-
04 januari 2020
Gibt es Krieg?
Op de middelbare school die ik bezocht vormden de docenten zich naar het vak dat ze gaven. Zette je Braaksma, de leraar Frans, de pet van de SNCF op dan kon hij met zijn grijze snor en uitpuilende ogen zonder meer doorgaan voor een conducteur op het boemeltje van Duinkerken naar Gravelingen. En die van Nederlands, Schut, las ons zoveel voor van de plaatselijke dichtende grootheid Starink, dat wij dachten dat de staar waaraan de man leed wel moest zijn voortgekomen uit zijn hobby.
Duits kregen wij van een oorlogsslachtoffer.
In deze dagen waarin de supporters van de bewoner van het Witte Gekkenhuis steeds harder roepen dat 'Trump geen oorlog wil', zingt in mij vrijwel onafgebroken de tekst die mijn leraar Duits me vijftig jaar geleden meegaf. Ik schreef ooit een vers over de man. Voor de gelegenheid noem ik het
Gibt es Krieg?
Ik teken voor U
Jan Willem Oortgiesen
ooit mijn leraar Duits
Kijk, daar verschijnt hij al
Hoog voorhoofd, dito jukbeenderen
Lang grijs haar in een krul
en in een baard die
reikt tot aan zijn navel, achter een
niet altijd even zorgvuldig dichtgeknoopt hemd
Zo hoog als het voorhoofd was van mijn leraar Duits
Zo laag was zijn stemgeluid, een bas als van een kerkklok
Met een nagalm die onze schoolbanken deed trillen
Maar wat ik me vooral van Jan Willem Oortgiesen herinner
Dat is het feit dat zijn stem, die machtige brulboei, altijd brak
Knak zei, en knap, en altijd midden in die ene zin
mijn leraar Duits was wat
men treffend noemt een
getekend mens
Wij, zestienjarigen in zijn klas, dorsten hem niet
In de ogen te kijken, bang als we waren voor wat daar te zien zou zijn
Een traan, misschien wel twee, van oud vocht als uit een steen
Onze leraar Duits leed aan frontkolder en aan
Après la guerre, aan hoe je het ook maar noemen wilt
In welke taal dan ook
grijsaard stond voor onze bank en herhaalde
dan weer met een grijns
dan weer met een oude snik
Die ene zin:
'Gibt es Krieg?'
Daarin lag volgens Oortgiesen alle Duits
Het was de vraag die hij hun buurman ooit aan zijn vader had horen stellen
En die toen beantwoord was met een
Traan, misschien wel twee
zestien was Jan Willem Oortgiesen toen geweest
en voor de rest van zijn leven
een getekend mens
JoopFinland