-
05 mei 2008
Vragen stellen
“Verzet begint met kleine dingen” dichtte Remco Campert, zoon van WOII-held Jan. “Jezelf een vraag stellen. En dan die vraag aan een ander stellen. Daarmee begint verzet.”
Een paar weken geleden demonstreerde de Campagne tegen Wapenhandel tegen een Hoge Pief van wapenfabrikant Lockheed Martin, die in ons parlement mocht vertellen dat we een duur nieuw gevechtsvliegtuig moesten kopen (ik zeg niet van welk type – ìk ga hier geen reclame maken). Het parlement heeft zich door luchtmacht en wapenindustrie laten aanpraten dat we het ding nodig hebben. Ze hebben geen idee waarvoor, daar hebben ze ook nog niet over nagedacht. Ze praten er alleen maar over hoeveel hij kost. Het beste waar de oppositie mee komt is: Misschien moeten we er toch wat minder kopen. Of een goedkoper type nemen. "Kunnen regering en parlement ons het nut van gevechtsvliegtuigen uitleggen als je soldaten vooral last hebben van bermbommen?" stond er in het persbericht van de demonstratie.
De volgende morgen, terwijl ik foto’s van de demo op de website aan het zetten was en de radio-uitzending erover nog eens terugluisterde, kwam per mail het bericht binnen dat er weer twee jonge jongens waren gesneuveld in Afghanistan. Twee Nederlandse jongens welteverstaan, want over de Afghaanse jongens en meisjes die ontploffen of aan flarden geschoten worden tijdens deze wederopbouwmissie horen wij over het algemeen weinig.
Ik moest meteen denken aan het persbericht. "Kunnen regering en parlement ons het nut van gevechtsvliegtuigen uitleggen als je soldaten vooral last hebben van bermbommen?" Even vroeg ik me af of ik die zin uit het persbericht moesten schrappen. Postuum. Uit respect of zo. Het leek bijna wel alsof het erom gedaan was.
Maar ik heb de zin laten staan. Uit respect of zo. Want de vragen moeten gesteld worden.
Waarom sturen wij militairen naar Afghanistan? Ik denk dat ‘onze’ jongens en meisjes hun stinkende best doen om hun opdracht goed uit te voeren. Maar dat regering en parlement ze met de verkeerde opdracht hebben uitgestuurd. Een oorlog tegen zelfmoordterroristen en geïmproviseerde bermbommen win je niet met zwaar militair materieel. De 'hearts and minds' van de Afghaanse bevolking win je ook niet met zwaar militair materieel.
Politici die een beetje nadenken weten dat we niet in Afghanistan zitten voor wederopbouw en vrede. Wij zitten in Afghanistan zodat de Amerikanen meer troepen kunnen vrijmaken om in Irak in te zetten. En om als klein land met de groten mee te mogen praten. Zoals oud-minister Kamp in de Defensiekrant zei: “Door onze grote internationale inzet kunnen we aan de NAVO-onderhandelingstafel best een grote broek aantrekken.” Dat is fijn, belangrijk zijn. Daar mogen best wat jongens en meisjes voor sneuvelen blijkbaar. Dat de steun van de Nederlandse bevolking voor de missie steeds verder afneemt is ook niet erg. Want bij verkiezingen stemmen mensen toch over binnenlandse thema’s: onderwijsbeleid, ouderenzorg, ruimtelijke ordening. Afghanistan zal de doorslag niet geven.
We zitten weer midden in een politionele actie, waarbij wordt gedaan alsof wij het morele gelijk hebben (“Vrouwenbesnijdenis! Meisjesonderwijs!”) en waarbij militaire inzet de simpele oplossing voor hele complex problemen moet zijn. De enige Nederlanders die er echt last van hebben, zijn de militairen die terug keren met twijfels en trauma’s, maar die mogen niet met de pers praten. De rest van Nederland kijkt naar de UEFA-cup, leest ‘De vliegeraar’ en ergert zich aan hondepoep. En de rest van Nederland, dat zijn jij en ik. Denk daar maar aan, als je op 4 mei twee minuten stil bent.