-
12 juni 2022
Probleempje
Ik zou de meerkoet met kiezelsteentjes hebben kunnen bekogelen.
Er zijn problemen waar je een oplossing voor hebt. Als er een zandkorreltje in je oog waait, dan haal je het eruit. Waait het in het oog van je wandelmaatje, dan help je die om het eruit te halen. Dat is al iets lastiger dan bij jezelf, want je weet niet precies hoe jouw handelingen bij de ander overkomen, wat die voelt, of je het niet, ondanks alle goede bedoelingen, juist pijnlijker maakt. Met de meeste wandelmaatjes kun je goed praten over wat die ervaart, maar er zijn ook personen die piepjong zijn, of een hersenbeschadiging hebben, en wat dan? Het zandkorreltje moet eruit. Volgens jou.
Een verwaaid zandkorreltje Is een probleempje van niks. Er zijn problemen waar je best een oplossing voor kunt bedenken, maar waar je met anderen te maken hebt en waar je soms wel maar soms ook niet weet wat die anderen denken, wat ze ervaren.
Neem Poetin.
Of nee, eerst de meerkoet. In de coronajaren hebben we de meerkoeten en waterhoentjes in de sloten en plasjes naast onze straat beter bekeken dan ooit. We wandelden vaker dichter bij huis. We zagen aandoenlijke piepjonge vogeltjes. Zagen ruzie. Zagen het aantal jongen drastisch verminderen. Zagen een rat. Zagen een geduldig op prooi wachtende reiger. Zagen een ringslang zonnen op een verlaten waterhoennest. Zagen heel veel niet.
Dit jaar hebben we niet hap-snap maar systematisch naar de rallen in de straat gekeken. Ral komt uit het Frans en is een onomatopee, een klanknabootsend woord. De roep van een waterhoen kun je inderdaad als ‘ral’ horen, al is het meer ‘krroealrrk’. Maar een meerkoet zegt ‘pklienk’ en zit toch in de familie rallen. We horen het veelvuldig, want vrijwel elke dag kijken we even hoeveel vogels van beide soorten in de achthonderddertig meter sloot langs onze straat (en langs de A27) zitten en wat ze doen. Je ziet toenadering. Je ziet afstoting. Je veronderstelt verliefdheid. Je ziet ouderzorg. En nog veel meer. Beter kijkend dan ooit zie je vrijwel elke wandeling gedrag dat je nooit eerder zag. (En voor wie de soorten niet uit elkaar kan houden: een meerkoet is groter, dus er is meer koet dan hoen.)
Behalve de sloot zijn er twee plasjes van zo’n 15 bij 60 meter. Vorig jaar hebben daar twee paar meerkoeten tweemaal gebroed en van bij elkaar twintig jongen is er maar eentje volwassen geworden. Bijna volwassen, want eenmaal groot en bijna op kleur is die weggejaagd door de ouders, of eentje daarvan. We weten niet waar het jong gebleven is.
Dit stel meerkoeten, we noemen ze het hardvochtige stel, is dit jaar nog niet aan het broeden geslagen. Zij gaat ervandoor als hij wil paren. Hij viert zijn frustraties bot op andere vogels in de plas. Een vrouwtjes-eend zorgt dat ze uit de buurt blijft. Een homopaar van twee woerden laat zich wegjagen. (Deze mannetjes zijn al maanden samen en zitten zelden verder dan een halve meter van elkaar.) Een broedend paar waterhoentjes wordt razend als de meerkoet komt treiteren, maar leggen het fysiek toch af.
Razend, hardvochtig, gefrustreerd zijn natuurlijk termen die je bij mensen gebruikt. We weten niet wat de vogels denken, hoe ze het leven ervaren, of ze het ervaren, of ze een karakter hebben, of dat ene meerkoet-mannetje echt een naarling is.
Onzichtbaar achter overhangende braamstruiken hebben waterhoentjes in het plasje gebroed. Eentje is als individu herkenbaar vanwege afwijkende witte veertjes, dus we weten dat ze om en om hebben zitten broeden. Toen er al lang jonkies moesten zijn zagen we de oudervogels met voedsel aan komen zwemmen en onder de takken verdwijnen. Maar ook zagen we de meerkoet-bruut van tientallen meters afstand erop afkomen om te klieren. Kon dat goed aflopen?
We hebben uiteindelijk de waterhoentjes met één jong in de aanpalende sloot gezien. Gevlucht. Daar gestoord door weer een andere meerkoet. Terug naar het nestelplasje, geen jong te zien. Weer verjaagd, over de skatebaan heen naar een andere sloot. Ook de hardvochtige komt daar klieren, de waterhoentjes laten zich verjagen, er klinkt nog wel gepiep. Het ene jong?
DUIC, de Utrechtse Internet Courant die ook op papier gratis overal te krijgen is, loopt een dag mee met de dierenambulance. En wat staat daar? ‘We rukken uit voor een meerkoet-kuiken in Voordorp. Een jongen vond het kuikentje en alarmeerde de dierenambulance. Het diertje wordt naar de vogelopvang gebracht.’ Er staat een foto bij met niet een meerkoet-kuiken maar een waterhoen-kuiken. ‘Ons’ waterhoen-kuiken, locatie en dag kloppen!
Wat hier gebeurt is dat iemand behulpzaam wil zijn, naar een behulpzame dienst belt die een kuiken bij een behulpzame opvang aflevert. Intussen zwemmen de ouders hier nog gewoon rond. Of ‘gewoon’ – zonder jong. Er was een vervelende interactie tussen een meerkoet en waterhoentjes, het zou kunnen dat het voor het jong verkeerd afgelopen was, maar het zou ook kunnen dat het luid piepende jong toch weer bij de zeer verontruste ouders terecht was gekomen, die zijn niet dom. Mensen denken wel een oplossing te weten, maar hoe brengen die het jong groot? Kunnen mensen dat wel?
Komen we bij Poetin. Ik wilde de rallen even noemen als een terzijde, maar al schrijvend is het meer een parabel geworden waarin allerlei parallellen aan te wijzen zijn van hoe het gaat en goed gaat en misgaat. Hardvochtig, bruut. Toepasselijke termen. Van de nare meerkoet weet ik niet wat erin omgaat, maar eerlijk gezegd heb ik ook geen flauw idee hoe het in de kop van Poetin werkt.
Het is niet moeilijk om tegen de agressor te zijn. Mijn oudoom, ik heb de man niet gekend, was tegen de inval van het Duitse leger in Nederland. Toch was hij zo pro-Duits als maar kon, hij was namelijk hopman bij de WA, de weer-afdeling van de NSB, hun geüniformeerde knokploeg. Tijdens de oorlog is hij weliswaar weggegaan bij de WA, maar niet bij de NSB. Dat hij tegen de inval was, las ik in zijn dossier uit de bijzondere rechtspleging, waar alle foute Nederlanders na de oorlog mee te maken kregen. Het zou kunnen dat hij zich vrij wilde pleiten en daarom zei tegen de inval te zijn geweest. Het kan echter ook dat hij dat meende, dat je zoiets met een broedervolk niet moet doen.
Tegen de inval van het Russische leger zijn ligt voor de hand. Maar waar ben je dan voor? Heel wat landen, dat wil zeggen hun regeringen én heel wat van de inwoners, zijn dan pro Oekraïne, sturen geld, sturen raketten. Of ze leggen beslag op bezittingen van rijke Russen. (Goed idee om dat bij alle rijken te doen.)
Het lijkt soms alsof je tegelijk tegen Poetin en pro Oekraïne moet zijn. Maar ik ben op de hand van de waterhoentjes en meerkoeten die daar ook voorkomen. En de bomen. En de wateren. En de kinderen. En de ouden van dagen. En de oude gebouwen. En alles wat niet-oorlog is. En iedereen die niet-oorlog is.
Ik ben ook op de hand van alle verhalen die niet-oorlog zijn, die niet in termen van wij en zij geformuleerd zijn, die het niet hebben over strijden en vechten en winnen en verslaan. Wanneer deze oorlog voorbij is zijn er tienduizenden doden van beide kanten. Je zou kunnen zeggen dat zij deel van de oplossing zijn. Maar ze zijn wel morsdood.
Wat moet je doen als een leger jouw regio binnenvalt? Er zijn zandkorreltjes én er zijn problemen waar je geen oplossing voor hebt. Ik had de hardvochtige meerkoet met kiezelsteentjes kunnen bekogelen. Zou dat voor een goede afloop hebben gezorgd? Goed voor wat en wie eigenlijk?