-
13 juni 2023
Vals dilemma
In de klimaatstrijd, in de strijd voor dierenbevrijding, in de strijd voor de redding van het leven op de planeet kom je keer op keer een keuze tegen, een dilemma. Gaan we allereerst voor gedragsverandering per individu? Of gaan we allereerst voor systeemverandering via collectieve strijd? Kiezen we er allereerst persoonlijk voor om niet meer te vliegen en geen dierlijke producten meer te gebruiken? Of is dat niet zo belangrijk, en is het vooral zaak dat we ons in groten getale naar de A12 te begeven en actie voeren voor climate justice, en dus minstens het fossiele kapitalisme als systeem aanvallen?
Het is een dilemma, maar dan toch vooral een vals dilemma, van welke twee kanten die keus ons ook wordt opgedrongen. Het dilemma is vals, in de zin van ‘verkeerd’, ‘onjuist’. Het dilemma is ook vals, in de zin van ‘gemeen’ , een truc waarmee neoliberalen zowel als eendimensionale socialisten ons op het verkeerde been proberen te zetten en hun eigen favoriete aanpak proberen op te dringen, met miskenning van andere vormen van strijd.
1.
Laat ik met de neoliberalen beginnen, met degenen die ervan overtuigd zijn dat we de milieucrisis kunnen bedwingen door als consument de betere keuzes te maken. Kiezen mensen immers milieuvriendelijk(er), dan zorgt de markt ervoor dat producenten milieuvriendelijk(er gaan produceren, en dan wordt te boel schoner. Deze redenering ziet over het hoofd dat de keuzes die mensen gepresenteerd krijgen, precies gestuurd worden door de keuzes die door bedrijven gemaakt en door regeringen ondersteund worden. We kunnen kiezen tussen auto’s op benzine en elektrische auto’s. Het tweede is qua brandstof minder erg, maar qua productie van het voertuig en de batterij nog steeds milieuverwoestend. De keus voor ‘schoon’ wordt consumenten nauwelijks geboden, gekocht moet er natuurlijk in een markteconomie wel worden.
Daar komt bij dat de markteconomie gebouwd is op dwangmatige groei. Daarmee bijt echter iedere groenere keus zichzelf in de eigen staart. Als elektrische auto’s voor half zo veel CO2-uitstoot zorgen als benzine-auto’s, maar het totaal aantal auto’s blijft verdubbelen, dan blijft de totale uitstoot van CO2 groeien. Die groei – van auto’s, van industriële productie, van vervoer, van agrarische activiteit – ondermijnt het effect van elke stap naar schonere productieprocessen. Per product wordt de zaak schoner, maar in totaliteit gaat de vervuiling maar door. Een milieu-aanpak die mensen louter als consument binnen de markteconomie aanspreekt, gaat mee met deze destructieve dynamiek. Radicale milieuactivisten die hierop wijzen, vaak voorzien van socialistische en/of anarchistische argumenten, hebben gelijk. Jazeker, het systeem is het probleem. En het is nodig om dat systeem – kapitalisme, kolonialisme, de logica van de beheersing van de niet-menselijke natuur door ‘de mens’ – aan te vallen en op te doeken. Anders wordt de wereld niet leefbaar voor al die levensvormen die nu worden bedreigd. Er is geen neoliberale individuele consumentenweg naar overleving op rechtvaardige basis.
2.
Te vaak echter trekken mensen deze conclusie door – en maken er een aanval op individuele gedragsverandering van! Te vaak doen linkse mensen bijvoorbeeld veganisten ernstig te kort door de keus om geen dierlijke producten meer te nuttigen, af te doen als puur marktconform consumentengedrag waarmee je nauwelijks wat bereikt. Zulke linkse mensen kleineren daarmee niet alleen andere – vaak zeker zo linkse, vaak zelfs aanzienlijk radicalere – mensen; linkse mensen die milieuvriendelijke consumentenkeus van tafel vegen doen ook nodeloos afstand van een wapen dat je prima kunt escaleren van individueel naar collectief verzet. Deze houding verzwakt de strijd tegen dat systeem die ze zelf zo nadrukkelijk bepleiten.
Mensen die zo’n houding innemen zien trouwens ook over het hoofd dat een consumentenboycot onder bepaalde omstandigheden wel degelijk effect kan sorteren. Neem bijvoorbeeld het nieuws dat dierenmoordbedrijf Vion onlangs bekend maakte: een slachthuis van dat bedrijf in Bad Bramstedst gaat dicht.(1) Waarom? ‘Minder mensen eten vlees en de prijs voor rundvlees blijft toenemen’. Die prijsstijging heeft weinig met diervriendelijke consumentenkeuzes te maken. Maar dat minder mensen vlees eten, kun je niet los zien van het feit dat mensen veganist – of minstens vegetariër of vleesminderaar – worden. Ja, een aanhoudende en beargumenteerde consumentenboycot heeft effect. Anders zou de dode-dieren-industrie ook niet zo’n misbaar maken over de woorden waarmee vleesvervangers worden aangeprezen. De diervernietigingsindustrie – vlees, zuivel, eieren – voelt wel degelijk iets van druk. Je krijgt via dit soort druk niet de hele diervernietiging weg. Maar bijdragen doet het wel degelijk.
3.
Gedragsverandering is trouwens sowieso niet iets puur individueels! Laat ik het argument eens uitwerken aan de hand van het veganisme. Dat omschrijf ik dan als de keus om geen dierlijk voedsel te nuttigen en de consumptie van dierlijke producten te vermijden, om de simpele reden dat niet-menselijke dieren net zo veel aanspraak kunnen maken als menselijke dieren op een leven in vrijheid dat niet nodeloos gewelddadig beëindigd wordt. Mensen staan niet boven andere dieren, er is geen rechtvaardiging om andere dieren te reduceren tot consumptieartikel. Ja, overlevingsnoodzaak kan een reden zijn om een dier te doden en op te eten. ‘Ik vind vlees lekker’ is geen overlevingsnoodzaak, ‘ik weet niet hoe ik tofu moet klaarmaken’ evenmin.
Bij deze keus voor de gelijkwaardigheid van dieren komt doorgaans het inzicht dat het produceren van dierlijk voedsel – veeteelt en dergelijke – een onevenredig beslag op water en grond legt, en voor relatief veel uitstoot van broeikasgassen CO2 en methaan verantwoordelijk is. Voor het klimaat en voor al die dieren wordt de keus om geen vlees, ei en zuivel meer te eten door gelukkig steeds meer mensen gemaakt. Die mensen worden veganist en beginnen 1 voor 1 een boycot van dierlijke producten.
Staat dit tegenover de beklemtoonde noodzaak van collectieve actie voor systeemverandering? De keus voor veganisme zoals ik die schets, is op zichzelf al door en door systeemkritisch: de dominantie van mens over de niet-menselijke natuur wordt als onrechtmatig afgewezen, net als het recht om via comsumentenkeus de wereld en al die dieren naar de bliksem te helpen. Want iemand die zegt ‘ik eet geen vlees meer, vanwege die dieren en het klimaat’, zegt feitelijk ook: ‘jij kunt beter om diezelfde reden ook geen vlees meer eten’. Iedereen die openlijk veganist wordt, doet impliciet een appel op anderen om een soortgelijke keus te maken – een systeemkritische keus.
Dat wordt dan meteen al iets sociaals. Nieuwe veganisten staan immers voor de noodzaak om dat aan familie en vrienden te vertellen, die daarmee voor de keus gesteld worden om daar wel of niet rekening mee te houden. Elke nieuwe veganist brengt hiermee sowieso al beweging aan bij tien tot vijftien andere mensen via bijvoorbeeld gesprekken op familiefeestjes. Veganist worden is een sociaal proces, al was het maar omdat eten een sociaal proces is.
4.
Het is mogelijk om deze dimensie aan te scherpen en uit te breiden. Veganisme hoef je helemaal niet tot individueel consumentengedrag te beperken. Je kunt je als veganist bemoeien met de keuzes in bedrijfs-, school- en universiteitskantines. Je kunt daar vragen om een veganistische optie. Je kunt die vraag stellen als individu, maar liever nog met een stel medestanders. Je kunt mede-veganisten zoeken en voor zo’n veganistische optie actie gaan voeren, zodat het voor meer mensen makkelijker zal worden om in ieder geval minder dierlijke producten te nuttigen. Natuurlijk kan dit verder gaan: meerdere veganistische opties als er eentje is. De boel laten kantelen ten gunste van plantaardig voedsel. Zorgen dat de menukaart zo ingericht wordt dat de veganistische opties de norm zijn, en vlees/visgerechten als iets bijzonders worden aangemerkt, in plaats van andersom zoals doorgaans. Bij voldoende steun kunnen actieve veganisten ook het uitbannen van dierlijke producten uit kantines inzet van actie maken.
Wat voor actie? Een petitie kan een begin zijn, en die kun je demonstratief aan gaan bieden. Je kunt de druk opvoeren met sit-ins, blokkades, bezettingsacties. Personeelsleden kunnen de eis van een diervriendelijke kantine meenemen als ze toch al actie voeren voor betere arbeidsvoorwaarden, er ook voor gaan staken als je aan collega’s het belang weet duidelijk te maken. Kortom: al die collectieve actievormen die we inzetten tegen andere wantoestanden kunnen gebruikt worden om de strijd tegen dierlijk voedsel vooruit te helpen. De keus tegen dierlijk voedsel is net zo min individualistisch per definitie als de keus tegen armoede dat is. Voor beide kun je gezamenlijk strijd voeren – en ook nog eens tegen dezelfde vijand en tegen hetzelfde verwoestende systeem. Het individuele aspect van veganist-worden is precies dat: een aspect, en niet meer dan dat.
Veganisten zijn zich van de sociale kant van hun keus trouwens maar al te goed bewust. Zo is er de behoefte van veganisten om anderen ervan te doordringen dat het opsluiten, doden en opeten van dieren zonder dwingende noodzaak verkeerd is. Geen veganist wil louter individueel veganist zijn: we willen immers dat het aantal mensen dat geen dierlijk voedsel nuttigt, groeit. We hopen dat het doden van dieren voor menselijke consumptie ophoudt. Hoe meer mensen weigeren klant te blijven van de veehouderij, hoe minder lonend het opsluiten, uitbuiten en doden van dieren immers wordt. Daarom zetten veganisten zich in, niet alleen om zelf geen dierlijk voedsel meer te eten maar ook om anderen daartoe aan te moedigen. Verder helpen veganisten elkaar aan recepten en aan tips, en aan morele ondersteuning in een wereld waar ze vaak als buitenbeentje worden bejegend. Veganist zijn hoef je gelukkig niet in je eentje te doen. Het idee dat veganisme en vergelijkbare ‘individuele keuzes’ puur marktgericht individualisme is, dat idee doet aan veganisten geen recht en miskent de kracht ervan schromelijk. Over dat collectieve karakter van het veganisme: er is niet voor niets een Nederlandse Vereniging voor Veganisme!(2)
5.
We kunnen de vraag, dat valse dilemma, ook van de andere kant benaderen. Okay, we ‘beginnen’ bij collectieve strijd voor systeemverandering. Uitstekend! Waar, hoe en wanneer? Demonstraties? Prachtig! Maar dat begint zonder uitzondering met een paar mensen – individuen! – die zeggen: wij willen dit. Een daarvan stapt op een of twee anderen af met een voorstel in die zin. Dan heb je een groepje initiatiefnemers. Die nodigen dan andere mensen uit om mee te doen. Hetzelfde geldt voor stakingen, straatgevechten, blokkade-acties en wat je maar aan voorbeelden van collectieve strijd kunt noemen. Haal je eens voor de geest hoe de A12-blokkades tegen fossiele subsidies zoals Extinction Rebellion die organiseert, in een jaar tijd uitgroeiden van tientallen naar meerdere duizenden deelnemers!
Hoe verliep die groei? Mensen vernamen van de blokkade, dat er zelfs mensen opgepakt werden omdat ze er alleen maar toe opriepen, mensen zagen de arrestaties op de blokkade zelf, mensen zagen de waterkanonnen. Mensen kozen: ‘Volgende keer ga ik ook!’ En ze stookten anderen op om ook mee te doen. Ze namen elkaar mee, ze trokken elkaar over de streep. Collectieve actie bestaat uit talloze individuele stappen van hoogst individuele mensen. Het collectief ‘is’ er niet. Het collectief wordt permanent gevormd, geconstitueerd en opnieuw geconstitueerd door initiatiefnemers, deelnemers, ondersteunende omstanders en ga zo maar door. Door individuen die verantwoordelijkheid nemen, zoals mensen ook verantwoordelijkheid nemen als ze dierlijke producten gaan boycotten door veganist te worden.
Dit geldt voor elke actie, en het geldt ook voor dat samenspel van acties dat nodig is om het hele systeem – van staat en kapitalisme, van patriarchaat, kolonialisme en speciesisme – omver te gooien en te beginnen er iets vrijheidslievends en solidairs voor in de plaats te zetten. Een demonstratie is een uiting van collectieve kracht. Maar die komt tot stand doordat mensen elkaar opzoeken, ondersteunen, samen gaan werken, besluiten deel te nemen, enzovoorts. Dat zijn allemaal individuele stappen van individuele mensen. Het wordt iets sociaals in de interactie van die individuen. Het is al iets sociaals omdat individuen deel uitmaken van sociale netwerken en een maatschappij. Individuen maken die systeemverandering. Ze doen dat onvermijdelijk op een of andere manier samen, in sociaal verband, als een soort van collectieve activiteit.
6.
Er is dus ook geen geen instant-collectief, geen kant en klare klasse, die wacht om tot leven gebracht te worden en alleen maar van klassenbewustzijn hoeft te worden voorzien om het systeem te veranderen. ‘Klasse’ is een aanduiding van de sociale positie die mensen in de maatschappij innemen, tegenover mensen die een andere, tegenovergestelde sociale positie innemen. Maar ‘klasse’ is geen subject van strijd. Het subject van strijd is een individu, meerdere individuen, heel veel individuen, die samen strijd op gang brengen en en daarin collectieve kracht vinden.
Zonder die individuele dimensie gebeurt er helemaal niets. Zonder dat individuen elkaar vinden en samen aan de slag gaan voor verandering, komt er van de systeemverandering die we beogen ook weinig terecht. Individuele keuze en collectieve actie zijn niet met elkaar in strijd, ze sluiten elkaar niet uit en spreken elkaar zelfs niet tegen. Individuele keuze en collectieve actie zijn allebei aspecten, dimensies van de strijd voor een andere wereld die we zo hard nodig hebben.
Noten:
(1) ‘Vion sluit Duitse vestiging wegens minder vleeseters’, Brabants Centrum, 27 mei 2023, https://www.brabantscentrum.nl/nieuws/zakelijk/50186/vion-sluit-duitse-vestiging-wegens-minder-vleeseters
(2) Nederlandse Vereniging voor Veganisme, https://www.veganisme.org/veganisme/