-
31 oktober 2023
Valt er wat te vieren..? 1923 - 2023: honderd jaar Frankfurter Schule
Het Institut für Sozialforschung
Dit jaar is het precies honderd jaar geleden dat in Frankfurt het Institut für Sozialforschung (letterlijk: Instituut voor Sociaal Onderzoek) werd opgericht. Het instituut met zijn theorievorming raakte beter bekend als de ‘Frankfurter Schule’, een etikettering waar de betrokken wetenschappers zich niet altijd in konden vinden, maar die niettemin toch voor de wereldwijde bekendheid van het instituut zorgde.
€
Oprichters waren Felix José Weil (foto boven) en Friedrich Pollock waarbij het vooral de vader van Felix, Hermann Weil, was die als vermogend graanhandelaar in Argentinië voor het financiële fundament zorgde. Zijn jarenlange giften zorgden ervoor dat het instituut kon blijven voortbestaan in een periode dat de Duitse samenleving – kort na het debacle van de Eerste Wereldoorlog – wel iets anders aan zijn hoofd had dan discussiëren over maatschappijinrichting. Daarnaast vreesden de initiatiefnemers dat wanneer hun instituut afhankelijk zou worden van regeringsbijdragen, zij hun onafhankelijkheid als onderzoekers zouden verliezen en dus was het Argentijnse kapitaal ondanks twijfels over het karakter van de wereldhandel vanuit dat land, zeer welkom. In zijn voorwoord bij het verschijnen van de studie van Martin Jay naar de geschiedenis van de Frankfurter Schule (1) schrijft Max Horkheimer, die van 1931 tot 1962 directeur van het instituut was, bovendien: ‘Al tegen het eind van de jaren twintig, zeker in het begin van de jaren dertig, waren we overtuigd van de waarschijnlijkheid van een nationaalsocialistische overwinning, maar evenzeer van het feit, dat die alleen bestreden kon worden door revolutionaire acties. Dat er een wereldoorlog voor nodig was voorzagen we in die tijd nog niet. Wij dachten aan een opstand in ons eigen land en daardoor kreeg het marxisme zijn beslissende betekenis voor ons denken.’
Aanzet
De aanzet tot de oprichting van het instituut vond plaats in de zogeheten Erste Marxistische Arbeitswoche die in de zomer van 1922 plaatsvond. Die discussieweek had tot doel om alle verschillende linkse stromingen die toentertijd in de Republiek van Weimar voor veel onderlinge conflicten en chaos zorgden, tot een marxistische eenheid te smeden. Het geplande vervolg op die discussieweek ging niet door omdat Felix Weil, die de week organiseerde, het plan opvatte om een meer blijvende instelling op te zetten. Friedrich Pollock en Max Horkheimer, beiden geïnteresseerd in filosofie en economie, ondersteunden dit plan zodat niet veel later en met financiële steun dus van de familie Weil, tot de oprichting van het instituut werd besloten.
Centrale doelstelling van het instituut was het doorgronden van de westerse (en vooral Duitse) samenleving in al zijn facetten, bepaald als deze was door de macht die de economie (lees: het kapitalisme) over het functioneren van de maatschappij had gekregen.
Mochten de voorwaarden voor het bedrijven van onafhankelijk maatschappelijk onderzoek daarmee voor een belangrijk deel zijn geschapen (tot de machtsovername van Hitler en zijn NSDAP in 1933 ervoor zorgden dat het instituut zich alsnog genoodzaakt zag naar het buitenland te verhuizen), de zo verkregen autonomie droeg natuurlijk wel het gevaar van isolement in zich. Martin Jay stelt in zijn studie over dit risico: ‘Een van de voornaamste stellingen van dit boek zal zijn dat de betrekkelijke autonomie van de mensen die de zogenaamde Frankfurter Schule van het Institut für Sozialforschung vormden, weliswaar bepaalde nadelen had, maar toch een van de voornaamste oorzaken was van de theoretische prestaties die hun samenwerking opleverde.’
Hij wijst daarbij met name op de jaren na de Tweede Wereldoorlog, toen het instituut naar Frankfurt terugkeerde en het vooral Herbert Marcuse (2) was die met het gedachtegoed van de ‘Kritische Theorie’ (3) succesvol aan de weg timmerde.
Bouw, verwoesting en herbouw instituut
3 februari 1923 is de officiële oprichtingsdatum van het Institut für Sozialforschung en in maart van datzelfde jaar werd met de bouw van het instituut zelf begonnen. Het gebouw, aan de Victoria Allee 17 in Frankfurt, kwam in juni 1924 gereed en werd op de 22e van die maand officieel geopend.
In de tussenliggende tijd was al wel begonnen met het studiewerk, zij het op geïmproviseerde wijze en voorlopig ondergebracht in enkele zalen van het Senchenberg Museum van Natuurwetenschappen. Het nieuwe gebouw, op het terrein van de plaatselijke universiteit (4), bood ruimte aan een leeszaal, vier werkgroepenkamers, zestien kleinere werkkamertjes en een bibliotheek met ruimte voor 75.000 boeken. Ontworpen volgens de in die tijd in zwang zijnde Nieuwe Zakelijkheid straalde het gebouw van vijf verdiepingen bepaald geen vrolijkheid uit.
Door oorlogsgeweld zwaar beschadigd werd het gebouw niettemin volgens het oorspronkelijke ontwerp herbouwd en in 1951 heropend. Directeur was nog altijd Max Horkheimer die dat bleef tot 1962 en in dat jaar werd opgevolgd door Theodor W. Adorno die dat tot kort voor zijn dood in 1969 bleef. De huidige directeur van het instituut is Stephan Lessenich die op 1 juli 2021 aantrad. Het instituut maakt net als in de beginjaren deel uit van de universiteit van Frankfurt.
Het gebouw is vrij toegankelijk en voor een afspraak te bereiken via de website www.ifs.uni-frankfurt.de.
Leidende beginselen
Het interbellum in Duitsland, de periode dus tussen het echec van de Eerste Wereldoorlog en de machtsgreep van Adolf Hitler en zijn NSDAP en de daaruit voortkomende Tweede Wereldoorlog, kende drie dominante maatschappelijke stromingen: het liberalisme, het staatssocialisme en de historische school (5). De Kritisch Theorie van de ‘Frankfurters’ was marxistisch georiënteerd. Niet het dogmatisch marxisme zoals in Rusland na de machtsovername door Lenin en zijn bolsjewieken in 1917 en dat later door Stalin steeds meer een autocratisch en despotisch karakter kreeg, doch daarentegen een marxisme dat de tijdelijkheid van maatschappelijke situaties benadrukte. Dat uitgangspunt gold evenzeer voor de studieresultaten binnen het instituut zelf. Niet het zoeken naar eeuwige wetten was daarbij het leidende beginsel, maar het inzicht dat maatschappijtheorie zich dient te ontwikkelen op basis van op dat moment geldende invloeden en stromingen. Weliswaar vanuit de gedachte aan een meer wenselijke maatschappijvorm (vrij van discriminatie bijvoorbeeld), maar niet als een eindpunt. Wel verzamelde het instituut vanuit zijn marxistische achtergrond al het materiaal wat maar te vinden was over de ‘de arbeidersbeweging’, daarbij benadrukkend dat het eenieder vrijstond om er in het instituut kennis van te nemen, daarmee een zekere neutraliteit aangevend. Maar neutraal ook in die zin dat het instituut zich niet wenste te verbinden, laat staan te conformeren, aan linkse politieke partijen of stromingen. Wel heeft het instituut in latere jaren het verwijt gekregen te lang te hebben weggekeken van de autoritaire en repressieve ontwikkelingen binnen de toenmalige Sovjet-Unie. Pas toen daar ‘de macht aan het proletariaat’ in traditionele zin definitief plaats had gemaakt voor ‘staatscommunisme’, gaven de wetenschappers binnen het instituut de hoop op een werkelijk revolutionaire ontwikkeling binnen het Russisch staatsbestel op en werd de Russische staatsinvulling van communisme eveneens onderwerp van kritiek vanuit het instituut (6).
Het instituut emigreert
De snelgroeiende macht van de NSDAP en de door deze partij uitgedragen haat jegens alles wat links en Joods was, deed het instituut besluiten om in elk geval het werkkapitaal elders dan in Duitsland te stallen en niet af te wachten tot de nazi’s daar beslag op zouden leggen. Nederland als neutraal land leek een veilige plek en in 1931 werden de financiën naar Amsterdam overgeheveld. Maar daar bleef het niet bij. Om beslaglegging op het gebouw en arrestaties voor te zijn, werd besloten om een filiaal te openen in het eveneens neutrale Zwitserland, waar het instituut in 1933 onderdak vond in Genève.
Inmiddels was het Zeitschrift für Sozialforschung opgericht waarin de medewerkers essays publiceerden en dat nog jarenlang het gezicht van het instituut zou blijven. Ook had zich een kerngroep van wetenschappers geformeerd waarvan Max Horkheimer, Theodor W. Adorno, Herbert Marcuse, Erich Fromm en Walter Benjamin (en na de oorlog Jürgen Habermas) de, in Nederland althans, bekendste namen werden.
Op 30 januari 1933 kwam Hitler aan de macht en nog geen twee maanden later werd het instituut op last van de nazi’s ‘wegens vijandige neigingen jegens de staat’ gesloten. De 60.000 boeken van het instituut werden in beslag genomen. Het kantoor in Genève werd nu het nieuwe instituut onder de naam Société Internationale de Recherches Sociales met Max Horkheimer en Friedrich Pollock als de twee voorzitters. Maar helemaal Zwitsers was het instituut daarmee niet, want ook in Londen en Parijs waren door sympathiserende wetenschappers filialen opgezet, zodat het instituut nu een bijzonder internationaal karakter had. Het antisemitisme kreeg echter ook steeds meer voet aan de grond in Zwitserland en de leden (de meeste kerngroepsleden van het instituut waren Joods) voelden zich steeds minder thuis in Genève. Dus werd besloten om naar een nieuw onderkomen te zoeken waarbij de Amerika als aantrekkelijke vestiging in beeld kwam. In juni 1934 reisde Horkheimer voor een oriënterend bezoek naar de VS en werd hem tot zijn grote verrassing aansluiting aangeboden bij de Columbia University in New York. En zo emigreerde het instituut opnieuw, nu naar het kapitalistische Amerika waar het tot 1949 werkzaam zou blijven als het Institute for Social Research (ISR) en zich in de eerste jaren – hoe kan het ook anders – voornamelijk zou richten op onderzoek naar het ontstaan van de zo toonaangevende autoriteitsgevoeligheid in de Duitse samenleving, met als kernpunt de historische relatie tussen autoriteit en gezin (7).
Richtte het onderzoek van het instituut zich dus in de beginjaren op de analyse van de sociaal-economische onderbouw van de burgerlijke samenleving in Duitsland, na 1930 verschoof het accent naar wat de culturele bovenbouw wordt genoemd: de invloed van wat Marx als ‘het maatschappelijk zijn’ omschreef op het individuele bewustzijn van de burger. Pas in de jaren 40 zou het onderzoek zich met name richten op de opkomst van het antisemitisme in Duitsland.
Kritische Theorie
‘Vanouds heeft Verlichting (8), in de meest omvattende zin van voortschrijdend denken, het doel nagestreefd bij de mensen de vrees weg te nemen en hen als heer en meester te laten optreden. Maar de volledig verlichte aarde straalt in het teken van triomferend onheil.’ (9)
Het meest bekende werk van de Frankfurter Schule is de door Adorno en Horkheimer gezamenlijk geschreven essaybundel Dialektik der Aufklärung, in het Nederlands bekend geworden als Dialectiek van de Verlichting (10).
De bundel grijpt terug op de idealistische stroming die in de 18e eeuw inzette (met in Nederland Spinoza als bekende vertegenwoordiger) die de dogma’s van de kerk en het bijgeloof onder de mensen afwees door een beroep te doen op de rede, het verstand. Feiten dienden het denken en de besluitvorming te bepalen, niet tradities en religie. De wetenschap was het redmiddel en het vertrouwen op logica de basis. Adorno en Horkheimer leggen uit hoe deze stroming in zijn tegendeel kon verkeren: de rede maakte zich los van emotie en authenticiteit en is als ‘het nieuwe denken’ bepalend geworden tot in het heden: slechts de feiten tellen, de economie en al het menselijk leven zijn in geld en getallen omgezet. En omdat in de heersende economie stilstand als achteruitgang wordt beschouwd (een adagium dat ook terugvoert op het tijdvak van de Verlichting) is de maatschappij tot op de meest intieme terreinen ‘verdinglijkt’ (verdinglicht, zoals Adorno die ontwikkeling noemt) en is eeuwige groei de dominante factor geworden (11). De zogeheten cultuurindustrie (eveneens een term uit de Kritische Theorie) is daar een van de desastreuze gevolgen van wat het culturele leven in het Westen betreft (12).
Terugkeer Institut für Sozialforschung naar Frankfurt
Bij het nauwkeurig en indringend beschrijven van de maatschappelijke ontwikkelingen in Amerika en West-Europa werd de Kritisch Theorie geboren, maar ondanks dat het merendeel van de leden van de Frankfurter Schule in de VS een nieuwe bakermat vond, bleef de voertaal tussen hen, maar ook in het Zeitschrift für Sozialforschung, Duits. Dat had tot het verrassende gevolg dat toen het instituut in dezomer van 1946 door het stadsbestuur van Frankfurt werd uitgenodigd naar die stad terug te keren, het tijdschrift binnen Duitse intellectuele kringen al een zeer gewilde uitgave was. Niettemin weigerde Horkheimer in eerste instantie om te remigreren, vooral omdat een aantal studies in de Verenigde Staten nog niet was afgrond. Maar op 13 juli 1949 was het toch zover en werd de leerstoel voor sociologie en filosofie hersteld. Niet als tegemoetkoming in het kader van de ‘Widergutmachung’, zoals Horkheimer benadrukte, maar om díe Duitsers te eren die de moed hadden gehad zich tegen het nazidom te verzetten. In 1951 kwam het nieuwe onderkomen van het instituut gereed en konden personeel, boeken en archieven weer in de bakermat van het instituut worden ondergebracht.
Valt er wat te vieren?
De onderzoeksdoelen, zo vermeldt het huidige Institut für Sozialforschung (IfS) op zijn website, zijn weliswaar aangepast aan de dynamiek van de huidige tijd, maar vormen nog altijd de uitgangspunten van de Kritische Theorie door de overheersende sociale en politieke omstandigheden te confronteren met de niet gerealiseerde mogelijkheden. Bovendien geldt het instituut ook in navolging van zijn oprichters in de jaren 20 van de vorige eeuw, als een studie- en discussieplek voor de verschillende wetenschappelijke disciplines die de uitgangspunten van de Kritische Theorie onderschrijven.
Ondertussen echter hebben de wereldwijde overbevolking en de uitputting van wat de aarde aan grondstoffen kan opbrengen in combinatie met onbegrensd consumptiegedrag ervoor gezorgd dat de mensheid aan zijn eigen groei ten onder dreigt te gaan. Met deze waarschuwing kwam de Club van Rome weliswaar al in 1972 (13), maar inmiddels zijn we vijftig jaar verder en moet worden geconstateerd dat die grenzen ieder moment op fatale wijze dreigen te worden overschreden zonder dat daar door de wetenschap, ondernemers, regeringsleiders en bevolking nochtans op efficiënte wijze een halt aan toe wordt geroepen.
Terugblikkend op honderd jaar Frankfurter Schule moet ondanks alle inzet voorlopig toch de vraag gesteld worden of er rond dit jubileum echt wat te vieren valt.
Noten
(1) Martin Jay - De dialektische verbeelding, een geschiedenis van de Frankfurter Schule en het Institut für Sozialforschung 1923-1950 (Ambo, Baarn, 1977). De oorspronkelijke titel luidde: The dialectical imagination.
(2) Vooral het boek One Dimensional Man, Studies in the Ideology of Advanced Industrial Society, in 1964 uitgekomen bij Beacon Press, Boston, droeg in zowel de VS als in West-Europa bij aan een fundamenteel anders denken over de huidige maatschappij-inrichting. In Nederland is het werk in 1968 door Uitgeverij Paul Brand, Amsterdam uitgebracht onder de titel De eendimensionale mens.
(3) Het begrip ‘Kritische Theorie’ werd door Adorno en Horkheimer ingevoerd omdat die de lading van de interdisciplinaire werkzaamheden van het Institut für Sozialforschung beter dekte dan de term ‘Frankfurter Schule’.
(4) De Johann Wolfgang Goethe-Universiteit. Dat het instituut op het universiteitsterrein gebouwd kon worden was te danken aan het ministerie van onderwijs in de deelstaat Hessen.
(5) De zogeheten historische school in het Duitsland van de laat 19e en 20e eeuw hing de theorie aan dat individuen niet alleen handelen uit individualistisch eigenbelang, maar ook vanuit de invloed die de culturele gemeenschap op hen uitoefent met als conclusie dat individuele vrijheid weliswaar noodzakelijk is om maatschappelijk te functioneren, maar dat de staat ongewenste resultaten als ongelijkheid dient te corrigeren.
(6) Het keerpunt voor Horkheimer zouden de politieke zuiveringen in Moskou zijn geweest (ook wel de Moskouse Processen genoemd) die in de periode 1936-1938 in de vorm van showprocessen door Stalin werden geënsceneerd met het doel zijn eigen positie als leider van het land te versterken. Daarbij zijn tienduizenden van zijn voormalige aanhangers verbannen of geëxecuteerd.
(7) Het onderzoek met als titel Studien über Autorität und Familie was een gezamenlijk project van Max Horkheimer, Herbert Marcuse en Erich Fromm en verscheen in 1936.
Het essay van Horkheimer in deze studie droeg als titel Autorität und Familie en verscheen in 1970 in het Nederlands onder de titel Autoriteit en gezin bij de NVSH in Den Haag.
(8) In de oorspronkelijke vertaling staat ‘verlichting’ met een kleine ‘v’ aangegeven. Adorno en Horkheimer doelen hier echter op de periode die in de 18e eeuw inzette en die in het Nederlands taalgebruik met een hoofdletter wordt geschreven.
(9) Het hier aangehaalde citaat is de beginzin uit het essay ‘Het begrip Verlichting’ uit de bundel Dialektik der Aufklärung, een gezamenlijk project van Max Horkheimer en Theodor Adorno uit 1944.
(10) Dialektik der Aufklärung, Filosophische Fragmente verscheen in 1947 bij Querido in Amsterdam en werd in 1987 in vertaling uitgebracht door SUN Nijmegen onder de titel Dialectiek van de Verlichting.
(11) In Nederland is prof. dr. H.J.M. (Harry) Hoefnagels (1922-1990), hoogleraar normatieve maatschappijleer aan de universiteit van Nijmegen, degene geweest die in navolging van de Frankfurter Schule gewezen heeft op de gevaren van deze ideologisch bepaalde vorm van economie bedrijven. Zie bijvoorbeeld zijn boek Vooruitgang zonder groei? (Samsom Uitgeverij, Alphen aan de Rijn, 1979).
(12) De term ‘cultuurindustrie’ is afkomstig van Adorno en Horkheimer en wordt uitgewerkt in de essaybundel Dialektik der Aufklärung (1944/1947). Een uitgebreider begrip van cultuurindustrie wordt behandeld in Bewustzijnsindustrie, een term die Hans Magnus Enzensberger introduceerde in Einzelheiten I (1969). Martin Jay in zijn inleiding van The dialectical imagination (1973): ‘Het griezelige vermogen van onze cultuur om zelfs haar meest onverzoenlijke tegenstanders in zich op te nemen en onschadelijk te maken.’
(13) De Club van Rome was een groep wetenschappers aan het Massachusetts Institute of Technology die mondiale bekendheid verwierf met het in 1972 uitgebrachte rapport The Limits of Growtht: a global challenge (in het Nederlands uitgebracht als De grenzen aan de groei (Het Spectrum, Utrecht, 1972), waarin zij waarschuwden voor een dramatische terugloop van de wereldbevolking als gevolg van de uitputting van de aarde.