Skip to main content
  • 23 september 2010

Diepere Turkse politiek op twee fronten: de machtstrijd tussen een oud en een nieuw establishment

Peter Edel

De AK-Partij heeft sinds 2002 niets verboden verklaard of verplicht gesteld op religieus gebied. Men zegt dat ook niet voornemens te zijn. Vooralsnog is de AK-partij niet verder gekomen dan pogingen tot liberalisering van wat nu nog verboden is. Zo was er het voorstel om religieuze vrouwen in openbare gebouwen, zoals universiteiten, toe te staan een hoofddoek te dragen. Zaken dus die in West-Europese landen volledig geaccepteerd zijn. Toch leidt alleen de gedachte van hoofddoeken in universiteiten bij seculiere Turken al tot de vrees dat hun land onder de AK-partij een tweede Iran zal worden.

De reacties op het referendum van 12 september jongstleden lagen voor de hand. Een meerderheid sprak zich uit voor een pakket grondwetwijzigingen, waardoor de regering onder andere meer controle krijgt over de benoeming van rechters en aanklagers. In de seculiere schrik klonk veel angst door. Het liep uiteen van de vrees niet meer in een bikini op het strand te mogen liggen, of geen alcohol meer te mogen drinken. Tot de vrees dat de grondwetwijziging tot een dictatuur onder 't bestuur van de AK-partij zal leiden. Die vrees staat op merkwaardige voet met het voornemen van de regering om de bevoegdheden van de strijdkrachten terug te brengen tot een voor democratische landen acceptabel niveau. Want het is nu juist het leger dat sinds 1960 voor vier staatsgrepen verantwoordelijk is geweest. Seculiere Turken zijn echter veel meer bevreesd voor een politieke partij die aan de seculiere beginselen van het land knaagt, dan een almachtig leger. Zeker zo lang de militairen zich opwerpen als beschermers van het secularisme. Dat het leger na de staatsgreep van 1980 de islam zelf voorop plaatste onder het motto “liever religieus dan communistisch” is ondertussen vergeten lijkt het.

De AK-partij noemt de grondwetwijziging onderdeel van een democratisch proces. Dat klinkt als een open deur voor een alleen regerende partij met een meerderheid in het parlement. Maar op zich is er niets in te brengen tegen het democratie-argument. Alleen behoort democratie zeker niet tot de hoogste waarden voor seculiere Turken. Dat zijn toch echt de principes van Mustafa Kemal Atatürk waar de Turkse Republiek in eerste instantie op gebaseerd werd. Als die basisprincipes beschermd moeten worden met ondemocratische middelen, dan moet dat maar, menen velen. Vanuit een West-Europees perspectief beredeneerd, is daar zelfs niet eens veel voor nodig. De hoofddoekkwestie zal in de praktijk voor velen al reden genoeg zijn om het de militairen te vergeven wanneer zij menen in te moeten grijpen. Dergelijke gevoelens vormen dan ook de voedingsbodem voor samenzweringen in Turkije, waar aanklagers de afgelopen jaren bewijzen over hebben geleverd. Zoals over Ergenekon. Dit in het geheim opererende netwerk wilde volgens de aanklagers omstandigheden creëren die een militaire machtsovername tot een logisch vervolg zouden verheffen. Aldus zou de AK-partij van de troon gestoten worden, om ruimte te bieden aan een volledig seculier bestuur.

Omdat de Ergenekon verdachten zonder uitzondering ultraseculieren zijn, wordt de veronderstelde afbraak van het secularisme in Turkije doorgaans als hun voornaamste beweegreden beschouwd. Onder de Ulusalcis, de neo-nationalisten, leven echter meer bezwaren tegen de AK-partij. Ook de prowesterse oriëntatie van regering Erdogan en zijn voornemen Turkije naar EU lidmaatschap te loodsen, zijn voor hen stenen des aanstoots.
De meest extreme Ulusalcis streven in plaats van toetreding tot de EU naar een uit Turkije, Rusland, Iran, India, China en de republieken in Centraal Azië bestaand blok tegen het westen. De daarbij onthulde structuren, brengen de hoofddoekdiscussie terug tot een stukje entourage dat de argeloze waarnemer moet bevredigen. Dit artikel wil een beknopte indruk bieden van die dieper gelegen structuren. Aan zowel de kant van het verdreven seculiere establishment, als die van de religieuze AK-partij.

“Eurasianism” heet het tegen het westen gerichte blok. De Turkse rol erin werd verleden jaar vrijuit beschreven in het artikel "Kemalist Eurasianism, An Emerging Geopolitical Discourse in Turkey", van de aan de Universiteit van Birmingham (GB) verbonden Emel Akcali en Mehmet Perincek van het “Atatürk instituut” en de “Istanbul Universiteit".
Laatstgenoemde is de zoon van “Turkse Arbeiders Partij (IP)” leider en Ergenekon verdachte Dogu Perincek. Zowel vader als zoon bedienen zich van een ongebruikelijke optelsom aan ideologieën. Beiden zijn Marxist, maar laten zien tegelijkertijd over zeer nationalistische gevoelens te beschikken. Dogu Perincek werd als eerste in de Europese geschiedenis veroordeeld voor het ontkennen van de Armeense genocide. Dat ontkennen deed hij op luide toon tijdens een demonstratie in Zwitserland, waarbij hij de zaak niet zo’n klein beetje provoceerde. De Perincek’s zijn overtuigde kemalisten en dat gegeven verbinden zij aan de Euro-Aziatische gedachte.
Na zijn avonturen in Zwitserland werd Dogu Perincek in Turkije gearresteerd voor het lidmaatschap van Ergenekon, waarvan hij volgens de aanklagers de leider van de ideologische tak was. Sinds hij achter de tralies zit, vertegenwoordigt zijn zoon Mehmet hem als leider van de Turkse tak van de Eurasianism beweging. Dat doet hij in Rusland, waar zich het internationale hoofdkwartier bevindt.
 
De Rus Alexander Dugin is de leider van de Eurasianism beweging. Evenals de Perincek’s, kent ook Dugin merkwaardige ideologische antecedenten. Enerzijds valt het nog te overzien, want hij is een onvervalst nationalist die Rusland bij voorkeur uitgebreid ziet met de landen in Centraal Azië. En als dat niet letterlijk kan, dan maar samen met genoemde landen in een antiwesters blok waarin Rusland de boventoon zingt.
De wijze waarop Dugin tot zijn inzichten komt is echter ronduit bizar. Bij Dugin lopen Russisch nationalisme, communisme, nationaal socialistische sentimenten en absurd occultisme, naadloos in elkaar over. Hij schreef het manifest van de heropgerichte communistische partij van Rusland, maar zit ook niet met de bewering dat hij de erfgenaam is van de eeuwenoude en zeer mysterieuze  “Eurasian Order”.
Tussen 1991 en 1992 voltooide Dugin zijn programmastuk “De grote oorlog der continenten”. Daarin schreef hij dat vertegenwoordigers van de Eurasian orde in nazi-Duitland te vinden waren binnen de spionagedienst Abwehr en vooral in de Sicherheitsdienst, de geheime dienst van de SS. De leider daarvan, Reinhard Heydrich, was volgens Dugin een “overtuigd Eurasianist” en werd volgens hem slachtoffer van “een intrige van Atlanticiden”. Op basis van dit soort sympathieën zal het niet verrassen dat Dugin in het verleden herhaaldelijk betrapt is op het doen van antisemitische uitlatingen in de media. Tegenwoordig houdt hij zich wat dat betreft in.

Alexander Dugin baseert zijn Eurasianism verder op de filosofie van de “Traditionalisten”, een stroming uit de jaren dertig waarin een indeling in kasten als geëigend middel werd beschouwd om een samenleving naar een hoger niveau te laten evolueren. Het traditionalisme is gebaseerd op de opvattingen van de Franse occultist René Guenon en stelde een metafysische benadering van de wereld centraal.
Van Guenon heeft Dugin geleerd dat alle grote religies terugverwijzen naar een oorspronkelijke oerreligie. Daardoor is het mogelijk dat Guenon een moslim werd, terwijl Dugin tot de Russisch orthodoxe kerk behoort. Dugin voelt naast Guenon ook veel voor de niet minder esoterische aristocraat Julius Evola. Hij was een van de oprichters van de Traditionalisten, een lieveling van Mussolini en ook later nog een inspiratiebron voor fascisten en andere extreem rechts rapaille.

In 2008 vond een door de Bahcesehir universiteit in Istanbul georganiseerde bijeenkomst plaats met als verhelderend thema “Wereldleiderschap”. Alexander Dugin en Dogu Perincek wisselden daar losjes van inzicht, in het vertrouwde gezelschap van de Amerikaanse neoconservatief Michael Rubin. Zijn aanwezigheid in de kringen van fanatieke Ulusalcis, staat niet op zich. Op zijn website laat Rubin zich zeer negatief uit over de AK-partij en Premier Erdogan.
Rubin en andere neocons voeren sinds enige tijd een regelrecht offensief in de media tegen de huidige regering in Ankara. Onder de deelnemers daaraan bevindt zich ook de Turks Amerikaanse publicist Soner Cagaptay. In verschillende kranten en tijdschriften maakt Cagaptay zijn mening kenbaar dat de Ergenekon samenzwering door de AK-partij bedacht is om de Turkse strijdkrachten in diskrediet te brengen en de seculiere oppositie in Turkije monddood te maken.
Cagaptay is werkzaam bij de Turkije afdeling van het “Washington Institute for Near East Policies” (WINEP), dat opgericht werd door het “American Israël Public Affairs Committee” (AIPAC). Deze Israëlische lobbygroep is verder nauw verbonden aan de “American Turkish Council”. Dat instituut richt zich op de handelsbetrekkingen tussen de VS en Turkije, maar wordt gekoesterd door neocons en is geheel op de hand van zowel het verjaagde seculiere establishment in Turkije, als het Amerikaanse militair industrieel complex. Van de AK-partij moet men bij ATC niets weten.
De ATC wordt sinds begin van dit jaar voorgezeten door de neocon Richard L. Armitage, die eerder onder andere zijn sporen verdiende door betrokkenheid bij schandalen als Iran Contra. Op de ledenlijst van de ATC staan Amerikaanse wapenproducenten, Turkse ondernemingen en instituten, zoals universiteiten. Ook de Turkse organisatie van zakenmensen en industriëlen “Tuskon” staat er vermeldt. Dat is niet voor de hand liggend, want Tuskon is verbonden aan de uit Turkije afkomstige, maar in de VS woonachtige Fethullah Gülen. En deze islamitische prediker is de drijvende kracht en spiritueel leider achter dezelfde AK-partij, waar de neocons het op voorzien hebben met hun steun aan de Ergenekon verdachten. Met Gülen switchen we vrij geruisloos van het seculiere kamp naar de islamitische politiek in Turkije.

Fethullah Gülen is een primair doelwit van genoemde neocon publicist Soner Cagaptay. Voor hem is Gülen de kwade genius achter het plan om de Turkse militairen zwart te maken via onthullingen over samenzweringen. Cagaptay vraagt zich af hoe iemand op het idee kan komen dat Turkse militairen een staatsgreep zouden kunnen beramen. Dus moet het Ergenekon proces wel door Gülen zijn bedacht, om de seculiere tegenstanders van de AK-partij buiten gevecht te plaatsen, oordeelt Cagaptay.
Los van de vraag of de Ergenekon samenzwering geheel of gedeeltelijk uit de lucht is gegrepen door de vanuit Ankara aangestuurde aanklagers, bestaat er over de invloed van Gülen in Turkije geen enkele twijfel. Zo is er zijn band met de regering, maar hij zou ook bijvoorbeeld veel van de nationale Turkse politie “Emniyet” gedaan kunnen krijgen. Onder zijn volgelingen bevinden zich opvallend veel zakenmensen, een voor de hand liggende oorzaak van de grote bedragen die in de beweging rondgaan. Het netwerk beperkt zich ook zeker niet tot Turkije. Ook in Nederland bestaat bijvoorbeeld een afdeling. Het hoofdkwartier bevindt zich echter in het Amerikaanse Pennsylvania, waar Gülen woont.
Op het eerste gezicht blijft het onduidelijk hoe Gülen zo veel indruk op zo velen heeft weten te maken. Zijn doelstellingen en boodschap zijn in ieder geval niet bepaald wereldschokkend wat originaliteit betreft. Gülen hecht veel belang aan islamitisch onderwijs. Daarom zorgt zijn beweging voor de opzet van scholen. Wereldwijd, maar vooral in Centraal Azië is de beweging met scholen actief. Verder zet Gülen zich in voor een dialoog tussen de wereldreligies. Daar bevindt zich wellicht voor een deel de sleutel van zijn succes, want het woord dialoog klinkt  westerse leiders vaak als muziek in de oren. Zeker als het uit de mond van een islamitische prediker komt. Daardoor doet Fethullah Gülen het niet alleen goed in de islamitische wereld, maar ook daarbuiten.

Met die nadruk op dialoog heeft de Gülen beweging veel weg van het “Prince Alwaleed Center for Muslim-Christian Understanding”, dat is genoemd naar zijn financier, Al-Waleed bin Talal bin Abdulaziz. Deze uit Saudi Arabië afkomstige prins roept eveneens op tot dialoog tussen geloven. Onlangs kwam hij in het nieuws als medefinancier van het Cordoba House project op Manhattan. Het initiatief van “Council on Foreign Relations (CFR)” lid Imam Feisal Abdul Rauf waar Geert Wilders en geestverwante Pamella Geller zo op tegen zijn. Geller krijgt uitgebreid gelegenheid om haar anti-islamitische opvattingen kenbaar te maken op de populaire rechtse nieuwszender “Fox News”. Daarbij mag het zonder meer curieus genoemd worden dat Prins Alwaleed aandeelhouder is van Fox News.
De associatie van Gülen met Alwaleed krijgt onder andere gestalte in de directeur van het Prince Alwaleed Center for Muslim-Christian Understanding, John Esposito. Deze professor internationale betrekkingen heeft een aantal zeer lovende werkjes over Fethullah Gülen en zijn beweging op zijn naam staan. De benadering van Esposito bevestigt het beeld van Alwaleed en Gülen als de redelijke, voor westerse leiders acceptabele gezichten van de islam.

Een dergelijke opstelling leidt tot hechte vriendschappen in de nuttigste kringen. Dat dit van pas kan komen, merkte Gülen een paar jaar geleden van nabij, toen hij problemen kreeg met de Amerikaanse immigratiedienst. Die weigerde zijn verblijfsvergunning te verlengen. Zesentwintig prominente figuren schreven daarop een petitie om Gülen in de VS te kunnen laten blijven, met voor de islamitische prediker een positief gevolg.
Onder die 26 bevonden zich onder anderen enkele Turkse professoren aan Amerikaanse universiteiten. Daarnaast had ook de voormalige CIA functionaris Graham Fuller zijn handtekening gezet. Volgens de Turks/Amerikaanse voormalig FBI vertaalster en thans klokkenluidster Sibel Edmonds, is dat goed verklaarbaar. Ze wijst erop dat het netwerk van Gülen een rol speelt bij het verdedigen van Amerikaanse oliebelangen in Centraal Azië. Daar is Gülen in conclaaf met de CIA bij betrokken. Die link met olie verklaart gelijk ook het vermogen dat binnen zijn beweging omgaat.

De petitie aan de Amerikaanse immigratiedienst in het voordeel van Gülen werd ook ondertekend door de voormalige ambassadeur van de VS in Turkije, Morton Abramowitz. De neocon Abramowitz is een interessante man. Zo is hij sinds de oprichting nauw betrokken bij de “International Crisis Group” van zakenman/filantroop George Soros. Samen met CIA man Graham Fuller was hij in 2004 verder nauw betrokken bij het uitroepen van de staat Oost-Turkestan in Xinjiang, de Chinese provincie waar de in etnisch opzicht Turkse Oeigoeren wonen. Bij een plechtigheid rond het uitroepen van de nieuwe staat, werd de in China geboren maar zich zeer Turks voelende Yusuf Turani, naar voren geschoven als leider van de regering Oost-Turkestan in ballingschap. Het staatshoofd resideert tot op heden in Chicago. Sindsdien zijn de VS en Turkije de enige twee landen die Oost Turkestan erkennen.
Abramowitz is niet de enige neocon exponent waar Gülen op kan rekenen. Hetzelfde geldt volgens de zojuist genoemde Sibel Edmonds ook voor de Makovsky broers en Marc Grossman, de ambassadeur namens de Verenigde Staten in Ankara na de periode van Abramowitz. “He’s their baby” voegt Edmonds daar aan toe.

Waar neocons als Michael Rubin, Daniel Pipes en Soner Cagaptay in de VS een propagandaslag voeren tegen de door Fethullah Gülen gesteunde AK-partij, weet hij zich dus ook uit die richting geholpen. Dat kan geïnterpreteerd worden als onenigheid in het neoconservatieve kamp, maar ook als het wedden op twee paarden. Een spel waarbij de inzet uit de olie in Centraal Azië bestaat, dat staat vast. Hetzelfde Centraal Azië waar het met Ergenekon geassocieerde Eurasianism beweging van Alexander Dugin en de Perincek’s het op voorzien hebben in het kader van hun te verwezenlijken machtsblok tegen Europa en de VS.

Israël komt op verschillende plaatsen in het verhaal voor. Voor de zionistische staat moet er alle reden zijn om minder ingenomen te zijn met de religieus bevlogen politici in het tegenwoordige Turkije. Met kon het in het vorige decennium goed vinden met het seculiere kamp, terwijl ook met de Turkse generaals een goede verstandhouding bestond. Beter kon het eigenlijk niet. Niet zo verrassend dus dat de neocon verdedigers van de Ergenekon verdachten en het Turkse leger zonder uitzondering overtuigde zionisten zijn. Michael Rubin is er zeker zo een.
Verrassender is dat er tussen Gülen en Israël eveneens lijnen opvallen. Zo staat Gülen’s pleitbezorger Morton Abramowitz eveneens als zeer pro-Israëlisch te boek. En er staat van Gülen een foto op internet waarop hij in innige omarming te zien is met Abram Foxman, de directeur van de niet minder zionistisch georiënteerde “Anti Defamation League of B’nai B’rith”. Natuurlijk allemaal in het kader van de door Gülen bedachte dialoog.
Die warme betrekkingen van Gülen met pro-Israëlische kringen laten zich slecht rijmen met de Turkse kritiek op Israël de afgelopen twee jaar. Die situatie komt nu dan ook in alle opzichten naar voren als een van tijdelijke aard. Ondertussen is heel stilletjes alweer een einde gekomen een die vermakelijke campagne van de Turkse regering tegen Israël. De gewelddadige actie van de Israëlische commando’s op de Mavi Marmara, het Turkse passagiersschip dat deel uitmaakte van de “Free Gaza” vloot in mei jl., leidde nog tot veel kritiek uit Ankara. Maar daarna werd het gelijk al een stuk stiller. Het begin van de afhandeling van de Mavi Marmara affaire verliep zelfs aanmerkelijk gladder dan vooraf verwacht had kunnen worden.

Vrijwel parallel aan het moment waarop Israëlische soldaten het vuur openden op de Mavi Marmara, werd in de Turkse stad Erzurum een marinebasis beschoten door de Koerdische bevrijdingsbeweging PKK. Het was het begin van een nieuwe golf PKK geweld. Volgens de Turkse media zinspeelde Erdogan toen verschillende malen op betrokkenheid van Israël bij de gewapende strijd van de PKK. Hier viel heel wat voor te zeggen, al is het alleen maar omdat de Amerikaanse New York Times journalist Seymour Hersh in dit verband al eerder met interessante informatie naar voren kwam. Maar uiteindelijk draaide Erdogan om. Het was niet Israël dat schuil ging achter de aanslagen van de PKK, maar Ergenekon. Tja, de premier zal het verschil wel kennen ...
Het was duidelijk, Gülen greep aan de noodrem. Erdogan, verraadde in zijn benadering van Israël de invloed van Necmettin Erbakan, zijn voorganger in de Turkse religieuze politiek. De kritiek van Erbakan op Israël, waar hij overigens tijdens zijn regeren volop mee samenwerkte, overschreed vaak ruimschoots de grens met antisemitisme. Erdogan ging zo ver niet. Hij was echter hoe dan ook minder op de hand van Gülen dan President Gul. Toen Gulen echter op zijn strepen ging staan over Israël, was er voor Erdogan geen houden aan.
Net na het Mavi Marmara incident verscheen een brief van Gülen in Zaman, de eveneens tot zijn netwerk behorende Turkse krant. Daarin schreef de islamitische prediker dat de Turkse regering te ver was gegaan met kritiek op Israël. Gülen vond dat de regering zich meer expliciet van de Free Gaza beweging had moeten distantiëren, terwijl hij voor de gelegenheid ook maar weer eens opriep tot dialoog. Vast staat dat Erdogan sindsdien de lippen stijf op elkaar houdt waar het Israël betreft. Alles lijkt nu zelfs weer richting business as usual te gaan. Het Amerikaans-Turks-Israëlische theater is daarmee een volgende fase ingegaan.