-
01 december 1991
Veranderingen op wereldschaal
De opkomst van het neo-liberalisme en de veranderingen van de 70-er en 80-er jaren hebben de voorwaarden geschapen voor een nieuwe ronde oorlogen, economische crises en sociale uitbarstingen. De historische veranderingen op wereldschaal gaan steeds sneller. Wil links met succes kunnen ingrijpen, dan moet het greep krijgen op omvang en diepgang van deze veranderingen en de zwakke schakels bepalen in het systeem, dat deze veranderingen voortbrengt.
De term 'neo-liberalisme' gebruiken we hier in de betekenis van een alomvattende aanval op de staat als toezichthouder op investeringen en als produktieve economische factor. Tegelijk gaat het om een aanval op de sociale bescherming die de welvaartsstaat verschaft, een politiek van deregulering (de ontmanteling van wetten die thuismarkten, de arbeid, het milieu etc., beschermen) en een groeistrategie door het stimuleren van investeringen in plaats van de vraag, in combinatie met de vorming van rijkdom aan de top in plaats van herverdeling naar de onderzijde van de maatschappij.
zeven veranderingen
De 70-er en 80-er jaren waren de tijd van een wereldwijde neo-liberale contra-revolutie, die gepaard ging met machinegeweren en doodseskaders in het Zuiden (de Derde Wereld) en met constitutionele repressie in het Noorden (de ontwikkelde wereld).
Sociale polarisatie was onlosmakelijk verbonden met de veranderingen die opgelegd werden door de opkomende neo-liberalen, met opnieuw inkomensconcentratie aan de top, marginalisatie aan de onderkant en impotentie in het midden. Financiering en speculatie met vastgoed breidden zich relatief sneller uit dan produktieve activiteiten. Nieuwe economische structuren, die geworteld waren in financiële macht en multinationals - met elkaar verbonden door privee-electronische circuits - ondermijnden thuismarkten en leidden tot bezuinigingen op welzijnsprogramma's ten gunste van de socialisering van privee-kapitaalverliezen.
De neo-liberale contrarevolutie en de opkomst van speculatief financieringskapitaal is de eerste van zeven veranderingen sinds de 70-er jaren. De tweede is de groeiende race tussen de drie belangrijkste kapitalistische machten (de VS, Duitsland en Japan). Doel daarvan is het scheppen van imperialistische blokken die kunnen binnendringen en uitbreiden in de markten van de concurrenten. De opleving van inter-imperialistische ruzies tussen kapitalistische landen heeft de plaats ingenomen van het twee-polige conflict tussen de VS en de Sovjet-Unie. Onderdeel van de ongelijke economische en militaire ontwikkeling is dat de VS waarschijnlijk haar militaire overwicht aan anderen op gaat proberen te leggen.
De derde verandering is de desintegratie van het stalinisme geweest en (omdat de links-socialistiese oppositie marginaal bleef) de opkomst van neo-liberale regiems in Oost-Europa en in veel Sovjet-republieken. Dit verzwakte handels- en hulpmogelijkheden voor anti-kapitalistische bewegingen in de Derde Wereld. De meedogenloze toepassing van het vrije marktkapitalisme in Oost-Europa en de Derde Wereld opende de deur voor intensievere westerse plundering, die vergezeld ging van een neerwaartse spiraal van de levensstandaard zonder dat het eind in zicht is. De andere kant van de dialectiek van de stalinistiese ineenstorting evenwel is de strategische mogelijkheid om nieuwe bewegingen en visies op te bouwen van demokratisch collectivisme tegen zowel het bureacratisch autoritairisme van het stalinisme als de plundering en het geweld van de 'vrije markt'.
De vierde verandering is de groei van het aantal gekozen regiems, nu ook in grote delen van de Derde Wereld en Zuid- en Oost-Europa, die eerder door militaire regiems of eenpartij dictaturen geregeerd werden. Dit proces van 'overgang naar democratie', zoals de massa-media het noemden, werd grotendeels gebaseerd op autoritaire staatsstructuren en elitaire economische systemen die ogenblikkelijk de politiek-economische agenda van de gekozen regiems invulden: legitimatie verschaffen aan het neo-liberale model, dat westerse plundering vergemakkelijkte.
De vijfde verandering is een culturele verandering met haar wortels in de ideologie en praktijk van het neo-liberalisme. Enerzijds is er het geloof dat 'hebberigheid goed is'. Opwaartse mobiliteit ten koste van alles werd het strijdlied van vooruitgang. Anderzijds werd de politie versterkt om de economie van de rijken af te grendelen van de achteruithollende levensstandaard van de armen. De Derde Wereld werd geïmporteerd in het hart van het Westen. In de vorm van massa's illegale immigranten, die uitgebuit konden worden voor lagere kosten dan die van 'de nationale reproduktie'. En in de vorm van de groei van een klasse van daklozen terwijl vastgoed-kapitaal centraal stond in speculatie en rijkdom, maar fabrieken dichtgingen en de rente steeg.
De zesde verandering is de wereldwijde ideologische en politieke integratie van de traditionele sociaal-democratie en de Communistische partijen in het neo-liberale project en de neo-liberale bekering van veel ex-Linksen van de zestiger jaren. Van Zuid-Europa tot Zuid-Amerika, van Parijs tot Barcelona en van Warschau tot Managua deden ex-Linksen mee aan de viering van de markt als het meest efficiënte mechanisme om de economieën te organiseren die uit elkaar vielen onder de hamerslagen van de markt. Deze integratie van de traditionele partijen - gekoppeld aan de vlucht van de intellectuelen uit de bewegingen naar de instituties - verdiepte de verschrikkelijke kloof tussen de politiek-electorale intellectuele laag en de massa van slachtoffers van de neo-liberale economische politiek.
De zevende verandering ligt op het vlak van persoonlijke waarden en verhoudingen. Persoonlijke macht werd het hoogste ideaal van zowel elite als hun veronderstelde tegenstanders. Sociale solidariteit werd besmet verklaard, er werd denigrerend over gedaan of ze zou slechts van belang zijn voor marginale groepen. De privatisering van het leven groeide. De waarden van de heersende klasse vonden hun uitdrukking op alle niveau's van de maatschappij, waar drugshandelaren speculatoren nadeden. Liefde werd sex, sex werd training, training werd fitness, fitness werd voeding: alles werd gecommercialiseerd. Het principe werd de 'oorlog van allen tegen allen'.
een nieuwe periode
Maar deze veranderingen hebben geen einde gemaakt aan de geschiedenis. Integendeel. Ze worden de motor van een nieuwe serie uitdagingen, conflicten en crises die de voorwaarden bepalen van revolutionaire politiek in de negentiger jaren. Ze hadden grote gevolgen voor de structuur van de staat, klassen, economie en cultuur. Industriële arbeiders zijn veranderd in arbeiders, die zichzelf in dienst hebben of laag betaalde dienstverleners; industriëlen zijn vervangen door financiers en speculanten, ingenieurs door investerings-adviseurs. De armen leven voortaan op straat. De staat is directer verbonden aan de socialisering (dwz. compensatie) van kapitaalsverliezen en de privatisering (verkopen) van winstgevende staatsbedrijven. De klassenstructuur is in toenemende mate gepolariseerd. Aan de ene kant zijn er de 15-20 procent rijken, die priv-circuits van onderwijs, gezondheidszorg, communicatie en vervoer gebruiken. Aan de andere kant staat de rest, die afhankelijk is van uit elkaar vallende openbare voorzieningen.
Deze veranderingen maken dat we aan het begin van een nieuwe periode staan. Die kan gekarakteriseerd worden met de ontmaskering van de neo-liberale contrarevolutie, de ontrafeling van de opkomende Nieuwe Wereldorde en de verbreiding van economische, sociale, ecologische, culturele en politieke crises, die zich niet storen aan grenzen. De nieuwe neo-liberale regiems in Oost-Europa en de Sovjet-Unie hebben geen oplossing voor de stalinistische stagnatie-crisis. Integendeel. De regio is volgens bijna alle sociale en economische indicatoren in een crisis zonder weerga. Miljoenen hebben baan, huisvesting, sociale voorzieningen en boerderij verloren. Honger, dakloosheid en wanhoop hebben velen hard getroffen. De nieuwe regiems zijn nagenoeg doorgeefluiken geworden van het IMF, de Wereldbank en westerse regeringen en banken.
In de ex-DDR heeft het Westduitse kapitaal markten overgenomen, dwong de sluiting van fabrieken af en dreef de helft van de arbeidskracht tot niksnutten op een manier die sterk lijkt op de kolonisatie van India door Engeland. In Hongarije staat Boedapest tegenwoordig bekend als 'Bangkok'. Het porno-kapitalisme, vooral kinder-pornografie, is een van de weinige groei-sectoren. De monumentale kloof tussen neo-liberale beloften en haar ellendige werkelijkheid is het meest in het oog springende punt van konfrontatie en crisis.
Ondanks haar vijandigheid tegenover het officiële Communisme en ondanks de propaganda voor de 'vrije markt', blijft de grote meerderheid van de werkenden in Oost-Europa tegenstander van profiteren en eigendoms-voorrechten en is ze voorstander van volledige werkgelegenheid, sociale voorzieningen en sociaal welzijn. Kortom: voorstander van wezenlijke socialistische waarden. De sociaal-economische crisis die zich ontwikkelt onder het neo-liberalisme ondergraaft de hegemonie van de heersende 'vrije-markt'-klassen. De uitkomst van deze ramp ligt niet vast. Een nieuwe ronde klasse-, ethnische -, rassen- en sexestrijd nadert. Veel uitkomsten zijn mogelijk. Van emigratie tot verdere 'Verelendung', van chauvinistische nationale oorlogen tot dynamische sociale bewegingen - alles is mogelijk, afhankelijk van politieke interventie.
opnieuw militarisme en imperialisme
Intussen ging de afnemende globale macht van de VS vergezeld van een escalatie van haar militaire interventies. In 1983 stuurden de VS 20.000 mariniers naar Grenada, een eiland met 120.000 inwoners. Ze vermoordden en verwondden honderden Grenadianen en vernietigden scholen en ziekenhuizen. In 1989 voerden 30.000 Amerikaanse soldaten een gecombineerde lucht- en grondaanval uit op Panama, een land met 3 miljoen inwoners. Het gevolg was duizenden burgerslachtoffers en de vernietiging van hele woonwijken. De slachting in 1991 in Irak, een land met 17 miljoen inwoners, werd uitgevoerd door 450.000 man grondtroepen en tienduizenden zee- en luchtmachttroepen, die honderdduizenden doodden en verwondden en komplete steden vernietigden.
Naast de escalerende omvang van militaire operaties moet de aandacht gevestigd worden op de toename van het aantal landen dat aangevallen wordt, de groeiende omvang van de aangebrachte schade en de steeds kortere tijd tussen interventies. Tussen Grenada en Panama lag zes jaar, tussen Panama en Irak iets meer dan een jaar. De VS-interventie verplaatst zich ook van symbolische, marginale gebieden naar centra, die van strategisch belang zijn voor de wereldeconomie.
In Grenada werd geintervenieerd om de absolute VS-hegemonie in haar traditionele 'achtertuin' (het Caribisch gebied) te behouden en om het traditionele anti-interventie sentiment thuis te verzwakken. Panama werd overvallen om VS-kontrole over het Kanaal te behouden en de VS-blokkade van revolutionair Nicaragua te versterken. Tegelijkertijd werden interventie-gezinde meningen in het Congres en de publieke opinie versterkt en diende de invasie als proefterrein voor grootschaligere interventies elders. Snelle militaire overwinningen maakten de publieke opinie ongevoeliger voor de grotere imperialistische agenda en maakten dat de notie dat vaderlandsliefde en imperialisme uitwisselbaar zijn weer vaste grond onder de voeten kreeg.
Wie is de volgende - na Irak, waar de VS slaagden zonder kostbare verliezen? Het zou bewuste blindheid zijn om de relatie tussen de economische teruggang van de VS en haar grotere militaire agressie te ontkennen. Even idioot zou het zijn niet onder ogen te zien dat de militaire agressie verschuift van 'rand-' naar 'kern'-landen.
nieuwe Wereldorde: herbevestiging VS-macht
In tegenstelling tot wat sociaal-democraten en Gorbatsjov-aanhangers graag denken heeft het einde van de Koude Oorlog geen periode van 'Nieuw Denken' en vreedzame samenwerking gebracht. Eerder bevinden we ons op de weg van grotere en gewelddadigere konfrontaties. De staten die nu de handen ineen slaan om de Derde Wereld te verslaan zullen morgen tegen elkaar vechten over de plunderingen, de kosten en de nieuwe krachtsverhoudingen.
Voor links bestaat de tweevoudige uitdaging van de militarisatie erin weerstand te bieden aan de eerste golf van het door de staat en de massa-media op gang gebracht chauvinisme. En om zich voor te bereiden op de tweede ronde, die bestaat uit teleurstelling en ontevredenheid op massa-schaal als de kosten van oorlogen oplopen en de konfrontaties dichterbij huis komen.
De 70-er en 80-er jaren zagen, vooral na de teloorgang van de Sovjet-Unie als wereldmacht, de opkomst van een driezijdige machtsstructuur, die haar basis heeft in de drie belangrijkste kapitalistische landen - Duitsland, de VS en Japan. Economische concurrentie en conflicten over de wereldheerschappij werden meer en meer zichtbaar in handelsonderhandelingen. De oorspronkelijke visie van een nieuwe wereldorde van samenwerking in de gezamenlijke ontdekkingsreis in de Derde Wereld en Oost-Europa maakten plaats voor een geleidelijke opkomst van concurrerende regionale blokken: Azië onder Japanse heerschappij, Europa onder Duitse en de beide Amerika's onder VS-overheersing.
Maar in deze wereld van inter-imperialistische marktruzies nemen de VS een ondergeschikte positie in. Haar 'concurrentie-voordeel' berust op haar militaire en ideologische apparaat, niet op haar produktiestructuur. Washington wil een op militaire kracht gebaseerde hegemonie, in een bondgenootschap met rentenierende Derde Wereldlanden (Saoedi-Arabië) en andere politieke klanten die van haar militaire apparaat afhankelijk zijn. Doel ervan is Duitsland en Japan onder druk te zetten om VS-tekorten te betalen en zich terug te trekken uit VS-markten. Dat bleek tijdens de Golfoorlog.
Duitsland en Japan zijn het niet eens met deze visie, waarin de 'Nieuwe Wereldorde' gebaseerd is op militaire kracht. Als de internationale concurrentie tussen de regionale centra groeit zullen ze de uitbuiting van 'hun eigen' regio's vergroten. Dus: Duitsland buit het Oosten uit, de VS promoten de leer van 'de vrije markt' om markten in Latijns-Amerika over te nemen. En Japan versterkt haar banden met Aziatische markten en grondstoffenleveranciers, terwijl het investeringen terugtrekt uit de VS ten gunste van Azië.
De militaire macht, invloed en druk van de VS waren direct en indirect betrokken bij de gewelddadige verovering van de macht door neo-liberale regiems in Latijns-Amerika. In Midden-Amerika betaalden de VS de doodseskaders en het leger in El Salvador, ze trainden de moordmachine in Guatemala en organiseerden en leidden de Nicaraguaanse contra's. In Argentinië, Chili, Uruguay en Brazilië werd soortgelijke steun verleend: neo-liberale regiems en economieën werden die landen opgelegd met geweld, niet omdat nationalistische Keynesiaanse of socialistische politiek faalde.
De militair-ideologische capaciteit van de VS was effectief in de vormgeving van de neo-liberale contrarevolutie. Maar er bestaat een enorme kloof tussen deze militaire en economische macht en de gelijktijdige economische onmogelijkheid van de VS om levensvatbare economieën op te bouwen. De tegenstrijdigheid is zelfs op kleine schaal overduidelijk. In Grenada stagneert de economie, de werkloosheid ligt boven de 30 procent en nieuwe investeringen blijven uit. In Nicaragua en Panama is het beeld hetzelfde. Grofweg gezegd: de VS wonnen de 'Koude Oorlog' in Oost-Europa, terwijl ze de daarop volgende economische concurrentiestrijd verloren van haar concurrenten.
post post-industrieel tijdperk
Nog een breekpunt in de negentiger jaren: de crisis van juist die 'post-industriële' economieën, die geschapen werden tijdens de tientallen jaren durende 'herstructurering' van het kapitalisme. In tegenstelling tot de optimistische voorspellingen van de ideologen van 'het post-industriële tijdperk', die beargumenteerden dat de kapitalistische crisis iets van het verleden was met de vooruitgang van 'de diensten-economie' en de 'hightech', bewegen de westerse economieën zich richting negatieve groei en gooien ze miljoenen mensen in de dienstverlenende sectoren, yuppies, investerings- en vastgoedmakelaars op straat, terwijl het aantal bankfaillissementen recordhoogtes bereikt.
De ideologen van 'het post-industriële tijdperk' zagen volledig over het hoofd dat 'hightech' geen onafhankelijk economische factor is maar volledig afhankelijk van speculatie. Ze realiseerden zich niet dat het 'geherstructureerde' 'diensten'-kapitalisme nog steeds berust op de produktie van werkelijke goederen en sociale voorzieningen. Echter, de uitbreiding van speculatieve diensten voltrok zich op een krimpende produktieve basis, waarbij speculatie uiteindelijk zichzelf voedde - kopen en verkopen van ondernemingen zonder acht te slaan op hun produktieve waarde, terwijl de capaciteit van producenten om te consumeren en te produceren ondermijnd werd.
Het is ironische rechtvaardigheid dat het door de liberalen geschapen systeem haar eigen kinderen verslindt. De eerste slachtoffers van deze crisis zijn juist die 'nieuwe rijken' - speculanten en yuppies- die verantwoordelijk waren voor het ontslag van arbeiders en het op straat zetten van huurders. Preciezer: in deze eerste crisis van de post-industriële economieën kan de in elkaar klappende 'diensteneconomie' nergens op terug vallen, behalve op de staat, die wat betreft inkomsten drooggebloed is en zware schulden heeft als gevolg van de in hoge mate kunstmatige groei van de afgelopen tien jaar. De financiële-vastgoed-diensten-economie heeft de industriële basis, nodig voor herstel, ondermijnd.
Niet alleen zijn post-industriële economieën onderhevig aan periodieke crises, maar de waarschijnlijkheid van lange, diepe recessies is groter dan tijdens eerdere crises van de industriële maatschappij. Bovendien betekenen de toenemende internationale banden tussen de belangrijkste financiële sectoren dat de crisis er een op wereldschaal zal zijn, waardoor iedere staat (vooral Japan en Duitsland) gedwongen zal worden om barrières op te richten en pogingen in het werk moet stellen om de effecten van de crisis, afkomstig uit de meest 'post-industriële landen (Groot-Brittannië en de VS) af te zwakken.
Op korte termijn zullen uit de boot gevallen yuppies, geheel in lijn met hun aard, hun problemen individualiseren en proberen individuele oplossingen te vinden. De crisis van het post-industriële kapitalisme echter voegt renteniers, huizenbezitters en hooggeschoolde technici toe aan de grote aantallen vroeger industriële arbeiders, immigranten, minderheden en vrouwen die het slachtoffer werden van de eerdere kapitalistische herstructureringen. Het groeiende aantal benadeelde sociale klassen, heeft een zeer ingewikkelde en tegenstrijdige polarisatie tot stand gebracht.
De uitdaging voor links begint met het begrijpen dat het neo-liberalisme nieuwe lagen heeft geschapen. En dat er diverse conflicthaarden ontstaan: over werk, huisvesting, krediet en konsumentengoederen. De moeilijkste opgave zal zijn een programma te ontwikkelen, dat de slachtoffers van de eerste crisis samenbrengt met de vroegere slachters, die geslachtofferd werden door de tweede golf herstructureringen. De programmatische uitdaging bestaat eruit een alternatief uit te werken, dat zowel een terugkeer naar als het herstel van de 'diensteneconomie' en een terugkeer naar de eerdere hoogvervuilende industriële maatschappij vermijdt. Dat betekent het uitwerken van een programma dat hightech koppelt met een weinig vervuilende produktieve industrie.
belang van bewegingen voor directe actie
Nog een crisis van de 90-er jaren bestaat in de afnemende legitimiteit van gekozen regiems. Deze regiems, die zich verbonden hebben met de wereldwijde neo-liberale politieke economie, hebben de kiezers in het Oosten en Westen, het Noorden en het Zuiden in vergaande mate van zich vervreemd.
Bij de laatste Congresverkiezingen in de Verenigde Staten was de opkomst slechts 36 procent. In Hongarije en Polen, de zogenaamde nieuwe democratieën, stemt op dit moment slechts een minderheid, omdat de politiek van de elite de bevolking gruwelijk straft. In Colombia is de opkomst lager dan 25 procent, bij de volledig corrupte Mexicaanse verkiezingen lager dan 30 procent. De hele regio toont een dergelijk beeld.
Vervreemding van de kiezer is ook duidelijk zichtbaar in West-Europa, waar de verschillen tussen traditioneel links en de konservatieven vervlakken tot een neo-liberaal programma terwijl de Communistische Partijen kleiner worden door hun onvermogen om antwoorden te formuleren op de crisis. Voetbalwedstrijden krijgen meer aandacht dan politieke campagnes: ze leiden af van de teleurstellingen in de politiek, de economische onzekerheden en de moeilijkheden die de bittere erfenis zijn van de politiek van de elite.
Meer en meer kun je horen en lezen dat mensen gekozen regeringen 'niet hetzelfde' als democratie vinden. Zelfs burgerlijke sociale wetenschappers 'leggen uit' dat het 10 tot 20 miljoen dollar kost om in de VS als senator gekozen te kunnen worden. De kloof tussen de electorale politieke elite (en hun media en academische publicisten) en de bevolking wordt breder, vooral als het gaat om jongeren die de zwaarste klappen van de crisis krijgen en geen enkele partij voor hun belangen zien opkomen.
Bewegingen van directe actie ontstaan om de post-industriële crises, de dreiging van militarisering en de neo-liberale contrarevolutie te lijf te gaan. Onder deze bewegingen, die zich inzetten voor uitbreiding van de rechten van de uitgestotenen, zijn bewegingen van vrouwen, die zich te weer stellen tegen het neo-liberale offensief dat hun afhankelijk vergroot, hen berooft van rechten op sociale zekerheid en hen op de pornomarkt als koopwaar behandelt. Het gaat ook om milieubewegingen die vechten tegen de milieu-onvriendelijke marktwerking.
Deze bewegingen maakten grote vooruitgang op omstreden punten en dwongen ecologische en sociale hervormingen af. Maar in de loop van de jaren '80 werd duidelijk dat deze veranderingen omkeerbaar waren. De zogenaamde democratische revoluties in Oost-Europa voerden verslechteringen door wat betreft het zwangerschapsverlof, het recht op abortus en kinderopvang als onderdeel van hun project van herstel van het kapitalisme en concurrentie om westerse investeringen. En bijvoorbeeld in de VS worden beperkingen op energie-exploitatie, om milieu-redenen ingesteld, afgeschaft, terwijl de politiek van ecologische plundering terugkeert.
de weg naar de staatsmacht
Zeker: de politiek van de bewegingen om druk uit te oefenen was een goed vertrekpunt. Maar het was niet genoeg: ze besteedde geen aandacht aan het onderwerp 'staatsmacht'. Zeer duidelijk was dat te zien bij het Oostduitse Neues Forum, dat er niet in slaagde om de anti-stalinistische beweging van 1989 om te vormen tot een beweging om de macht over te nemen. Dus trokken de Westduitse politieke machines binnen, marginaliseerden de beweging en namen de staat over.
Op zijn best bevatten de bewegingen kiemen van een nieuwe macht: volksvergaderingen, directe verkiezingen en openbaar debat. Bewegingen ter linkerzijde hebben mogelijkheden zonder weerga, die tegelijk een gigantische uitdaging vormen. Ze moeten het gat vullen tussen de neo-liberale electorale klasse en de vervreemde meerderheid, die het electoraal allemaal niets meer kan schelen. Ze moeten bewegingen en organisaties opbouwen die gebieden, bedrijven, gemeenschapsvoorzieningen en grond controleren.
De weg van de directe actie naar de staatsmacht bestaat uit de vermenigvuldiging van plaatselijke volksvergaderingen die zich bezig houden met de onmiddellijke belangen van de mensen. De toekomst van op de volkswil gebaseerde sociaal-economische veranderingen ligt niet in parlementsverkiezingen, gegeven het elitaire karakter ervan en de controle die erover uitgeoefend wordt. Een politiek van bewegingen, die zich alleen richt op verkiezingscampagnes heeft geen toekomst. Directe actie ter verdediging van een bepaald plaatselijk punt heeft dat ook niet. De toekomst van bewegingen moet liggen in de schepping van autonome electorale macht, die geworteld is in en gekoördineerd wordt met nationale bewegingen voor directe actie - repetities voor de schepping van een nieuwe staatsmacht, die gevoelig is voor de burgermaatschappij.
De desintegratie van de burgermaatschappij is tegelijkertijd een crisis en een uitdaging. Het neo-liberale offensief heeft in Afrika geleid tot een lagere levenstandaard dan die tijdens de onafhankelijkheid. In Latijns-Amerika is de achteruitgang tastbaar als je miljoenen vluchtelingen op elkaar gepakt ziet wonen in de krottenbuurten rond de steden. Het zijn de slachtoffers van de counterinsurgency-oorlogen en de export-gerichte landbouw. Legers van armen vallen de straten en de pleinen binnen. Ziektes uit de 19e eeuw als cholera, gele koorts, malaria en tuberculose tieren welig als gevolg van de bezuinigingen op gezondheidszorg, onderwijs en infrastructuur.
De desintegratie van de gezondheidszorg en de toename van epidemieën in Peru, Brazilië en elders, terwijl de westerse media en landen nagenoeg zwijgen over hun eigen verantwoordelijkheid, is deel van een algemeen probleem: de bewuste desensibilisering van de westerse wereld wat betreft haar verantwoordelijkheid voor de epidemieën en massamoorden in de Derde Wereld. De 80-er jaren kunnen als keerpunt beschouwd worden. Daarvoor bewees de Westerse publieke opinie in ieder geval nog lippendiensten aan militaire schendingen van de mensenrechten in Latijns-Amerika en de honger in Afrika. In de 80-er jaren werd het Westers publiek langzamerhand gewend gemaakt aan massamoorden door pro-Westerse (meestal pro-VS-) regiems.
De nieuw-gekozen regiems hebben de moordmachines niet ontmanteld. Eerder hebben ze hen van een pseudo-legitimatie voorzien en laten ze eerdere en huidige misdaden onbestraft. De morele desintegratie van het Westen en de toestemming voor de misdaden tegen de mensheid in Midden-Amerika was de voorbode van de actieve medeplichtigheid aan de massa-bombardementen op de steden van Irak.
Liberalen, sociaal-democraten en christen-democraten hebben hun morele verantwoordelijkheid begraven door hun medeplichtigheid aan de massa-terreur in de Derde Wereld. Dit morele vacuüm verschaft links nieuwe kansen en uitdagingen door te vechten tegen de aanvaarding van de bureaucratische routine van massa-moorden. Links moet het geweten van de bevolking informeren en nieuwe morele normen ontwikkelen. Mensen voelen dat ze belogen worden over Midden-Amerika en het Midden-Oosten, ook al kunnen ze de lijken niet ruiken of de uitgestoken ogen niet zien.
het post-fordisme voorbij
Terwijl het neo-liberale model in elkaar stort is de strategie van de heersende klasse zich af te zonderen van de rest van de maatschappij. Intussen gebruikt het massa-spektakels en overzeese oorlogen om de massa's af te leiden en aan te moedigen hun agressie te uiten. Maar zelfs hier worden de massa-spektakels straatoorlogen. Soldaten ontwikkelen een sterk haatgevoel als ze terugkeren naar de armoede thuis in de ghetto's nadat ze de rijken gediend hebben. En media-propaganda verliest haar effectiviteit als ze te vaak herhaald wordt.
Zo ontstaat de dialectiek van oppositie. Maar in tegenstelling tot wat Marx verwachtte zal de maatschappij van de georganiseerde producenten (socialisme) niet ontstaan door de 'socialisatie' van de huidige kapitalistische economie. Wat voor band hebben de miljoenen, die door het speculatie-kapitaal van huis en haard verdreven zijn, met de aandelenmarkten, overnames van industrieën en kantoorgebouwen? Het socialisme kan niet ontstaan uit een kapitalisme dat de producenten op zichzelf terugwerpt, gemeenschappen vernietigt en passiviteit en individueel geweld veroorzaakt.
In een economie van plundering bestaat weinig waaruit een nieuwe maatschappij opgebouwd kan worden. Organisatie en strijd moeten daarbuiten beginnen, in de straten, de volksvergaderingen en de gemeenschappen die de instellingen van plundering omsingelen, waar hun overname voorbereid kan worden door hen en de hen omringende 'opgeklopte lucht'-industrie (advocaten, publicisten, markt- en PR-experts, etc.) het vuur aan de schenen te leggen.
De betekenis van het marxisme is daarom dat het zich moet blijven baseren op de notie van klasse-uitbuiting en klassenstrijd. Ik suggereer hier dat 'klassen' en 'klassenstrijd' historisch en sociaal bepaald worden en specifiek zijn voor iedere fase in of type van kapitalisme. In de huidige fase spelen arbeiders- en kapitalistenklassen samen met een massa ontwortelde jongeren de hoofdrol, - met een specifieke sexen-, leeftijds- en rasseninhoud - die gekonfronteerd worden met een concentratie 'fictief' (dwz. niet gebaseerd op produktie) kapitaal.
Dit 'klassenconflict' vindt niet plaats in ieder bedrijf, maar in de hele maatschappij. Het is een totaalgevecht in die zin dat de overleving van 'fictief' kapitaal niet gebaseerd is op de uitbuiting van gezonde, goed-opgeleide arbeiders, zoals het geval was in het industriële kapitalisme, maar op de voortdurende en groeiende marginalisatie ervan (en misschien in het meest extreme geval: op hun fysieke uitschakeling).
Om bruikbaar te zijn moeten de marxistiese concepten de nieuwe realiteiten van het geherstructureerde kapitalistische klassensystemen herkennen en in zich opnemen. Het concept 'klassenstrijd' moet verdiept worden, het moet kijken naar nieuwe conflictsituaties en nieuwe strijdorganisaties. Terwijl vakbonden en kiespartijen voortkwamen uit een industriële structuur, zijn sociaal-politieke bewegingen - die een grotere sociaal-culturele heterogeniteit weerspiegelen - het best in staat tegemoet te komen aan de behoeftes van nieuwe gevechten.
Als vastgoed-belangen grond van de armen nodig zeggen te hebben, trommelt de uitvoerende macht het leger en de politie op. Daarna komen de bulldozers. Tegen verkiezingstijd is de buurt een nieuwe parkeerplaats. Tegen de tijd dat het Congres een onderzoek instelt staan er kantoorgebouwen en luxe appartementen. In toenemende mate kan harde actie door de uitvoerende macht alleen beantwoord worden met collectieve directe actie van de bewegingen.
voor een marxistisch alternatief
De wereld die het resultaat is van het neo-liberale model, lijkt minder op de liberale utopia van John Stuart Mill dan op de 'oorlog van allen tegen allen' van Hobbes. Het marxistisch alternatief voor zo'n wereld moet zich baseren op drie pilaren, die samenhangen, maar ook op gespannen voet met elkaar staan.
Ten eerste zijn dat sociaal-politieke bewegingen van de ontheemden en de marginalen (dwz. krakers). Hun betrokkenheid en belangen kunnen alleen door directe actie gewonnen en verdedigd worden. Ten tweede zijn dat politieke partijen en vakbonden, die verbonden zijn met arbeiders en kantoorpersoneel uit de industrie en ambtenaren, die mee kunnen doen met industriële acties en verkiezingen. Tot slot gaat het om internationalistische bewegingen van milieu-activisten, vrouwen, homo's en solidariteitsgroepen, die deels een overlap hebben met en deels zwenken tussen beide voorgaande groepen door de aard en stijl van hun politiek.
De eerste groep heeft de meest revolutionaire stijl van politiek bedrijven, maar het probleem ervan is continuïteit. De tweede heeft continuïteit en ingebouwde solidariteit maar neigt ertoe opgenomen te worden in routinematige oppositiecircuits. De laatste heeft continuïteit en is strijdbaar, maar laat een samenhangende revolutionaire strategie achterwege ten gunste van sectoriële eisen en een politiek van druk uitoefenen. De uitdaging voor links bestaat erin om tegelijkertijd de bewegingsloosheid van de op verkiezingen gerichte partijen te overstijgen, directe actie op te bouwen op plaatselijk, landelijk en internationaal niveau en een revolutionaire opvatting over macht over te brengen op de sociale bewegingen.
Waarom praten over revolutie in tijden van contrarevolutie? Omdat de opvattingen van het neo-liberalisme op drijfzand gebaseerd zijn. Omdat de objectieve werkelijkheid voorwaarden voor konfrontaties schept. Waarom 'revolutie' en geen 'hervormingen'? Omdat we niet gekonfronteerd worden met een plaatselijke oorlog, een incidentele leugen of een weinig voorstellende racist, maar met een structureel conflict dat de grenzen overschrijdt en een hele historische periode bepaalt.
Vandaag de dag moet je revolutionair zijn om rationeel te zijn. Dat houdt in weerstand bieden aan het irrationele dat praat over intelligente bommen die duizenden vermoorden. Dat beweert militaire doelen te vernietigen terwijl het hele steden verwoest. Dat doodseskaders financiert om in naam van de Westerse democratie een kwart miljoen boeren in Midden-Amerika te vermoorden. Dat haar media overspoelt met militaire strategieën, doelen en strafmaatregelen, waardoor de cultuur gemilitariseerd wordt en miljoenen mensen omvormt tot reflexmatige vlaggenzwaaiers.
Solidariteit, beweging, actie en de moed om rationeel te blijven, dat betekent vandaag de dag revolutionair zijn. De oude maatschappij sterft en dreigt ons in haar val mee te slepen. De nieuwe maatschappij vecht om geboren te worden.
Dit artikel verscheen in het september/oktobernummer van 'Against The Current'. Dit Amerikaanse blad wil discussies tussen activisten en serieuze wetenschappers ter linkerzijde stimuleren. Het blad staat voor 'socialisme van onderop, voor een revolutionaire, op de arbeidersklasse gebaseerde, multinationale, multi-raciale, feministische en anti-bureaucratische socialistische beweging'. In de redactieraad van ATC zitten onder andere: Perry Anderson, Noam Chomsky, Stephanie Coontz, Ernest Mandel, Ralph Miliband, James Petras, Hillel Ticktin en Ellen Meiksins Wood.
Wim Baltussen, redacteur van 'Klassenstrijd', vertaalde en bewerkte dit artikel.