-
10 september 2010
Wenselijke machtspolitiek?
Vorige week kwam ik op het internet Thermon Europe weer tegen. Het bedrijf uit Pijnacker - dochter van het Amerikaanse Thermon Manufacturing Company - was in de VS veroordeeld tot een boet van 18.500 dollar voor het wegpoetsen van elke band met Israël in zakelijke correspondentie met Arabische klanten.
Ook in september 2009 las ik al een aanklacht tegen het bedrijf. Het ging toen om de levering van warmte zoekende apparatuur (met Amerikaanse onderdelen). Termon exporteerde deze vanuit Nederland naar Libië, Syrië en Iran, in totaal negen overtredingen. Per overtreding kan een maximum boete van 250.000 dollar of de dubbele waarde van de geleverde goederen worden opgelegd, zo staat dreigend in de aanklacht. Bij de schikking werd een boete van 176.000 dollar overeen gekomen tussen de Amerikaanse overheid en vijf dochters van Thermon die allen de export wetgeving hadden overtreden, waaronder dus ook Thermon Europe.
Het agressieve sanctiebeleid van de VS op de uitvoer van strategische goederen leidt bij mij tot de dubbele reactie van vreugde en scepsis. Zelf besteedde ik jarenlang mijn tijd en energie aan het zoeken naar en tegengaan van onwenselijke wapenleveranties. Af en toe kwam ik dit soort overtredingen van de Export Administration Act tegen. (Half oktober zijn er overigens weer twee seminars in Amsterdam over de toepassing ervan.) Het ging niet altijd om leveringen van belangrijke technologie, maar vaak om strafmaatregelen tegen vijanden. Uncle Sam deinst er niet voor terug om zijn armen daarbij te strekken tot Pijnacker of Heerhugowaard. Het is een onderdeel in het bredere buitenlandse beleid en wordt gebruikt om tegenstanders af te schilderen als gevaarlijke staten die op slinkse wijze wapentechnologie verzamelen, onder de ogen van bondgenoten.
De Britse golfer die via Rotterdam gespecialiseerde batterijen aan Iran leverde voor de Hawk-luchtdoelraketten moet je niet de hand boven het hoofd houden (al is de mogelijke gevangenisstraf van 35 jaar absurd); hij omzeilde immers de exportregels. De levering maakt wel duidelijk dat Iran zelfs bij onderdelen voor luchtdoelraketten, die nog aan de Sjah zijn geleverd, afhankelijk is van illegale importen.
Het sanctiebeleid blijft ook een moeilijk onderwerp, omdat het maar amper te verteren is dat het land dat verantwoordelijk is voor de helft van alle wereldwijde uitgaven voor wapens en militairen bepaalt wie wel en niet mag mee profiteren van die Amerikaanse militaire industrie. Een bedrijfstak die drijft op een stroom leningen uit de rest van de wereld.
Uiteindelijk ben ik wel blij dat gevaarlijke leveringen, die vaak via Rotterdam lopen, worden gestopt en bestraft. Het is jammer dat het uitsluitend de leveringen zijn aan de staten die het bij de VS verbruid hebben die aandacht krijgen. Bedrijven en personen die willens en wetens een loopje nemen met de exportregels hebben er waarschijnlijk evenmin moeite mee om strategische goederen te leveren aan landen die ze gebruiken bij schendingen van de mensenrechten, inzetten bij interne repressie en conflicten. Wapenleveranties die in het kader van het Wapenhandelverdrag (ATT) niet mogen krijgen minder aandacht van de opsporingsinstanties. Ze spelen immers geen rol in het machtspolitieke spel van de grote jongens.
Wie gaat die, zeg maar voor het gemak ATT-leveranties opsporen als het wapenhandelverdrag in werking is en grote onafhankelijke NGO's mogelijk hun handen van de strijd tegen de wapenhandel zullen aftrekken?