-
16 december 2017
Wat je zegt, en hoe je het zegt
Internet. Een zegen voor de mensheid? Ach ja, nee. Ineens kan de hele wereld met elkaar praten, maar dat gebeurt natuurlijk niet. Gepraat wordt er wel, echter meer tegen dan met elkaar en echt geluisterd naar elkaar wordt er zelden. Soms pakt iets goed uit, zoals #metoo, dat via Twitter en Facebook razendsnel de wereld over ging, met grote (grotendeels goede) gevolgen. Vrij uitzonderlijk helaas.
Het is vaak zo bij discussies dat critici verweten wordt dat ze te fel zijn of te onaardig of de uitspraken te aanvallend. Maar het jammere is dat als je het allemaal vriendelijk en genuanceerd brengt de kritiek niet of nauwelijks wordt opgemerkt. ‘Zwarte Piet = racisme’ dat trekt de aandacht. Grotendeels negatieve aandacht, maar toch, de activisten staan op de kaart. Na vele jaren waarin eenzelfde boodschap wat ‘milder’ verwoord werd, en er dus helemaal niks met de kritiek gebeurde. Dat is een vreemd verschijnsel. Waarom is het zo moeilijk om gewoon na te denken over kritiek, afgezien van hoe die gebracht wordt, gematigd of radicaal, vriendelijk of fel, waarom denkt lang niet iedereen: hé, misschien heb ik iets over het hoofd gezien, of: dat is iets waarover ik nog beter na zou kunnen denken?
Eigenlijk zou het niets uit moeten maken, hoe iemand iets zegt. Stel, ik krijg kritiek, dan zou ik ten eerste moeten proberen te begrijpen wat de criticus precies bedoelt. Stap twee is nagaan of er een kern van waarheid in zit. Karl Popper (wetenschapsfilosoof 1902-1994) vond het belangrijk om altijd de argumenten van je tegenstander zo sterk mogelijk te maken. Vermeende tegenstander maak ik daarvan, omdat het, nadat je alles goed doordacht hebt, wellicht geen tegenstander blijkt te zijn.
Vroeger hadden we de actielijst voor veel oproepen binnen radikaal links, maar soms ook voor discussies. Hoewel discussie niet de bedoeling was. Bijna altijd kwam de beheerder al snel op de proppen met een vermaning. Voor discussie kon je naar Indymedia of je mailde gewoon even aan de betrokken persoon zelf. Dit om oeverloos geruzie en geharrewar te voorkomen.
Nogal wat keren dat ik op Indymedia discussies volgde kreeg ik er buikpijn van. Later keek ik niet meer, maar toen kwam Facebook en werd ik lid van allerlei groepen, groepen van mensen die iets voorstaan, antikapitalisme, antiracisme, feminisme, veganisme. Ook daar kwamen en gingen de discussies. Iemand verwoordt kritiek op een ander, krijgt van die ander meteen de wind van voren plus een forse portie tegenkritiek. Ik heb het hier niet over reaguurders uit (ultra)rechtse hoek maar over discussies tussen geestverwanten van wie de één een opmerking maakt die volgens een ander min of meer fout is, of over een of andere schreef gaat, waarna de bekritisteerde zich hevig aangevallen voelt.
Voor een deel ligt het aan het medium. E-mail, Twitter, Facebook en blogs met reactiemogelijkheid, die nodigen niet uit tot ‘er nog eens een nachtje over slapen’. Tikkerdetik, klik, en het staat erop, precies zoals je het voor jezelf had bedacht en misschien tegen een gelijkgestemde zou hebben gezegd, maar ja, nu kan iedereen het lezen en dus ook degene op wie je reageert. En toch, heel fundamenteel anders dan een live-discussie in een zaal is het ook weer niet. Het verschil is wel dat je elkaar daar ook nog ziet, dat je elkaar wellicht zelfs in de ogen kijkt, dat je na de discussie nog wat met elkaar kunt gaan drinken om nog eens door te bomen over het meningsverschil, dat bij nader inzien best nog mee kan vallen. Maar over het algemeen vind ik dat radicaal linkse mensen niet uitblinken in discussies.
Dat is jammer, niet alleen voor de sfeer, en voor het in stand houden van allerlei losse kringetjes (of bubbels) maar ook voor het leerproces. We zouden allemaal veel meer van elkaar kunnen leren, als we eerst eens leerden goed te luisteren in plaats van meteen op alles te reageren. Vroeger had je natuurlijk de communisten en de anarchisten die elkaar in de haren vlogen en daarna hun eigen clubs oprichtten. Maar binnen die richtingen denk ik dat de verontwaardiging over onrecht en de strijdbaarheid makkelijk te kanaliseren waren, omdat er een duidelijke gemeenschappelijke vijand was: de staat en de grote bedrijven, en dus de machtigen en de rijken. Hoe duidelijker die ‘vijand’ hoe minder de mensen elkáár in de haren vliegen.
Anders wordt het zodra mensen elkaar persoonlijk gaan aanspreken op hun eigen doen en laten, en op de meningen die ze tentoon spreiden. Dat verschijnsel komt naar voren bij onderwerpen die weliswaar met kapitalisme te maken hebben (omdat bijna alle wantoestanden daar nu eenmaal mee samenhangen) maar waar individuen zelf toch keuzes kunnen maken. Bijvoorbeeld om auto te rijden of niet. Het vliegtuig te nemen of niet. Zich vierkant tegen seksisme en racisme te keren of niet. Biologisch te eten of niet. Kleine bedrijven en winkeltjes te steunen of niet. Fair trade te steunen of niet. Vegetariër of veganist worden, of geen van beide. Een baan aannemen voor het geld, of alleen werk doen waar je helemaal achter kunt staan. Enzovoort, enzovoort. Linkse mensen willen het graag goed doen, en radicaal linkse mensen zijn ook radicaal in dát streven. Daar is niets mee mis, juist niet. Maar het zou een van de oorzaken kunnen zijn waardoor kritiek hard aankomt. Vooral kritiek van vermeende geestverwanten kan hard aankomen.
Kritiek van feministische vrouwen komt harder aan bij mannen die hun best doen om uit hun geijkte mannenrol te stappen dan bij mannen die feminisme van ondergeschikt belang vinden. Kritiek van zwarte mensen op witten die antiracisme hoog in hun vaandel hebben komt harder aan dan diezelfde of veel scherpere kritiek bij mensen die dat geen belangrijk onderwerp vinden. Kritiek van veganisten komt harder aan bij mensen die tegen veganisme aanschurken of die vegetariër zijn, dan bij notoire vleeseters. Kritiek tussen veganisten onderling kan enorm heftig zijn (mensen die elkaar ontvrienden op Facebook) omdat het voor beide partijen gaat om een van de belangrijkste waarden in hun leven. En zo kun je doorgaan met voorbeelden rond ecologie en tal van andere onderwerpen waarbij het niet zozeer draait om het opheffen van een vuist tegen het kapitaal (al moet dat nooit vergeten worden) maar om het maken van eigen keuzes.
Niet ruzie maken, niet ruzie maken! Waarom niet eigenlijk? Omdat het niets oplost. Maar gaan we dan alles met de mantel der liefde bedekken? Nee! Wat dan? Iemand heeft kritiek. De ander luistert daarnaar. Vraagt eerst door hoe die ander het precies bedoelt. Het kan best dat die ander al meteen vastloopt in zijn/haar redenering. Daarna neemt iedereen de tijd om na te denken. Slechts een deel van de sociale revoluties speelt zich op straat af. Het voorwerk is minstens zo belangrijk, zo niet belangrijker, en dat is een kwestie van dagelijkse praktijk. Sommige veranderingen hoeven sowieso niet op straat bevochten te worden. Als het gaat om het doen verdwijnen van alledaags racisme bijvoorbeeld, of de heteronorm, of van alles wat je zelf kunt doen, zoals zonnepanelen op je dak leggen, van korter douchen tot het boycotten van alle producten waaraan dierenleed kleeft. Al die stappen lijken per individu misschien niet revolutionair, maar zodra tien of twintig procent van de mensen om is wordt het menens, dan is de verandering niet meer te stuiten!