. Hij had een snor en enige tijd kweekte heel ordelievend Nederland zo'n zelfde snor. Ik werkte toen op Schiphol en kwam er 'n lookalike van Pim Sieriks tegen. Ik deed er smerig werk, samen met Turken en Marokkanen. Sieriks riep tegen me: "Geef die bezem aan een Turk!", nam me mee in zijn autootje, reed ons over heel de luchthaven en vertelde me over zijn familie die in Zuid-Afrika leefde. Ik vroeg me af hoe 'n racist als hij op de meest kosmopolitische plek van het land kon werken en vroeg dat ook aan hem. Daarop liet hij mij pardoes achter naast een landingsbaan.
Hoe anders zou ik vandaag gehandeld hebben. Ik zou hem hebben gezegd dat hij 'een uitgesproken mening' had over gastarbeiders en hem daarvoor hebben geprezen, niet zozeer voor die mening maar voor het feit dat hij die durfde uit te spreken. Vervolgens zou hij mij op koffie en een sigaar hebben getrakteerd en hebben uitgenodigd voor een partijtje golf. Ik zou ook bij mijzelf te rade zijn gegaan en me hebben afgevraagd over waarom ik best wel tevreden was met mijn vieze baantje tussen mannen die ook snorren droegen maar geen vliegbrevet hadden. Ik zou Sieriks met golfen hebben laten winnen, hem zijn Telegraaf hebben voorgelezen, ja desnoods zijn lelijke dochter hebben genaaid om op Schiphol op te kunnen klimmen tot helemaal in de verkeerstoren.
Ik werkte ooit bovenop de IJ-tunnel, in het postkantoor. 'n Raamloos gebouw waarin het oorlog was. De werkvloer bestond uit opengewerkte kasten waarachter gekleurde vrouwen zaten op een hoge kruk maar met hun kleren aan. Hoog boven de werkvloer hielden hogere chefs door kamera's die op mitrailleurs leken het werkproces in de gaten. Op de werkvloer deelden lagere chefs bezems uit aan werknemers die te laat kwamen of om 'n andere reden (of omdat het hun beurt was) straf verdienden. Ik liep vaak achter de bezem totdat me echt werk werd aangeboden. De postkode was zojuist ingevoerd en dat betekende dat brieven die nog niet van die kode waren voorzien bij één man terechtkwamen die over zoveel aardrijkskundige kennis beschikte dat hij de brief in het juiste verzendkanaal kon krijgen. Ik nam de baan niet aan want ik wou weg uit de oorlog.
Hoe anders zou ik vandaag gehandeld hebben. Ik zou mijn hoofd gepijnigd hebben over de vraag hoe deze zeer belangrijke funktie vervuld kon worden door een man van niet-Nederlandse origine. Ik zou niet tevreden zijn geweest met de veronderstelling dat zijn voorouders misschien al vijf generaties geleden naar het land waren gekomen. Ik zou hem een tijdje bij zijn werkzaamheden bespied hebben, klaar om in het Adelaarsnest boven ons te gaan verklappen dat hij Scheemda met Roodeschool had verwisseld. Ik zou niet gerust hebben voordat ik de man achter zo'n kast had gekregen, tussen zijn eigen soort...