-
21 augustus 2009
Tariq Ramadan, of, hoe Nederlands links niet om de islam-haat heen kan
De islamofobie in Nederland neemt hysterische vormen aan. De Europese Commissie tegen Racisme en Intolerantie sprak vorig jaar van een ernstige situatie. Uit onderzoek van NIPO blijkt dat vijftig procent van de bevolking bang is voor de islam en tachtig procent de integratie van moslims als mislukt beschouwt. In de ‘Monitor Racisme en Extremisme’ van onder andere de Anne Frank Stichting werd in december 2008 gesteld dat meer dan de helft van de 14 tot 16-jarige jongeren negatief tegenover de islam staat. Uit de monitor blijkt ook dat discriminatie van moslims toeneemt. Racisme en islamofobie worden bovendien steeds vaker gewoon gevonden. De rem is er af. Het gevolg is (onder andere) een toename van racistisch geweld tegen moslims.
Islamofobie
Ramadan wordt er niet zomaar van beschuldigd ‘met dubbele tong’ te spreken of een ‘wolf in schaapskleren’ te zijn. Moslims zijn in de ogen van islamofobisch, populistisch rechts gewoon niet te vertrouwen. Een islamitische intellectueel die bovendien de imperialistische oorlogen in Irak en Afghanistan en de bezettingspolitiek en het geweld van Israël scherp bekritiseerd, moet kapot gemaakt worden, zoals de Iraanse Nederlanders Benham Taebi, Peyman Jafari en Farhad Golyardi in Trouw terecht stellen.
De logica van de islamofobie is simpel en effectief. Moslims zijn niet te vertrouwen en vormen een bedreiging voor de morele en culturele contouren van de Nederlandse natiestaat; van ‘het westen’; van de democratische samenleving; van ‘tolerante’ waarden. Ze vormen in de ogen van extreem-rechtse politici als Geert Wilders en islamofobische ‘intellectuelen’ als Afshin Ellian bovendien een coherent, eenvormig blok. Islamofoben houden eigenlijk vol dat moslims een ander soort mensen zijn. Hun loyaliteit ligt altijd eerst bij god of de Koran, niet bij de samenleving, democratische waarden, mensenrechten, de grondwet of menselijke waarden als vriendschap en liefde. Een van de consequenties van de islamofobie is dan ook de dehumanisering van moslims. Een dehumanisering die het onder andere mogelijk maakt dat mensen gemarteld worden door of in opdracht van Amerikaanse militairen; dat het brute, gewelddadige optreden van Israël in Palestina steeds weer door de vingers wordt gezien en goedgepraat; dat ‘Het Parool’ zonder morren een column van Theodor Holman plaatst waarin de facto wordt gepleit voor een soort biologische bevolkingspolitiek als oplossing voor het door Holman veronderstelde islamitische probleem in Nederland.
Secularisme en individualisme
De islam vertegenwoordigt, zo lijkt het, voor veel mensen de terugkeer van de religie en de bedreiging van seculiere waarden. Nederlanders hebben de neiging hun eigen geschiedenis op te vatten als een lange en moeizame strijd tegen een allesbepalend calvinisme of katholicisme. Na de jaren zestig is Nederland in razend tempo geseculariseerd, een proces dat in Nederland veel sneller en radicaler is verlopen dan in andere landen, zo stelt onder andere de godsdiensthistoricus Peter van Rooden. Van Rooden betoogt dat in de jaren zestig in Nederland een radicale verschuiving optreedt van een situatie waarin religie vanzelfsprekend het handelen en de sociale context van mensen bepaalt naar een situatie waarin idealen ‘van de expressieve en reflexieve zelf’ centraler komen te staan.[ii] De antropoloog Peter van der Veer stelt dat een ethos van ‘plezier’ en consumptie in het Nederland van na de jaren zestig centraal is komen te staan. Dat ethos wordt gezien als belangrijke verworvenheid van de secularisering. Moslims bedreigen volgens Van der Veer in de ogen van veel Nederlanders het ethos waarin vrijheid, consumptie en individualisme centraal staan.. Dat juist figuren als Pim Fortuyn en Theo van Gogh zo’n cruciale rol speelden in islamofobische politiek is dus geen verrassing. Zij belichaamden het hedonisme en consumentisme van de postmoderne, ‘postcalvinistische’ Nederlandse samenleving. Moslims daarentegen brengen een zichtbare en belichaamde religie (de hoofddoek!) opnieuw de publieke sfeer in en bedreigen ‘de verworvenheden van de jaren zestig’.
Zowel Van der Veer als Van Rooden negeren de opkomst van het neoliberalisme. Maar juist het neoliberale offensief vanaf eind jaren zeventig geeft een specifieke, rechtse draai aan de idealen en praktijken van ‘de expressieve en reflexieve zelf’ en legt de basis voor de virulente islamofobie waar we vandaag mee te maken hebben.. Het neoliberale individualisme wordt gekenmerkt door een sterke nadruk op het autonome individu, dat verantwoordelijk wordt gehouden voor zijn of haar eigen welzijn. (‘Er is in dit land te veel solidariteit’, riep VVD’er Annemarie Jorritsma begin deze eeuw. Twee decennia eerder stelde Margaret Thatcher:: ‘There is no such thing as society.’).
Islamofobische vertogen construeren moslims als te weinig autonoom en individualistisch. Hun (veronderstelde) verbondenheid aan religie, traditie, gemeenschap, verleden wordt gezien als probleem en als een (culturele) verklaring voor uitsluiting, marginalisering, armoede. Men is gewoon niet ‘modern’ genoeg. Islamofobie en neoliberalisme zijn sterk met elkaar verbonden. Islamofobische partijen en politici, van Bolkesteijn tot Verdonk, van Fortuyn tot Wilders, benadrukken de zogenaamde oververtegenwoordiging van migranten onder baanlozen, bijstandsgerechtigden en arbeidsongeschikten om harde aanvallen op de verzorgingsstaat te rechtvaardigen.
Links en de islamofobische context
Tariq Ramadan belichaamt ‘de islamitische dreiging’. Hij is met zijn weinig ‘traditionele’ voorkomen niet met plat racistische beeldvorming af te serveren. Net als Dyab Abou Jahjah enkele jaren geleden moet hij het ontgelden omdat hij niet gemakkelijk tot een ‘ver verleden’ te veroordelen is. Hij spreekt de taal van de moderniteit, maar bepleit tegelijkertijd een rol voor de godsdienst. En nog wel voor een godsdienst die niet van eigen bodem is. Hij bepleit een islamitische (culturele) politiek.
Kritiek op Ramadan is natuurlijk mogelijk, misschien zelfs noodzakelijk, vanuit socialistisch, feministisch, en queer perspectief. Maar links lijkt de mate waarin de islamofobie en rechtspopulisme de contouren van het debat bepalen te onderschatten. SP-integratie woordvoerder Sadet Karabulut reageerde in april, tijdens de eerste Ramadan-affaire, te snel en te ongenuanceerd op de aantijgingen van VVD’er Henk Krol, hoofdredacteur van de Gay Krant, en bepleitte het ontslag van Ramadan.
De SP in Rotterdam heeft nooit iets gezien in de aanstelling van Ramadan omdat ze niet gelooft dat een academicus zonder kennis van de Nederlandse taal de integratie in de stad vooruit helpt. De partij heeft zich echter in publicaties en in het publieke- en raadsdebat ook steeds stevig verzet tegen islamofobie en racisme. Desalniettemin zal het ontslag van Ramadan ook de SP aangerekend worden. In een klimaat dat door islamofobie wordt vergiftigd gaat iedere nuance verloren.
Links kan letterlijk niet om de islam-haat heen. De islamofobie in Nederland bepaalt helaas voor een groot deel hoe standpunten, meningen, publicaties op het vlak van integratie en religie door de media worden ‘geframed’; hoe deze worden uitgelegd en geïnterpreteerd. Onder andere door gemeenschappen en individuen die het object zijn van Wilders’ haat en uitsluiting. Of we de strijd tegen Wilders kunnen winnen hangt voor honderd procent af van de vraag of het lukt om moslims en andere migranten samen met progressieve Nederlanders in beweging te krijgen. Links – en de SP is eerlijk gezegd de belangrijkste kracht – moet zich verbinden aan het lot van migranten en dus het racisme en de islamofobie serieus nemen. De affaire Ramadan lijkt voorlopig eerder een stap terug dan een stap vooruit, wat laat zien dat we nog eens goed moeten nadenken over wat de opkomst van de islamofobie betekent voor Nederlands links, voor sociale bewegingen, voor de vakbeweging. Het is beter om daarover nu na te denken dan als Wilders in het Catshuis zit.