-
04 oktober 2015
Bij de foto
Het plaatje doet er drie uur over om ons te bereiken. Maar ons geduld wordt beloond. Drie professoren, stuk voor stuk gelauwerd met een Nobel-prijs, leggen ons uit wat we zien. De jongste neemt het saaiste deel voor zijn rekening: dat over de reis die de foto heeft afgelegd. Zijn buurman is al wat meer op jaren en ontfermt zich in moeizaam engels over de geschiedenis van de kamera die ons van het beeld voorziet.
De nestor onder de geleerden heeft vervolgens de eer om ons de betekenis van wat we zien uit te leggen. We kijken naar water, kraait hij vanonder een indrukwekkende snor, en dat betekent dat we kijken naar leven. Onze droom is vervuld, roept hij, en met 'ons' bedoelt hij ook ons kijkers. Er is leven mogelijk buiten onze eigen planeet, daarvan zien we nu het onomstreden bewijs. De beide jongere collega's knikken van ja alsof hun leven ervan afhangt.
Het drietal maakt plaats voor een duo: een generaal met allemaal sterren en een politicus met uitslag in zijn gezicht. De generaal stelt ons gerust. Er is leven mogelijk buiten onze planeet maar dat betreft alleen ons leven. Er zijn geen buitenaardse beschavingen. Groene mannetjes lopen alleen maar in het oosten van de Oekraine en in stripboeken rond. Hij verwacht bij onze invasie van de vreemde planeet geen tegenstand van betekenis.
De pokdalige politicus ziet het al helemaal voor zich. En voor ons. De grootste uitdaging, zo zegt hij, is de lange reis. We moeten er voor waken dat mensen zich tijdens hun vlucht gaan vervelen en nare dingen gaan bedenken. Maar is het niet prachtig, zo besluit hij, dat hij altijd gelijk heeft gehad? We kunnen onze vervuilde en vernielde planeet verlaten en ergens anders opnieuw beginnen. De bomen groeien wel degelijk tot in de hemel.
Een nieuw beeld, de kamera zoomt in. Het is echt water waarnaar we kijken. Het kabbelt op een strand van zand en aan de horizon doemen de contouren van heuvels op. En kijk, daar ligt iets. De wetenschap gaat er voor zitten, een nieuwe foto met meer details is onderweg. Het beeld schokt en schittert, het mozaiek giet zich tergend langzaam in een vorm. Eindelijk staat het beeld stil en is op weg naar onze hersenen.
Is het een pop? Neen, we kijken naar een kindje. Het ligt half in het water, het gezichtje in het zand, een armpje ligt slap naast het lichaampje, het andere onder de buik. Naar de kleding te oordelen gaat het om een jochie. Het lijkt te slapen. Maar we weten allemaal dat we kijken naar de dood. De wetenschap valt stil, de generaal bergt zijn hoofd in zijn handen, de politicus vraagt naar de uitgang.
Wij waren dus al op die vreemde planeet...